ECLI:NL:RBMNE:2021:3564
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. De eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 476.000 voor het belastingjaar 2020, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 7 juni 2021, die via Skype plaatsvond, werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, R. van der Weide, en de heffingsambtenaar door M. Boerlage. De rechtbank besloot om een matrix die eiser op 4 juni 2021 had ingediend buiten beschouwing te laten, omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Eiser betwistte de waarde en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met de staat van onderhoud van de woning, maar de rechtbank oordeelde dat de taxateur de woning als voldoende had gekwalificeerd en dat de argumenten van eiser niet voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste wijze had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de uitspraak op bezwaar te vernietigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en is verzonden aan de betrokken partijen.