ECLI:NL:RBMNE:2021:4830
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bijzondere bijstand voor huurdoorbetaling tijdens detentie op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor huurdoorbetaling tijdens zijn detentie, die op 21 november 2019 was ingegaan. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd eveneens ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in detentie zat en dat de aanvraag voor bijzondere bijstand was gedaan op 15 mei 2020. Verweerder stelde dat er geen noodzaak was voor het verstrekken van bijzondere bijstand, omdat eiser langer dan zes maanden gedetineerd was en het beleid van verweerder alleen bijzondere bijstand toestond voor detentieperiodes van maximaal zes maanden. Eiser betoogde dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder PTSS, een zeer dringende reden vormden voor het verlenen van bijstand.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de bijzondere bijstand had geweigerd. De rechtbank concludeerde dat het beleid van verweerder, dat gunstiger was dan de wet, op consistente wijze was toegepast. Eiser had niet aangetoond dat er sprake was van zeer dringende redenen die het verlenen van bijstand noodzakelijk maakten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de bescherming van het privéleven volgens artikel 8 van het EVRM niet zo ver strekt dat verweerder verplicht was de huur door te betalen tijdens de detentie van eiser. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.