Overwegingen
1. Eiseres heeft een studieschuld van € 21.602,60. Op 15 juni 2020 heeft zij verzocht om kwijtschelding van de studieschuld vanwege medische omstandigheden.
2. In het primaire besluit is de aanvraag afgewezen omdat niet is gebleken dat de situatie van eiseres zodanig ernstig is dat er aanleiding is om de studieschuld kwijt te schelden. Daartoe is verwezen naar het medisch advies van F. Knol van 6 oktober 2020. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
3. Eiseres voert aan dat haar verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen. Haar situatie valt onder twee van de vier categorieën waarvoor verweerder conform het door hem gevoerde beleid een studieschuld kwijt kan schelden, te weten: de categorie “psychiatrisch patiënten op verklaring van de geneesheer-directeur dat de situatie uitzichtloos is” en de categorie “debiteuren die ernstig geestelijk gehandicapt zijn op verklaring van de inrichting”. Eiseres is blijvend ernstig gehandicapt en zal dat blijven. Haar toekomst is in alle aspecten, onder andere financieel gezien, zeer problematisch en uitzichtloos. Zij zal nimmer inkomen uit arbeid kunnen genieten en waarschijnlijk geplaatst worden in een Long-Stay afdeling. Zij heeft een blijvende zorgbehoefte. Eiseres verwijst naar een medische verklaring van 2 maart 2021 van E. Schouten , haar behandelend psychiater.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de door eiseres in beroep overgelegde medische verklaring van 2 maart 2021 niet blijkt dat zij onder de door haar genoemde gronden in het beleid voor kwijtschelding valt. Verweerder verwijst daartoe naar een aanvullend medisch advies door F. Knol van 22 juni 2021.
5. Op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is degene die studiefinanciering heeft ontvangen verplicht tot terugbetaling van de lening. De Wsf 2000 voorziet slechts in kwijtschelding bij het einde van de aflosfase en bij overlijden van de debiteur.
6. Op grond van de hardheidsclausule in artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 kan verweerder voor bepaalde gevallen de terugbetalingsverplichting buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
7. Verweerder voert bij de toepassing van de in artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 opgenomen hardheidsclausule een beleid dat inhoudt dat op verzoek een resterende studieschuld kan worden kwijtgescholden indien een debiteur in één van de volgende categorieën valt:
1) terminale patiënten, die naar verwachting binnen een jaar zullen overlijden;
2) psychiatrische patiënten op verklaringen van de geneesheer-directeur dat de situatie uitzichtloos is;
3) debiteuren die ernstig geestelijk gehandicapt zijn op verklaring van de inrichting;
4) debiteuren die gedurende langere tijd in coma liggen.
De achterliggende gedachte bij dit beleid is dat van debiteuren die in een dergelijke medisch uitzichtloze situatie verkeren op humanitaire gronden niet kan worden verlangd dat zij hun studieschuld nog (verder) terugbetalen. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat het door verweerder gevoerde kwijtscheldingsbeleid niet onredelijk is en stringent toegepast mag worden.De rechtbank toetst de toepassing van de hardheidsclausule terughoudend.
Beoordeling van de rechtbank
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres een ernstige psychiatrische aandoening heeft en dat zij daarvoor behandeld wordt. Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiseres valt in categorie 2 en/of 3 van de in het beleid van verweerder beschreven categorieën waarin een studieschuld kan worden kwijtgescholden (zie overweging 7).
9. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, indien een deskundigenadvies aan een besluit ten grondslag legt, zich er volgens vaste jurisprudentie van dient te vergewissen dat dit advies is opgesteld door een ter zake deskundige, dat op zorgvuldige wijze onderzoek is gedaan en dat het advies inzichtelijk en concludent is.
10. Het is niet gesteld en ook niet aan de rechtbank gebleken dat de medische adviezen van verweerder van 6 oktober 2020 en 22 juni 2021 niet zijn opgesteld door een ter zake deskundige en/of niet op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De medisch adviseur heeft medische informatie ingewonnen bij de behandelend artsen en heeft ook de door eiseres overgelegde stukken, waaronder de in dit beroep overgelegde medische verklaring van E. Schouten van 2 maart 2021, in aanmerking genomen. Niet is gebleken dat de medisch adviseur relevante aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres heeft gemist.
