ECLI:NL:RBMNE:2021:4011

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
21/1218
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting na redelijke parkeertijd

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die hem was opgelegd door de gemeente Almere. Eiser parkeerde zijn auto op 21 december 2020 zonder de parkeerbelasting te voldoen. De parkeercontroleur constateerde om 14:00 uur dat er geen betaling was gedaan, terwijl eiser zijn auto om 13:55 uur had geparkeerd. Eiser voerde aan dat hij zijn telefoon moest opladen om via de Parkmobile-app te kunnen betalen, en dat hij om 14:01 uur alsnog had betaald. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skypezitting op 5 augustus 2021, waarbij eiser aanwezig was en de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Volgens de rechtbank is de parkeerbelasting direct verschuldigd bij aanvang van het parkeren, maar moet een parkeerder een redelijke termijn krijgen om de betaling te verrichten. In dit geval had eiser vijf minuten de tijd om de parkeerbelasting te betalen, wat volgens de rechtbank voldoende was. De rechtbank oordeelde dat het opladen van de telefoon en het lopen naar de afspraaklocatie niet konden worden aangemerkt als onverwijlde en onafgebroken handelingen om de parkeerbelasting te betalen. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak waarin soortgelijke situaties zijn behandeld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag geldig bleef. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: T. Klinkhamer).

Inleiding

1.1
Eiser heeft zijn auto op 21 december 2020 geparkeerd op een parkeerplaats aan de [locatie] in de gemeente Almere. Een parkeercontroleur heeft om 14.00 uur vastgesteld dat de auto daar stond geparkeerd zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. Daarom is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,40. Eiser is het hier niet mee eens.
1.2
In de uitspraak op bezwaar van 3 maart 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de Skypezitting van 5 augustus 2021. Eiser was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
2. Niet in geschil is dat eiser op 21 december 2020 rond 13:55 uur heeft geparkeerd aan de [locatie] in Almere en dat op die parkeerplaats en dat tijdstip sprake was van betaald parkeren.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Eiser voert daarbij aan dat de batterij van zijn telefoon leeg was op het moment dat hij parkeerde. Hij moest om te kunnen betalen via de Parkmobile-app de telefoon eerst opladen. Om dat te kunnen doen is eiser het gebouw binnen gegaan, waar hij zijn afspraak had en heeft zijn telefoon aan de oplader gelegd. Vervolgens is de parkeerbelasting om 14.01 uur alsnog betaald via de Parkmobile-app.
4. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd. De rechtbank legt dat hierna uit. Parkeerbelasting is direct bij aanvang van het parkeren verschuldigd, dus direct nadat de auto wordt geparkeerd. [1] Uit vaste rechtspraak volgt echter ook dat een parkeerder een redelijke termijn moeten worden gegund die nodig is om de parkeerapparatuur in werking te stellen. Die redelijke termijn begint direct nadat de auto wordt geparkeerd. [2] De parkeerder moet in die tijd wel bezig zijn om de parkeerbelasting te betalen (het zogenoemde onverwijld en onafgebroken verrichten van uitvoeringshandelingen).
5. De rechtbank vindt dat eiser een redelijke termijn is geboden om de parkeerbelasting te betalen. Eiser heeft namelijk aangegeven dat zijn auto om 13:55 uur geparkeerd stond op de parkeerplaats. De naheffingsaanslag is om 14:00 uur opgelegd. Daarbij heeft verweerder uitgelegd dat de parkeercontroleur eerst een aantal handelingen verricht conform de werkinstructie ‘opleggen naheffingsaanslag’. In dat verband heeft de parkeercontroleur onder andere vastgesteld dat er niemand bezig is met betalen in de onmiddellijke omgeving, of dit zojuist heeft gedaan en onderweg terug is naar zijn/haar voertuig. Eiser heeft dus in ieder geval vijf minuten de tijd gehad om de parkeerbelasting te betalen. Dat het aanzetten van de Parkmobile-app niet tijdig is gelukt vanwege een lege batterij van de telefoon, komt daarbij voor rekening en risico van eiser.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat in dit geval ook geen sprake is geweest van onverwijlde en onafgebroken handelingen om de parkeerbelasting te betalen. Het lopen naar de afspraaklocatie en vervolgens het opladen van de batterij van een telefoon om de parkeerapp te kunnen starten, kunnen niet worden aangemerkt als zulke handelingen. De rechtbank verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Hoge Raad van 28 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU5160, waarin het wisselen van geld ook niet werd aangemerkt als een uitvoeringshandeling. De verklaring van eiser dat hij de parkeerbelasting om 14:01 uur alsnog heeft betaald kan bovendien niet leiden tot een ander oordeel. Een parkeercontroleur heeft namelijk al daarvoor, om 14:00 uur, geconstateerd dat er niet was betaald.
Wat is de uitkomst?
7. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag terecht aan eiser opgelegd. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 23 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 2, onderdeel a in samenhang met artikel 5, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van de parkeerbelasting Almere 2020.
2.Zie voor een voorbeeld van deze vaste rechtspraak de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 november 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:9379).