ECLI:NL:RBMNE:2021:3030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/2392 en UTR 21/2407
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de legalisatie van een tijdelijke kabelbaan in Almere

In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning voor de legalisatie van een tijdelijke kabelbaan op het terrein van de Floriade in Almere. De voorzieningenrechter heeft op 14 juli 2021 uitspraak gedaan op het beroep van verzoekers tegen de omgevingsvergunning, die door het college van burgemeester en wethouders van Almere was verleend. De kabelbaan, die bestaat uit zeven masten en 34 cabines, is bedoeld voor gebruik tijdens de Floriade in 2022 en de Floriade Preview in de zomer van 2021. Verzoekers zijn tegen de komst van de kabelbaan en hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, waarbij zij onder andere aanvoeren dat de procedures niet goed zijn gevolgd en dat er onveilige situaties kunnen ontstaan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat de Floriade de kabelbaan in gebruik mag nemen. De rechter heeft daarbij de argumenten van verzoekers tegen de vergunning beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de vergunning rechtmatig is verleend. De voorzieningenrechter heeft ook de noodzaak en behoefte aan de kabelbaan onderzocht en vastgesteld dat deze voldoende is onderbouwd. De beroepsgronden van verzoekers over externe veiligheid, soortenbescherming en Natura 2000 zijn niet behandeld, omdat deze niet relevant zijn voor de beoordeling van de omgevingsvergunning.

De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij niet voldoen aan het relativiteitsvereiste. De uitspraak van de voorzieningenrechter is een bevestiging van de eerder genomen besluiten en biedt de Floriade de mogelijkheid om de kabelbaan te gebruiken, ondanks de bezwaren van verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/2392 en UTR 21/2407
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoeker] , verzoeker en

[verzoekster], verzoekster, beiden uit [woonplaats] , samen: verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

Verder heeft als partij aan de zaken deelgenomen:
Floriade Almere 2022 B.V., gevestigd in Almere

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de kabelbaan die is gebouwd op het terrein van de Floriade in Almere. De kabelbaan bestaat uit 7 masten waaraan de kabels komen te hangen, met 34 cabines met 10 zitplaatsen. De kabelbaan kruist de snelweg A6. Aan ieder uiteinde is een station gebouwd. Het is de bedoeling om de kabelbaan te gebruiken tijdens de Floriade in 2022, maar ook tijdens de Floriade Preview in de zomer van 2021. De kabelbaan wordt na de Floriade weer afgebroken.
2. Verzoekers zijn het niet eens met de komst van de kabelbaan. Zij vinden – onder andere – dat de procedures niet goed zijn gevolgd, ze vrezen voor onveilige situaties en vinden de kabelbaan ook helemaal niet nodig. Deze en de andere argumenten die verzoekers naar voren hebben gebracht komen later in de uitspraak aan de orde.
3. In juni 2020 is de aanvraag voor de (tijdelijke) omgevingsvergunning voor de kabelbaan ingediend door de Floriade. De aanvraag heeft betrekking op het bouwen en op het afwijken van het bestemmingsplan.
4. De kabelbaan is gebouwd voordat de omgevingsvergunning werd verleend. Het college heeft in augustus 2020 beslist om de bouw te gedogen. Verzoekers hebben in de maanden daarna twee handhavingsverzoeken gedaan, die door het college zijn afgewezen.
5. Voor de bouw van de kabelbaan en voor het in werking stellen daarvan zijn ook vergunningen nodig van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. [1] Die vergunningen zijn verleend in oktober 2020 (bouw kabelbaan), in december 2020 (kruisen A6) en in juni 2021 (in werking stellen kabelbaan). Verzoekers hebben daartegen (nog) geen bezwaar gemaakt of beroep ingesteld.

De omgevingsvergunning en de gang naar de voorzieningenrechter

6. Op 8 april 2021 heeft de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgegeven, en op 12 april 2021 heeft het college vervolgens de gevraagde omgevingsvergunning verleend, die geldt tot 1 maart 2023.
7. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Omdat een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan, geldt de omgevingsvergunning nu niet. De Floriade wil de kabelbaan echter zo snel mogelijk in gebruik nemen voor de Floriade Preview. Tegen deze achtergrond is er een spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter.
8. De zaak is behandeld op de zitting van 5 juli 2021. [verzoeker] was aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat mr. J.W.M. Hagelaars, die werd bijgestaan door [A] , voorzitter van de Taskforce Floriade en door [B] , jurist bij de gemeente. De Floriade heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaten mr. J.C. van Oosten en mr. P. van Lingen, die werden bijgestaan door [C] , jurist bij de Floriade, [D] , werkzaam bij Doppelmayr Seilbahnen en [E] , werkzaam bij Arcadis.
9. Na de zitting, op 7 juli 2021, hebben verzoekers verzocht de zaak door andere rechters op een nieuwe zitting te laten behandelen en om wraking van de voorzieningenrechter als dat zou worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft diezelfde dag beslist dat hij de zaak blijft behandelen en dat er geen nieuwe zitting komt. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 12 juli 2021 ongegrond verklaard.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

