ECLI:NL:RBMNE:2021:4699

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
21/2297
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor griffierecht en vertaalkosten; beoordeling van de aanvraagtermijn en buitenwettelijk begunstigend beleid

In deze zaak heeft eiser op 28 februari 2021 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van rechtsbijstand, griffierecht en vertaalkosten. Het primaire besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, heeft de aanvraag afgewezen voor een deel van de kosten, namelijk voor het griffierecht van € 130,- en de vertaalkosten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarop verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en bijzondere bijstand verleende voor vertaalkosten tot een bedrag van € 389,35, maar het griffierecht bleef afgewezen.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij aanvoert dat hij binnen de termijn van twee maanden na ontvangst van de nota de aanvraag heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2021 behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet binnen de geldende termijn is ingediend, aangezien de kosten zijn gemaakt vóór de aanvraagdatum. De rechtbank stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de kosten voorafgaand aan de aanvraag vergoed worden.

De rechtbank concludeert dat verweerder het buitenwettelijk begunstigend beleid consistent heeft toegepast en dat de afwijzing van de aanvraag voor het griffierecht terecht is. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2297
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: J.C. de Roos).

Procesverloop

Met het besluit van 12 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor kosten van griffierecht en vertaalkosten afgewezen.
Met het besluit van 17 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 28 februari 2021 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand, griffierecht en vertaalkosten.
2. Met het primaire besluit is bijzondere bijstand toegekend voor een deel van de kosten, namelijk voor het griffierecht tot € 63,- en voor kosten van rechtsbijstand tot € 152,-. Een bedrag van € 130,- aan griffierecht is echter afgewezen, evenals de vertaalkosten. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiser bijzondere bijstand wordt verleend tot een bedrag van € 389,35 voor vertaalkosten. Het griffierecht van € 130,- dat eiser heeft betaald in een gerechtelijke procedure komt echter niet voor vergoeding uit bijzondere bijstand in aanmerking.
Standpunten van partijen
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing van bijzondere bijstand voor griffierecht tot een bedrag van € 130,-. Hij heeft wel degelijk binnen twee maanden na ontvangst van de nota de aanvraag ingediend. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) heeft een fout gemaakt, de juiste akte is op 28 december 2020 opgemaakt en per post toegezonden. De originele en correcte akte heeft eiser in januari 2021 thuis ontvangen. Uit de e-mail van de rechtbank blijkt ook dat de oude akte vervalt en de nieuwe aangepaste akte met de datum van 28 december 2020 geldt. Uitgaande van 28 december 2020 valt de aanvraag voor bijzondere bijstand op 28 februari 2021 precies binnen de termijn. Daar komt nog bij dat in de week vóór 22 februari 2021 en in de week beginnend op 22 februari 2021 het doen van een online aanvraag niet mogelijk was vanwege problemen met de website van verweerder. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij in de week van 22 februari 2021 ziek is geweest.
5. Verweerder stelt dat bijzondere bijstand voor griffierecht tot een bedrag van € 130,- terecht is afgewezen. De aanvraag is namelijk langer dan twee maanden na de datum van de nota van 22 december 2020 ingediend. Op grond van de gemeentelijke richtlijn B062 gelden de twee maanden als een harde grens. Het argument dat de datum op de nota onjuist zou zijn, omdat de rechtbank in eerste instantie het verkeerde document zou hebben opgestuurd maar op 28 december 2020 pas het juiste, volgt verweerder niet. Dit blijkt namelijk niet uit de akte van non-verzet in een civiele procedure die eiser heeft meegestuurd. Verweerder ziet geen verband tussen de bijlage die eiser heeft meegestuurd en de datum van de nota griffierecht.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat in beroep alleen nog in geschil is of verweerder terecht bijzondere bijstand voor griffierecht tot een bedrag van € 130,- heeft geweigerd. De aanvraag van eiser om bijzondere bijstand heeft betrekking op kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend.
7. Volgens vaste rechtspraak wordt geen bijzondere bijstand verleend voorafgaand aan de datum van de aanvraag, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. [1] Het gemeentelijk beleid [2] , dat bijzondere bijstand kan worden verleend voor kosten gemaakt tot twee maanden voorafgaand aan de aanvraag, geldt als buitenwettelijk begunstigend beleid. De bestuursrechtelijke toetsing beperkt zich tot de vraag of het beleid consistent is toegepast. [3]
8. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de datum op de rekening voor griffierecht onjuist is. Het stuk dat eiser heeft meegestuurd (de e-mail van 28 december 2020) dat betrekking heeft op een civiele procedure biedt geen houvast om aan te nemen dat de datum van 22 december 2020 op de nota griffierecht onjuist is. Verweerder heeft het buitenwettelijk begunstigend beleid consistent toegepast door de aanvraag van bijzondere bijstand af te wijzen, nu deze aanvraag dateert van 28 februari 2021 en de gemaakte kosten niet binnen twee maanden voor deze datum liggen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De stelling van eiser dat de website van verweerder een periode niet gewerkt zou hebben is niet onderbouwd. Bovendien is niet in te zien waarom eiser in dat geval niet bij het loket van verweerder kon langsgaan of per post een aanvraag bijzondere bijstand tijdig kon indienen. Eiser heeft op de zitting gezegd dat hij griep had in de week van 22 februari 2021. Dit maakt de conclusie van de rechtbank niet anders. Hij had immers iemand kunnen vragen de aanvraag voor hem in te dienen. Ook deze beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
11. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2021 door mr. C M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
griffier
rechter

(de rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen)

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 15 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875
2.
3.uitspraak van de Raad van 29 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3334 r.o. 4.7