Categorie 2 - uitzichtloze situatie
11. Ter zitting is besproken dat de medisch adviseur van verweerder bij psychiatrische patiënten beoordeelt of sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch ziektebeeld waarvoor een volledige behandeling is geweest, die behandeling geen resultaat heeft gehad en waarvoor ook geen verdere behandelingsmethoden meer bestaan.
12. Uit het medisch advies van de zijde van verweerder van 6 oktober 2020 blijkt dat het ziektebeeld van eiseres als gevolg van een behandeling in negen maanden tijd is verbeterd. De ‘Global Assessment of Functioning’ (GAF)ontwikkelde zich van een score van 21 naar 50.Het traject van eiseres is gericht op resocialisatie. De beperkingen van eiseres kunnen fluctueren. Er zijn op dat moment geen argumenten dat de behandelresultaten verder zullen verbeteren en verdere stabilisatie zal optreden, maar de behandeling is daar wel op gericht. Er is daarom geen sprake van een medische eindsituatie, zodat niet gesproken kan worden van een psychiatrische patiënt van wie de situatie uitzichtloos is.
13. Uit het medisch advies van de zijde van verweerder van 22 juni 2021 blijkt dat uit de door eiseres overgelegde medische verklaring van E. Schouten van 2 maart 2021 weliswaar volgt dat er een wijziging is opgetreden in het toestandsbeeld van eiseres ten opzichte van de door haar toenmalige behandelaar in september 2020 gegeven medische verklaring, maar dat daaruit niet blijkt dat sprake is van een psychiatrische patiënt van wie de situatie uitzichtloos is. Er zijn gezien de medische verklaring van E. Schouten van 2 maart 2021 nog medicamenteuze behandelvormen, ook al worden de effecten daarvan beperkt ingeschat. Verder wordt de aard en omvang van de door E. Schouten gesignaleerde levenslange zorgbehoefte in de medische verklaring niet benoemd. Daarbij komt dat uit de medische verklaring niet kan worden afgeleid dat eiseres zal worden geplaatst in een Long-Stay afdeling. Tot slot wordt meegewogen dat in de tijd sprake is van een sterke wisseling van het functioneren en het klachtenpatroon van eiseres. Dat E. Schouten de situatie van eiseres wel uitzichtloos heeft verklaard voor wat betreft een herstart van een universitaire studie of haar verdiencapaciteit, maakt niet dat het algemene toekomstbeeld van eiseres uitzichtloos is. De medisch adviseur ziet gezien dit alles geen aanleiding gezien om het eerdere medisch advies van 6 oktober 2020 bij te stellen.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch advies van verweerder op dit punt inzichtelijk en concludent. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd geeft geen aanleiding aan dit medisch advies te twijfelen. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet valt onder categorie 2 van het beleid. De rechtbank merkt op dat indien de omstandigheden van eiseres in de toekomst duurzaam verder verslechteren, zij een nieuwe kwijtscheldingsaanvraag kan indienen.
Categorie 3 - ernstig geestelijk gehandicapt
15. Ter zitting heeft verweerder gemotiveerd toegelicht dat bij een situatie zoals omschreven in categorie 3 sprake moet zijn van een ernstige intellectuele beperking. De rechtbank volgt verweerder in deze toelichting, aangezien het primair verweerder is die bepaalt op welke wijze concreet invulling wordt gegeven aan dit beleid.
16. Uit het medisch advies van verweerder van 6 oktober 2020 en 22 juni 2021, alsook andere overgelegde stukkenblijkt dat eiseres beschikt over een bovengemiddelde intelligentie. Eiseres heeft dit niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch advies van verweerder op dit punt dan ook concludent en inzichtelijk. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet valt onder categorie 3 van het beleid.
Bijzondere omstandigheden
17. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat de toepassing van het beleid voor eiseres tot onevenredige gevolgen leidt. Uit het medisch advies van verweerder blijkt dat de situatie van eiseres niet gelijk valt te stellen met een van de in overweging 6 genoemde categorieën. Verder kan weliswaar worden aangenomen dat de door eiseres geschetste (medische) omstandigheden haar belasten en dat de studieschuld op haar drukt, maar verweerder heeft daarin geen aanleiding hoeven zien om van zijn beleid af te wijken. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de studieschuld naar draagkracht afgelost kan worden en dat eiseres op basis daarvan momenteel ook niets hoeft af te lossen.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.