10. De uitspraak pakt in het nadeel uit van verzoekers. De omgevingsvergunning blijft in stand en de Floriade mag de kabelbaan in gebruik nemen na deze uitspraak. Hierna legt de voorzieningenrechter eerst uit wat zijn belangrijkste overwegingen daarbij zijn. Dat deel sluit het meest aan bij wat verzoekers hebben aangevoerd. Er zitten echter ook aspecten aan deze zaak die voor verzoekers misschien lastiger te volgen zijn, maar waaraan wel belangrijke juridische overwegingen ten grondslag liggen. Dat staat in het tweede deel van de uitspraak, na de algemene overwegingen.
11. Verzoekers hebben na de zitting gevraagd om de zaak door meer dan een rechter te laten behandelen, maar de voorzieningenrechter vindt een verwijzing naar de meervoudige kamer niet nodig. Na de zitting is de voorzieningenrechter bovendien tot de conclusie gekomen dat meer onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. Dat betekent dat er niet nog een nieuwe zitting bij de rechtbank komt, en dat verzoekers als zij dat willen hoger beroep kunnen instellen bij de Raad van State. Daar kunnen zij ook opnieuw om een voorlopige voorziening vragen om de ingebruikname van de kabelbaan te voorkomen, zoals op de zitting is uitgelegd.

