ECLI:NL:RBMNE:2021:4725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 21/1930 en AWB 21/1931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van familie- en gezinsleven en de beoordeling van afhankelijkheidsrelaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'familie en gezin', welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte geen rekening had gehouden met het rapport van de GZ-psycholoog, dat de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochter, die in Nederland woont, niet correct had beoordeeld. Eiseres voerde aan dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, die verweerder niet had erkend. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet voldoende gemotiveerd was en dat de rapportage van de psycholoog cruciaal was voor de beoordeling van de situatie van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij uitzetting van eiseres werd verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/1930 en AWB 21/1931
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 4 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres/verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vreede),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en door haar dochter [dochter]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Wetsel.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is afkomstig uit Colombia. Zij is geboren op [1947]. De dochter van eiseres, [dochter] (referent), woont met haar twee kinderen in Nederland. Eiseres heeft de verblijfsvergunning aangevraagd omdat zij bij referent in Nederland wil verblijven.
Reden afwijzing
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat eiseres geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft. Volgens verweerder komt eiseres niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op medische gronden
.Eiseres komt ook niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uitzetting is volgens verweerder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM, omdat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijk tussen eiseres en referent. Voor het aannemen van familie- of gezinsleven tussen meerderjarigen moet daarvan wel sprake zijn. Ook de relatie tussen eiseres en haar kleinkinderen behoeft volgens verweerder geen bescherming op grond van artikel 8 van het EVRM, omdat niet kan worden aangenomen dat eiseres daadwerkelijk hechte en persoonlijke banden heeft met haar kleinkinderen en dat daarom ook niet kan worden aangenomen dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verder is niet gebleken van privéleven in Nederland en is er onvoldoende reden om eiseres op grond van de hardheidsclausule vrij te stellen van het mvv-vereiste. Tot slot is er geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden ambtshalve [1] een verblijfsvergunning te verlenen en is er geen reden om de kwestie voor te leggen aan de Commissie Schrijnendheid.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert als eerste beroepsgrond aan dat verweerder haar op grond van artikel 8 van het EVRM had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste omdat er hechte, persoonlijke banden tussen eiseres en referent bestaan die de gebruikelijke banden overstijgen. Eiseres is afhankelijk van referent op het gebied van zorg, maar ook op financieel, materieel, fysiek en emotioneel vlak. Uit de verklaring van referent die bij de beroepsgronden is overgelegd, het rapport van de GZ-psycholoog dat in bezwaar is overgelegd en uit wat tot nu toe in de procedure naar voren is gebracht blijkt dat die banden de gebruikelijke banden overstijgen. Het rapport van de GZ-psycholoog is niet betrokken bij de beoordeling en dat is in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Verweerder heeft bij zijn beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in het nadeel van eiseres meegewogen dat zij langdurig gescheiden van haar twee dochters heeft geleefd en na haar behandeling voor schildklierkanker nog twee jaar zelfstandig, met behulp van derden, in Colombia is blijven wonen. Eiseres heeft niet zelfstandig gewoond aangezien ze afhankelijk was van de hulp van derden en van referent. Verweerder heeft ook onvoldoende bij de beoordeling betrokken dat er al een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent bestond toen referent nog minderjarig was en dus voordat eiseres medische klachten kreeg. De verklaringen hierover zijn niet volledig in het verslag van gehoor terecht gekomen. Die afhankelijkheidsrelatie is ontstaan door de scheiding van eiseres en haar ex-man en de verstoting door haar familie die daarop volgde. De stelling van verweerder dat eiseres nog veel zelf kan is niet gemotiveerd en blijkt ook niet uit de informatie van de huisarts en psycholoog die is overgelegd.
