ECLI:NL:RBMNE:2021:4816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/1860
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om herziening van een Wajong-uitkering na eerdere afwijzing

In deze zaak heeft eiser, geboren in 1999, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen door het Uwv op 23 mei 2017. Eiser heeft in 2020 een verzoek ingediend om terug te komen van deze eerdere afwijzing, maar het Uwv heeft dit verzoek ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld. Eiser voerde aan dat het onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat hij niet lichamelijk was onderzocht. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende informatie hadden verzameld en dat de afwezigheid van een lichamelijk onderzoek niet leidde tot een onzorgvuldig oordeel. De rechtbank volgde de argumentatie van het Uwv dat er geen nieuwe medische informatie was die een herziening van het besluit rechtvaardigde.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eiser had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op een verslechtering van zijn situatie. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen op het eerdere besluit van 23 mei 2017. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1860

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , als bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , te Utrecht,eiser,

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1.1
Op 7 april 2017 heeft eiser, geboren op [geboortedatum] 1999, een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Met het besluit van 23 mei 2017 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat uit onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv volgde dat eiser geen arbeidsvermogen had, maar dat dit niet duurzaam was. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
1.2
Op 30 juli 2020 heeft eiser bij het Uwv een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Omdat eiser zijn aanvraag om een Wajong-uitkering in 2017 heeft ingediend, heeft het Uwv de aanvraag van eiser opgevat als een verzoek om terug te komen van het besluit van 23 mei 2017. Met het besluit van 17 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist te blijven bij het besluit uit 2017, omdat het verzoek van 2020 volgens de verzekeringsarts geen nieuwe medische informatie bevat vergeleken met de informatie waarover het Uwv bij de aanvraag van eiser in 2017 beschikte.
1.3
Eiser was het niet eens met het primaire besluit en heeft bezwaar gemaakt. Met het besluit van 16 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard omdat er i) geen sprake is van nieuwe (medische) feiten of omstandigheden en ii) geen sprake is van toegenomen activiteitenbeperkingen door dezelfde ziekteoorzaak.
1.4
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, alsmede een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 juni 2021 en een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep 29 juni 2021. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 6 augustus 2020 via Skype. Eiser was hierbij aanwezig, bijgestaan door zijn moeder [eiser] , die ook zijn bewindvoerder is. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Zorgvuldigheid van het onderzoek
2. Eiser voert aan dat het onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd. Eiser heeft geen contact gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en is niet lichamelijk onderzocht. Het contact dat heeft plaatsgevonden met de moeder van eiser is onvoldoende om de belastbaarheid van eiser te kunnen vaststellen.
3.1
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het medisch onderzoek onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft eiser niet gezien. Uit het rapport van 15 september 2020 volgt dat de primaire verzekeringsarts als onderzoeksactiviteiten de dossiergegevens heeft bestudeerd en contact heeft gehad met de primaire arbeidsdeskundige. Het rapport van 15 september 2020 geeft verder een uitgebreide weergave van de medische informatie die ten grondslag lag aan het besluit van 23 mei 2017. De arbeidsdeskundige heeft wel telefonisch contact gehad met eiser en zijn moeder en heeft daarnaast contact gehad met verschillende begeleiders van eiser. De bevindingen van dit telefonisch contact zijn uitgebreid beschreven in het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 september 2020.
3.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens en de in bezwaar ingebrachte informatie bestudeerd. Daarnaast heeft er een telefonische hoorzitting plaatsgevonden en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overleg gehad met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 maart 2021 geeft een uitgebreide en overzichtelijke samenvatting van de medische gegevens die in de bezwaarfase zijn ontvangen en bevat een samenvatting van de belangrijkste conclusies uit medische rapporten die in een eerder stadium zijn ingebracht.
3.3
Gelet op de onderzoeksactiviteiten, de uitgebreide en overzichtelijke weergave van de beschikbare (medische) informatie en het contact met de begeleiders van eiser en zijn moeder is in dit geval geen sprake van een onzorgvuldig onderzoek. Dat eiser niet lichamelijk is onderzocht leidt niet tot een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullend rapport van 23 juni 2021 toegelicht dat lichamelijk onderzoek van eiser niet zou bijdragen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. Dat is vooral gelegen in het feit dat eiser, gelet op zijn problematiek, de neiging zou hebben om zichzelf te overschatten en het feit dat de medische toestand van eiser niet is gewijzigd. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Bovendien was eiser ook uitgenodigd voor de telefonische hoorzitting met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, maar heeft hij ervoor gekozen om daarbij niet aanwezig te zijn. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Inhoudelijk toetsingskader
4. Uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. [1] Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), kan worden beoogd een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) of kan worden verzocht om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
5. De rechtbank leidt uit de aanvraag af dat eiser beoogt dat het Uwv voor het verleden terugkomt van het besluit van 23 mei 2017. Als het Uwv dat niet doet, dan vraagt eiser om een beoordeling in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid.
Het verzoek om voor het verleden terug te komen van het eerdere besluit
6. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat de bestuursrechter in een geval als dit, waarin het bestuursorgaan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb toepast, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit de toets doorstaan, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [2]
7. Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden zijn feiten of omstandigheden die zich ná het eerdere besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht. Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit, maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken. Eiser moet dus aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden laten zien dat hij in 2017 al meer beperkt was dan door het Uwv in 2017 is aangenomen.
8. Eiser voert in beroep aan dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze grond is tijdens de behandeling ter zitting met eiser besproken. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat er geen nieuwe medische informatie beschikbaar is.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van nieuwe (medische) feiten of veranderde omstandigheden. Zoals ook volgt uit de toelichting van eiser ter zitting, is er geen onderbouwing gegeven van de eventuele nieuwe (medische) feiten en omstandigheden die zouden moeten leiden tot een herziening van het besluit van 23 mei 2017. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 maart 2021 is uitgebreid weergegeven welke informatie er tijdens de beoordeling van de Wajong-aanvraag in 2017 beschikbaar was en welke diagnoses er daarbij door de behandelend sector werden gesteld. Vervolgens is uitgebreid weergegeven welke medische informatie eiser in bezwaar heeft ingebracht. Met deze uitgebreide uiteenzetting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deugdelijk gemotiveerd dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die bij de beoordeling in 2017 niet bekend waren of nog niet bekend hadden kunnen zijn.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is de weigering van het Uwv om terug te komen van het besluit van 23 mei 2017 ook niet ‘evident onredelijk’. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv volgt, kort samengevat, dat eiser de afgelopen jaren, zonder passende behandeling en begeleiding, enige groei heeft laten zien. Volgens het Uwv is daarom terecht geoordeeld dat eiser met adequate begeleiding en op een passende werkplek arbeidsvermogen kan ontwikkelen. In het aanvullend rapport van 23 juni 2021 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep nogmaals toegelicht waarom het ontbreken van arbeidsmogelijkheden bij eiser niet duurzaam is. Daarbij wordt betrokken dat eiser zich, gelet op zijn beperkingen, later ontwikkelt en dat hij door rijping, gerichte begeleiding en het opdoen van (levens)ervaring in een voor hem geschikte omgeving in staat zal zijn om zich verder te ontwikkelen en werknemersvaardigheden aan te leren. Omdat de gerichte begeleiding, vooral in de werksfeer, vooralsnog is uitgebleven blijft de ontwikkeling van eiser op het gebied van werknemersvaardigheden ook nog achter. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Met de toelichting in de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is inzichtelijk gemotiveerd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam is zodat de weigering van het Uwv om terug te komen van het besluit uit 2017 niet evident onredelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
De toegenomen arbeidsongeschiktheid
11. Eiser voert verder nog aan dat het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt in verband met een toename van lichamelijke en psychische klachten. Volgens eiser is zijn gewicht toegenomen en zijn de been- en voetklachten toegenomen. Daarnaast is sprake van een toegenomen concentratiestoornis en een toegenomen agressiestoornis. Tijdens de zitting heeft eiser daar nog aan toegevoegd dat ook zijn angstklachten zijn toegenomen.
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Bij de beoordeling van een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid (Amber beoordeling) moet worden vastgesteld of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na eisers 18e verjaardag. In het geval van eiser gaat het daarom om de beoordelingsperiode van 2017 tot en met heden. Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is inzichtelijk gemotiveerd dat bij eiser geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, zodat er ook op die grond geen aanleiding is om het besluit van 23 mei 2017 te herzien. Daarbij betrekt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit het contact met de moeder van eiser volgt dat er bij eiser enige vooruitgang in het functioneren heeft plaatsgevonden zonder dat er gerichte begeleiding of behandeling heeft plaatsgevonden. Voorbeelden daarvan zijn onder andere dat eiser inmiddels zelfstandig het initiatief neemt tot voldoende persoonlijke verzorging en dat hij zelfstandig met de bus kan reizen. Uit de overgelegde medische informatie volgt niet dat sprake is van een toename van de mentale en sociale aanpassingsproblematiek. Hetzelfde geldt voor de lichamelijke klachten van eiser. Eisers lichamelijke beperkingen ten aanzien van zijn been en voet en zijn overgewicht zijn bij de beoordeling in 2017 betrokken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt niet uit medische informatie dat de lichamelijke beperkingen bij eiser zijn toegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent dat het overgewicht bij eiser is toegenomen, maar constateert dat dit niet heeft geleid tot een achteruitgang in het functioneren van eiser. Eiser kan adequaat functioneren in de thuissituatie, zelfstandig reizen en minstents een uur achtereen staan. De toename van het overgewicht leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zichzelf daarom niet tot de conclusie dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft in beroep geen informatie overgelegd waaruit de toegenomen arbeidsongeschiktheid wel volgt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie

13. Uit deze uitspraak volgt dat het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die zouden moeten leiden tot een herziening van het besluit van 23 mei 2017. Daarnaast is door het Uwv inzichtelijk gemotiveerd dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid bij eiser. Het besluit van het Uwv dat er geen aanleiding is om terug te komen van het besluit van 23 mei 2017 blijft daarom in stand.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Uitspraak van de CRvB van 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1465.