Algemene overwegingen

De voorzieningenrechter beoordeelt alleen de omgevingsvergunning
12. Deze zaken gaan alleen over de omgevingsvergunning. Verzoekers hebben duidelijk gemaakt dat het voor hen een ‘spaghetti van procedures’ is en de voorzieningenrechter begrijpt ook dat het bestuursrecht en de opeenvolging van besluiten voor hen complex is. Maar de voorzieningenrechter mag in deze zaak niet beoordelen of de besluiten over de handhavingsverzoeken en over de vergunningen die de Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft verleend juist zijn.
13. Verzoekers wijzen erop dat er wetgeving is over drones, die onder andere inhoudt dat drones niet over de snelweg mogen vliegen en dat die regel kan worden doorgetrokken naar kabelbanen. Die regelgeving kan ook niet in deze procedure worden beoordeeld. De specifieke veiligheidsaspecten heeft de minister namelijk beoordeeld in de kabelbaanvergunningen. Tegen die besluiten staat een eigen rechtsbeschermingsprocedure open. Overigens wordt een kabelbaanvergunning verleend op grond van de Wet kabelbaaninstallaties en niet op basis van regelging over drones.
14. De voorzieningenrechter beoordeelt dus alleen de omgevingsvergunning. Zijn beslissing geldt alleen in deze zaak, over dat besluit en op basis van de argumenten van verzoekers. Verzoekers zijn bang voor precedentwerking van deze uitspraak, maar vaak is elke zaak net weer anders. Maar verzoekers hebben er wel voor gekozen deze procedure te starten, en daar hoort bij dat zij ook het risico lopen een uitspraak te krijgen die ze liever niet hebben.
Verkeerde volgorde nu niet meer relevant
15. Verzoekers hebben er gelijk in dat pas gebouwd mag worden als je een vergunning hebt. Dat geldt voor burgers van Almere en ook voor de Floriade. Het is duidelijk dat in dit geval van die volgorde is afgeweken: de bouw van de kabelbaan was al lang klaar toen de vergunning werd verleend. Dat is niet de bedoeling, maar hoeft ook niet altijd direct tot het afbreken van het bouwwerk te leiden. Verzoekers maken zelf een duidelijke vergelijking met iemand die zonder vergunning een dakkapel bouwt en daarover door de gemeente wordt aangeschreven. Maar ook in die situatie is het mogelijk dat de dakkapel mag blijven staan als daarvoor achteraf alsnog een vergunning wordt verleend.
16. Of het in deze zaak juist is dat de bouw niet is stil gelegd in afwachting van de vergunning kan en mag de voorzieningenrechter niet beoordelen. Dat is een handhavingszaak. Daarbij hoort ook het handelen van de wethouder rondom het gedogen en wat hij daarover in de media heeft gezegd. Verzoekers zijn het daar niet mee eens, maar daarop kan de voorzieningenrechter dus niet ingaan. De voorzieningenrechter beoordeelt de huidige stand van zaken, en het is duidelijk dat er nu een vergunning ligt. De vraag is of die vergunning in stand kan blijven, en daarvoor is de voorgeschiedenis en de gedoogde bouw zonder vergunning niet meer relevant.
Verzoekers tussen juristen
17. Verzoekers wijzen erop dat zij geen verstand hebben van bestuursrechtelijke procedures, terwijl zowel het college als de Floriade de nodige bijstand hebben en daar ook geld voor hebben. Verzoekers hebben het idee dat ze daardoor al met 1-0 achterstaan en de voorzieningenrechter begrijpt dat wel. Dat was bijvoorbeeld ook goed te zien op de zitting, waar verzoeker in z’n eentje was, tegenover drie advocaten en nog vijf andere experts. Maar partijen mogen nu eenmaal bij de bestuursrechter kiezen of zij zich laten vertegenwoordigen en door wie. Je mag een procedure ook zelf voeren zoals verzoekers hebben gedaan.
18. De voorzieningenrechter probeert altijd zo goed mogelijk het evenwicht tussen partijen te bewaken en heeft er in deze zaak in ieder geval op proberen te letten dat verzoeker als niet-jurist alles kan volgen en niet overspoeld wordt door juridische taal.
Beoordeling in een notendop
19. Hoewel verzoekster geen zienswijze heeft ingediend, kan zij toch bij de bestuursrechter terecht. Dat komt door de ruimere mogelijkheden die sinds kort worden gegeven voor de rechtsbescherming van burgers in het omgevingsrecht. Voor verzoeker geldt dat echter niet. Hij woont te ver weg en er is geen goede reden waarom hij niet (opnieuw) een zienswijze heeft ingediend.
20. Volgens verzoekers is niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd voor de omgevingsvergunning, maar dat lijkt op een misverstand te berusten. Hoewel het college in een eerste publicatie de ontvangst van de aanvraag heeft vermeld en daarbij heeft gezegd dat de reguliere procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is, is daarna wel degelijk de uitgebreide procedure gevolgd. Bij die procedure hoort het nemen van een ontwerpbesluit en (in dit geval) het vragen van een verklaring van geen bedenkingen aan de gemeenteraad. De meerderheid van de gemeenteraad heeft ingestemd met het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen. Dat betekent dat de gemeenteraad akkoord is met het verlenen van een vergunning voor de kabelbaan. Dat is ook hoe besluitvorming in de gemeente werkt: er hoeft geen absolute meerderheid te zijn. Dat enkele raadsleden van de oppositie achteraf niet blij zijn met de gang van zaken is geen reden om hier anders tegenaan te kijken.
21. De voorzieningenrechter oordeelt verder dat er geen verplichting is om een milieueffectrapport te maken en dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen, omdat alle belangen voldoende zijn afgewogen en de kabelbaan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dat verzoekers geen behoefte hebben aan de kabelbaan betekent niet dat dat ook geldt voor de Floriadebezoekers. Aan een aantal argumenten die voor verzoekers belangrijk zijn, komt de voorzieningenrechter bovendien niet toe, omdat de regels waar verzoekers zich op beroepen niet voor hen zijn gemaakt. De veiligheidssituatie op de A6, de stikstofuitstoot en de gevolgen voor de beverburcht kunnen door de voorzieningenrechter daarom niet beoordeeld worden.
22. Deze samenvatting van de beoordeling wordt hierna uitgebreider uitgewerkt.

Overwegingen over de toegang tot de rechter (ontvankelijkheid)