5. Verder heeft verweerder ten onrechte niet in het voordeel van eiseres betrokken dat er in Colombia geen familieleden of derden zijn die de zorg voor eiseres op zich kunnen nemen en de banden met referent kunnen vervangen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 4 april 2019 [2] blijkt dat verweerder zwaarwegend gewicht moet toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. In de uitspraak van 12 augustus 2020 [3] heeft de ABRvS geoordeeld dat ook financiële of materiele afhankelijkheid van belang kan zijn voor het aannemen van meer dan gebruikelijke banden. Ook als het zorgelement ontbreekt kan er volgens eiseres nog steeds sprake zijn van meer dan gebruikelijke banden en afhankelijkheid. Hier is sprake is van financiële en materiele afhankelijkheid, fysieke afhankelijkheid en emotionele afhankelijkheid.
Eiseres wijst erop dat referent het gezinsleven met eiseres niet in Colombia kan uitoefenen vanwege het gedeelde gezag en co-ouderschap met haar kinderen en de zwakke gezondheid van haar zoon.Ook kan de steun die referent biedt niet worden vervangen door zorg op afstand.
6. In het kader van artikel 8 van het EVRM voert eiseres verder aan dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gebruikt door te stellen dat de banden zo sterk moeten zijn dat eiseres exclusief afhankelijk is van referent en zonder referent niet meer kan functioneren. Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 29 maart 2019 [4] , die is bevestigd door de ABRvS op 3 juni 2019 [5] . Ook in de uitspraak van 8 april 2020 [6] heeft de ABRvS bevestigd dat verweerder de exclusiviteit van de afhankelijkheid niet doorslaggevend mag achten.
7. Als tweede beroepsgrond voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op het beroep dat eiseres heeft gedaan op het informatiebericht IND/SUA voor ouderen in hun laatste levensfase van 13 juli 2015. Eiseres heeft hier een beroep op gedaan in het kader van de hardheidsclausule. Verweerder heeft niet getoetst aan de niet-cumulatieve voorwaarden die in het informatiebericht zijn neergelegd. Verweerder merkt het beroep op het informatiebericht verder ten onrechte aan als een onderdeel van de beoordeling in het kader van artikel 8 EVRM. Eiseres voldoet aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning op basis van het informatiebericht.
Beoordeling rechtbank
8. Op grond van vaste rechtspraak van de ABRvS, bijvoorbeeld de hiervoor genoemde uitspraak van 4 april 2019, is voor de vaststelling van beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen een ouder en een niet-jongvolwassen meerderjarig kind vereist dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties). Voor de vaststelling of hiervan sprake is, kan onder meer de financiële of materiële afhankelijkheid van belang zijn. Verweerder mag hierbij zwaarwegend maar niet doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. Blijkens de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) zijn relevante factoren ter beantwoording van de vraag of sprake is van familieleven tussen naaste volwassen familieleden onder meer: de eventuele samenwoning, de mate van afhankelijkheid op één of meer terreinen, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst.
9. Uit het beleid dat verweerder hanteert en dat is neergelegd in paragraaf B7/3.8 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) volgt dat verweerder familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanneemt tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties).
10. Uit Werkinstructie 2020/16 van verweerder, paragraaf 3.4, blijkt onder meer het volgende. De afhankelijkheidsrelatie moet de gebruikelijke banden die tussen de ouder(s) en het meerderjarige kind bestaan, overstijgen. De afhankelijkheid kan beide kanten op bestaan: het meerderjarige kind kan afhankelijk zijn van de ouder(s), of de ouder is afhankelijk van het meerderjarige kind. De banden moeten zo sterk zijn dat als gevolg van de scheiding de betreffende gezinsleden niet in staat zijn zelfstandig te functioneren. Hier mag bij worden betrokken of anderen (bijvoorbeeld andere gezinsleden, maar ook derden) in staat zijn de zorg voor het gezinslid op zich te nemen. Een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer sprake is van medische of psychische problematiek en de gezinsleden zonder de zorg van exclusief dat ene gezinslid niet kunnen functioneren.
(…)
Een voorbeeld van een situatie waarin een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie zich in de regel minder snel zal voordoen, is als een gezin in Nederland verblijft en nadien op enig moment één van de in het land van herkomst achtergebleven (groot)ouders hulpbehoevend wordt.
11. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder in het bestreden besluit (pagina 4 onderaan) ten onrechte meeweegt dat niet valt in te zien waarom de dochters van eiseres niet op afstand financiële en morele steun kunnen bieden en eiseres regelmatig in Colombia kunnen bezoeken. De vraag of op afstand invulling kan worden gegevens aan het familie- of gezinsleven komt pas aan de orde als is vastgesteld dat er beschermenswaardig familie- of gezinsleven is, waarvoor is vereist dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
12. Eiseres heeft bij haar aanvraag, samengevat, toegelicht dat zij drie jaar na de geboorte van haar jongste dochter is verlaten door haar man en vervolgens is verbannen door haar familie. Hierdoor raakte eiseres in de financiële problemen, raakte zij depressief en begon zij veel alcohol te drinken. Eiseres, referent en de jongste dochter van eiseres waren op elkaar aangewezen. Al op jonge leeftijd zorgde referent voor haar zusje, maar ook voor de financiën en het huis. Vanaf het moment dat referent naar Nederland vertrok, heeft zij die zorg op afstand voortgezet. Het grootste deel van haar inkomen stuurde referent naar Colombia en zij nam ook de financiële beslissingen voor eiseres. Ook zorgde referent er bijvoorbeeld voor dat eiseres naar een psycholoog ging. Toen het leveren van zorg op afstand niet meer mogelijk was doordat de gezondheidssituatie van eiseres verslechterde, zo kreeg eiseres in 2018 schildklierkanker en heeft zij chronische pijn en depressieve klachten, heeft referent eiseres naar Nederland laten komen. Eiseres woont nu bij referent en haar kleinkinderen. Referent heeft haar huis laten uitbouwen zodat eiseres gelijkvloers kan wonen en haar eigen voorzieningen heeft. Referent helpt eiseres onder meer met het aan- en uittrekken van haar steunkousen, zij maakt afspraken met zorgverleners, brengt haar naar consulten en controles, betaalt de medische kosten, zorgt ervoor dat eiseres haar medicatie neemt en overlegt met artsen. Verder kookt referent voor eiseres en zorgt zij ervoor dat eiseres aanspraak heeft en de deur uit komt.
13. In de bezwaarfase heeft eiseres een rapportage diagnostisch onderzoek van 23 oktober 2020 overgelegd van GZ-psycholoog [GZ psycholoog]. Hij heeft eiseres onderzocht en is onder meer tot de volgende bevindingen gekomen:
‘Patiënte is op dit moment niet zelfstandig en rekent alleen op de financiële en familiale steun van haar dochters, die al lang in Europa wonen. Haar leven is gekenmerkt door veel lijden, met name, haar vroege ervaringen thuis, de relatie met haar abusieve vader en met de vader van haar kinderen. In de SCL 90 (symptomatische toestand) test wordt duidelijk afgeleid dat mevrouw hoog op bijna alle symptomen schalen scoort (Angst, Agorafobie, Depressie, Somatische klachten, Insufficiëntie van denken en handelen, Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, Hostiliteit en Slaapproblemen). De laatste jaren is de gezondheid van mevrouw erg achteruitgegaan, heeft schuldklierkanker gehad, met als gevolg een heftige operatie, bloeddrukproblemen, is weinig mobiel, heeft weinig sociale steun en is een aantal keer in Colombia op de grond gevallen en moest wachten op mensen uit haar buurt om geholpen te worden. Ook voelt zij zich erg onzeker en niet in staat om goed te handelen of te denken, heeft last van slaapproblemen en kan moeilijk op anderen vertrouwen. Zij is vanaf haar 50e jaar financieel afhankelijk van haar kinderen, toen zij werkloos werd door het niet willen toegeven aan ongepaste situaties, seksuele intimidatie, waar zij mee te maken heeft gehad. Hierbij. Laten de resultaten van de test DTS-Davidson Trauma Scale (57) zien dat cliënte iemand is die traumatische ervaringen heeft meegemaakt. Dat zij op het moment van de afname zich ernstig depressief (BDI=29) voelt, vertoont veel angstklachten (BAI=28) en heftige (somatische- en fysieke) pijn op verschillende delen van haar lichaam. Dochters onderhouden haar al meer dan 20 jaar en vinden het niet meer verantwoordelijk om haar op zichzelf in Colombia te laten wonen. Score van de (RDRS-2) is boven 36 punten, of de grens die de test stelt (Linn & Linn, 1982) voor oudere patiënten die van ziekenhuizen naar verpleging zijn overgegaan, wat betekent dat mevrouw niet in staat is om voor zichzelf te zorgen.
