ECLI:NL:RBMNE:2021:3729
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie opgelegd aan uitzendbureau wegens onvoldoende re-integratie inspanningen van werknemer
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een uitzendbureau (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over een loonsanctie. De werknemer, die via het uitzendbureau werkzaam was, meldde zich op 21 maart 2017 ziek. Na de wettelijke wachttijd van twee jaar heeft de werknemer een WIA-uitkering aangevraagd, waarop verweerder besloot dat het uitzendbureau de loondoorbetalingsverplichting moest verlengen tot 26 mei 2020 vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar verweerder handhaafde de loonsanctie. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer tijdens zijn ziekteverzuim regelmatig bij de bedrijfsarts was en dat het uitzendbureau het loon gedurende de wachttijd heeft doorbetaald. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht in de relevante perioden. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, dat de werknemer niet belastbaar was en dat er geen re-integratiekansen waren, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de loonsanctie heeft opgelegd en dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. De uitspraak benadrukt de inspanningsverplichting van werkgevers bij re-integratie van zieke werknemers.