ECLI:NL:RBMNE:2021:3121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
UTR 19/5107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft eiseres, die in een woonhofje in de gemeente Noordoostpolder woont, een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om vijf arbeidsmigranten in haar woning te huisvesten. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze vergunning aanvankelijk verleend, maar na bezwaren van omwonenden heeft het college het besluit herroepen en de vergunning gewijzigd, zodat er nu nog maximaal drie arbeidsmigranten plus eiseres zelf mogen worden gehuisvest. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 15 juli 2021 geoordeeld dat het college in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. De rechtbank overweegt dat het huisvesten van arbeidsmigranten in strijd is met het bestemmingsplan, dat geen huishouden zoals bedoeld in de planvoorschriften is. De rechtbank stelt vast dat het college beleidsruimte heeft bij het verlenen van omgevingsvergunningen en dat het college de nieuwe Beleidsregel 2018 correct heeft toegepast. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het nieuwe beleid af te wijken.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en oordeelt dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom het aantal personen dat in de woning mag wonen is teruggebracht naar vier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. V.S.M. Sturkenboom),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder(hierna: het college), verweerder
(gemachtigden: L.L. Riddersma en M. de Jong).
Als derde-partijen nemen aan de procedure deel:
[derde-partij 1]
(gemachtigde: mr. B.R. Jongerhuis) en
[derde-partij 2], [derde-partij 3], [derde-partij 4], [derde-partij 5], [derde-partij 6], [derde-partij 7], [derde-partij 8], [derde-partij 9] en [derde-partij 10],
allen uit [woonplaats].

Procesverloop

1. Eiseres en derde-partijen (hierna: de omwonenden) wonen allen aan de [straat] in
[woonplaats]. De woning van eiseres ligt in een woonhofje.
2. Eiseres heeft op 21 september 2018 een aanvraag om een omgevingsvergunning
ingediend om arbeidsmigranten te mogen huisvesten in haar woning aan de [adres].
3. Bij zijn besluit van 6 november 2018 (het primaire besluit) heeft het college aan eiseres
een omgevingsvergunning verleend voor het huisvesten van maximaal vijf arbeidsmigranten in haar woning. Daarbij geldt dat er totaal maximaal zes personen in de woning mogen wonen.
4. De omwonenden hebben tegen dit besluit bezwaarschriften ingediend.
5. Bij zijn besluit van 22 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar
van de omwonenden tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat een omgevingsvergunning wordt verleend voor het huisvesten van maximaal drie arbeidsmigranten. Het totaal aantal personen dat in de woning mag wonen is teruggebracht naar vier.
6. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft daarnaast de
voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. In de uitspraak van
16 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
7. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de omwonenden hebben reacties op
het beroepschrift ingezonden.
8. De zaak is behandeld tijdens de zitting van 1 april 2021. Eiseres heeft door middel van
een Skype-verbinding aan de zitting deelgenomen. Haar gemachtigde was fysiek aanwezig. Namens het college waren zijn gemachtigden aanwezig. Namens de omwonenden waren
[derde-partij 2] en [derde-partij 4] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Zij vindt dat het college het bestreden besluit
heeft mogen nemen. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Overwegingen

