ECLI:NL:RBMNE:2021:3477
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlaging en terugvordering van Wajong-uitkering wegens inkomsten uit arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres ontving een Wajong-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar had in de periode van 11 oktober 2019 tot 1 maart 2020 inkomsten uit arbeid bij een bedrijf. Naar aanleiding van deze inkomsten heeft het UWV de Wajong-uitkering van eiseres verlaagd en een bedrag van € 2.478,63 bruto teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank en zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, stellende dat zij het UWV had geïnformeerd over haar inkomsten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij melding heeft gemaakt van haar inkomsten en dat er geen sprake was van een toezegging van het UWV waarop eiseres mocht vertrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de anticumulatieregeling correct is toegepast en dat het UWV terecht is overgegaan tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat het UWV de proceskosten niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.