(…)
Behandeladvies:
Cliënte wordt aangeraden psychotherapeutische begeleiding met mogelijk EMDR (Eye Movement desensitization reprocessing) therapie, Cognitieve gedragstherapie en steunende therapie. De eerste therapie (EMDR) om traumatische en gewelddadige ervaringen uit haar verleden te helpen verwerken. Cognitieve gedragstherapie om haar te leren omgaan met haar sombere en angstige gedachten en de steunende therapie zal haar in haar proces van stabilisering in een nieuwe situatie helpen. In tweede instantie kan worden gewerkt aan inzicht in het ontstaan van haar klachten en de dieperliggende emoties die hiermee samenhangen, Hierbij zal zij ook baat hebben aan combinatie met een gestructureerde behandelvorm, zoals Schema therapie of MBT.
Naast psychologische behandeling is het van essentieel belang, dat cliënte op een stabiele omgeving kan rekenen waar voor haar gezorgd kan worden en dat ze op hulp kan ontvangen.’
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de rapportage van 23 oktober 2020 ten onrechte niet heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. In het bestreden besluit heeft verweerder over deze rapportage slechts opgemerkt dat de rapportage geen aanleiding geeft de zaak opnieuw aan het Bureau Medische Advisering voor te leggen, omdat uit het rapport niet blijkt dat eiseres onder behandeling staat. Hieruit blijkt dat verweerder niet heeft onderkend dat de rapportage is overgelegd in het kader van het beroep op artikel 8 van het EVRM en dat de conclusies van de GZ-psycholoog zien op de bij rechtsoverweging 8 genoemde factoren die relevant zijn voor het antwoord op de vraag of sprake is van familieleven tussen naaste volwassenen. Verder heeft verweerder onvoldoende bij zijn beoordeling betrokken dat de gezondheid van eiseres sinds haar vertrek uit Colombia verder is verslechterd. Gelet op de onderbouwing van eiseres dat zij in Colombia geen familie of netwerk heeft waarop zij kan terugvallen en gelet op de gezondheidssituatie van eiseres, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eisers zich in Colombia staande zou kunnen houden.
15. Dat in Werkinstructie 2016/16, paragraaf 3.4, wordt gesteld dat een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie zich in de regel minder snel zal voordoen in de situatie dat een gezin in Nederland verblijft en nadien op enig moment één van de in het land van herkomst achtergebleven (groot)ouders hulpbehoevend wordt, doet aan het voorgaande niet af, te meer omdat verweerder de bijzondere omstandigheden die eiseres over de band met referent naar voren heeft gebracht niet heeft betwist.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het standpunt van eiseres dat zij voldoet aan de (niet cumulatieve) voorwaarden zoals genoemd in het Informatiebericht voor ouderen in hun laatste levensfase niet kan leiden tot toepassing van de hardheidsclausule of het voorleggen van de kwestie aan de Commissie Schrijnende zaken. Verweerder moet dat alsnog doen en het beroep van eiseres op het informatiebericht betrekken bij zijn beoordeling op grond van artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000.
17. Wat verder is aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,- en een wegingsfactor 1).
19. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist, omdat het bezwaar gelet op artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, de werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag niet opschort.
20. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder eiseres uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3.6ba lid 1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)