10. Partijen zijn het er over eens dat het huisvesten van arbeidsmigranten in deze woning in
strijd is met het geldende bestemmingsplan ‘Marknesse’ omdat er geen sprake is van een huishouden zoals bedoeld in de planvoorschriften. Ook zijn partijen het er over eens dat het college bevoegd is om artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht toe te passen.
11. Het college heeft bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het
bestemmingsplan beleidsruimte. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid af te wijken van het bestemmingsplan te gebruiken. Wat de rechtbank in deze zaak toetst is of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
12. Het college heeft zijn beleidsruimte ingevuld met de “Beleidsregel ander woongebruik
kernen in Noordoostpolder” (de Beleidsregel). Wat in deze zaak allereerst speelt, is dat het college bij het nemen van het primaire besluit op 6 november 2018 heeft getoetst aan de Beleidsregel 2014 en bij het nemen van het bestreden besluit op 22 oktober 2019 aan de Beleidsregel 2018, die in werking is getreden op 8 november 2018.
Heroverweging in bezwaar
13. De hoofdregel bij de heroverweging in bezwaar is dat het college zijn eerdere besluit
moet heroverwegen op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de heroverweging en op basis van het op dat moment geldende recht of beleid. Het college moet bij zijn heroverweging rekening houden met nieuwe feiten en omstandigheden die van belang zijn voor toepassing van de norm waar het om gaat. Verder moet het college rekening houden met eventueel overgangsrecht of een in een beleidsregel opgenomen overgangsregel. Er zijn echter situaties waarin het meenemen van nieuwe feiten en omstandigheden van ná het eerdere besluit niet voor de hand ligt, bijvoorbeeld door de aard van een besluit. Dit doet zich voor onder andere bij besluiten waarbij de situatie op een bepaald tijdstip (peilmoment) of in een bepaald tijdvak bepalend is. [1]
De Beleidsregel 2018 is van toepassing
14. De vraag welk beleid van toepassing is, is een kwestie van overgangsrecht, dus
afhankelijk van wat dat nieuwe beleid daarover wel of niet regelt. Er zijn dan in beginsel drie mogelijkheden: onmiddellijke werking, eerbiedigende werking en terugwerkende kracht. Als het nieuwe beleid het overgangsrecht niet expliciet regelt, dan moet worden teruggevallen op de ongeschreven hoofdregel van overgangsrecht, die bepaalt dat het nieuwe beleid onmiddellijke werking heeft. [2]
15. Artikel 6 van de Beleidsregel 2018 bevat de volgende overgangsbepaling:
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag voor ander woongebruik is gedaan waarop nog niet is beslist, is de beleidsregel Ander woongebruik uit 2014 van toepassing op die aanvraag.
16. De rechtbank stelt vast dat het college op de aanvraag heeft beslist vóór het tijdstip van
inwerkingtreding van de Beleidsregel 2018. Dat betekent dat op grond van de overgangsbepaling de Beleidsregel 2014 niet (meer) van toepassing is op de aanvraag. Het college heeft dus op geode gronden getoetst aan de Beleidsregel 2018.
17. Volgens artikel 3 van de Beleidsregel 2018 mag het aantal personen dat in één woning
wordt gehuisvest maximaal vier bedragen. Dat is minder dan op basis van de Beleidsregel 2014 en op grond van de bij het primaire besluit aan eiseres verleende omgevingsvergunning was toegestaan. Dat een belanghebbende (zoals in dit geval eiseres) door toepassing van de nieuwe Beleidsregel in een ongunstiger positie komt, is echter onvoldoende om af te wijken van het uitgangspunt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar de beleidsregels worden toegepast zoals die op dat moment gelden. Alleen in bijzondere gevallen moet worden afgeweken van dit uitgangspunt. [3]
Geen bijzonder geval
18. De rechtbank vindt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van
een bijzonder geval. Op het moment dat er een bezwaarschrift wordt ingediend, moet het college heroverwegen of hij zijn eerdere besluit kan handhaven. Uitgangspunt is daarbij dat getoetst wordt aan het nieuwe beleid. Dat geen sprake is van overlast, kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Dit omdat er vanuit mag worden gegaan dat het veroorzaken van overlast sowieso moet worden voorkomen, niet alleen door eiseres en haar medebewoners maar ook door de omwonenden. Eiseres vindt ook dat het college in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Daarover heeft het college terecht opgemerkt dat geen sprake is van een toezegging en dat het heroverwegen van een besluit naar aanleiding van ingediende bezwaren nu eenmaal meebrengt dat een besluit anders kan uitvallen dan het oorspronkelijke besluit. Dat dat wrang voelt voor eiseres is begrijpelijk, maar maakt niet dat sprake is van een bijzonder geval. Tijdens de zitting heeft eiseres nog gewezen op het schenden van de evenredigheidstoets en het fair play-beginsel door het college. De rechtbank vindt in de stukken en in wat besproken is tijdens de zitting geen aanwijzingen dat daarvan sprake is. Het college heeft toegelicht dat men al langere tijd bezig was met het ontwikkelen van nieuw beleid en men daarover gesproken heeft met klankbordgroepen. Dat komt de rechtbank als zeer aannemelijk voor. Dat het college door de aanvraag van eiseres heeft besloten om snel het beleid aan te passen, zoals eiseres stelt, blijkt in ieder geval nergens uit. Voor de evenredigheid geldt dat niet alleen de belangen van eiseres een rol spelen maar ook de belangen van derden, waaronder de omwonenden. Dat deze zaak zo bijzonder is dat het college had moeten afwijken van de Beleidsregel 2018 ziet de rechtbank dan ook niet. Eiseres heeft nog gewezen op de uitspraken van de Afdeling van 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2776 en 30 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3641. De rechtbank ziet in die uitspraken echter geen ondersteuning voor het standpunt van eiseres. De uitspraak uit 2019 gaat over een toets aan het bestemmingsplan en de uitspraak uit 2018 zegt juist dat er geen aanleiding is een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat bij het nemen van een besluit het op dat moment geldende recht moet worden toegepast.
19. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college op juiste gronden heeft getoetst aan
de Beleidsregel 2018 en dat er geen reden was om daarvan af te wijken.
Conclusie
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in de omgevingsvergunning en het
bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Ook heeft het college voldoende gemotiveerd waarom conform de Beleidsregel 2018 het aantal personen teruggebracht is naar maximaal vier.
21. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(niet in de gelegenheid de
uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571.
2.Zie de conclusie van advocaat-generaal mr. P.J. Wattel van 11 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:738.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4158.