23. De voorzieningenrechter beoordeelt de ontvankelijkheid van verzoekers in het licht van het ‘Varkens in Nood’-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, [2] en van de twee recente richtinggevende uitspraken daarover van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [3]
Verzoekster is als belanghebbende ontvankelijk zonder zienswijze
24. Het staat vast dat verzoekster geen zienswijze heeft ingediend over het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning. Uit de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021 volgt dat dat haar niet wordt tegengeworpen in deze omgevingsrechtelijke zaak als zij belanghebbende is bij de omgevingsvergunning.
25. Verzoekster moet inderdaad als belanghebbende worden aangemerkt. Op de zitting heeft verzoeker verklaard dat verzoekster vanuit haar huis de kabelbaan kan zien, en het college en de Floriade hebben dat niet tegensproken. De voorzieningenrechter vindt het ook aannemelijk dat de kabelbaan vanuit het huis te zien is, gelet op de afstand en de ligging. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster gelet hierop feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van de kabelbaan. Verzoekster is ontvankelijk in haar beroep.
Verzoeker is geen belanghebbende
26. Verzoeker woont veel verder weg en heeft op de zitting erkend dat hij de kabelbaan vanuit zijn huis niet kan zien. Ook op een andere manier zijn er geen aannemelijke feitelijke gevolgen die hij van de kabelbaan ondervindt. Verzoeker is daarom geen belanghebbende bij de omgevingsvergunning.
27. Verzoeker is desondanks wel ontvankelijk in zijn beroep als hij een zienswijze heeft ingediend, omdat de mogelijkheid voor een zienswijze voor ‘een ieder’ geldt en niet alleen voor belanghebbenden. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021. Deze zaak is echter weer net iets anders dan de situatie waarover de Afdeling heeft geoordeeld, omdat verzoeker wel een zienswijze heeft ingediend, maar dat veel te vroeg heeft gedaan. Verzoeker heeft zijn zienswijze ingediend op 28 juli 2020, terwijl de termijn om een zienswijze in te dienen startte op 7 oktober 2020. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen hoe het Varkens in Nood-arrest in deze situatie uitpakt.
Soms ook ruimhartige uitleg bij te vroege zienswijze
28. Uit het Varkens in Nood-arrest moet worden afgeleid dat als het nationale milieurecht ruimere inspraakmogelijkheden biedt dan aan ‘het betrokken publiek’ en aan een ieder het recht geeft om zienswijzen over een ontwerpbesluit naar voren te brengen, de mensen die van dat recht gebruik maken bij de bestuursrechter terecht moeten kunnen.
29. De Afdeling heeft in de uitspraak van 4 mei 2021 vervolgens twee gevallen benoemd waarin dit zich voordoet in de Nederlandse situatie:
Een niet-belanghebbende heeft tegen het ontwerpbesluit een zienswijze ingediend op basis van – onder meer – de mogelijkheid uit de Wabo.
Een niet-belanghebbende heeft
geenof
te laateen zienswijze ingediend tegen zo’n ontwerpbesluit, en dat kan hem redelijkerwijs niet worden verweten (het is ‘verschoonbaar’).
In deze gevallen is het beroep van een niet-belanghebbende toch ontvankelijk, in afwijking van artikel 8:1 van de Awb. Totdat de wetgever hier iets mee heeft gedaan hanteert de Afdeling dus een ruimhartige uitleg. Deze twee gevallen spelen in deze zaak niet: verzoeker heeft niet binnen de termijn van 6 weken waarin het ontwerpbesluit op grond van de Wabo ter inzage lag een zienswijze ingediend (situatie A). Hij heeft ook niet te laat of helemaal geen zienswijze ingediend (situatie B).
30. De voorzieningenrechter oordeelt in het verlengde van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021 en in overeenstemming met de strekking van het Varkens in Nood-arrest dat er nog twee gevallen moeten worden onderscheiden. Die gaan allebei over te vroeg ingediende zienswijzen. Ook in deze gevallen moet het beroep van een niet-belanghebbende ontvankelijk worden verklaard:
C. Een niet-belanghebbende heeft
te vroegeen zienswijze ingediend, terwijl het ontwerpbesluit al tot stand was gekomen of terwijl de indiener redelijkerwijs kon menen dat dat zo was.
D. Een niet-belanghebbende heeft
te vroegeen zienswijze ingediend, en dat kan hem redelijkerwijs niet worden verweten.
Situatie C is ontleend aan de twee gevallen die de Awb limitatief omschrijft en waarin het te vroeg indienen van een zienswijze niet wordt tegengeworpen. [4] Situatie D ligt in het verlengde van situatie B, waarover de Afdeling al heeft geoordeeld.
Verzoeker had (nog een keer) een zienswijze moeten indienen
31. Situatie C speelt in deze zaak niet. Het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning was er nog niet toen verzoeker zijn zienswijze indiende en er is geen aanwijzing in het dossier waaruit blijkt dat verzoeker kon denken dat dit er wel al was. De Awb is duidelijk en geeft alleen deze twee mogelijkheden. Er is daarom geen verplichting om een te vroege zienswijze buiten die mogelijkheden om toch in de beoordeling te betrekken. Het Verdrag van Aarhus verplicht daar ook niet toe, omdat de nationale ruimere inspraakmogelijkheden zich tot deze twee gevallen beperken.
32. De voorzieningenrechter moet voor situatie D de vraag beantwoorden of verzoeker, die geen belanghebbende is, kan worden verweten dat hij te vroeg een zienswijze heeft ingediend.
33. Het college heeft op 30 juni 2020 in het Gemeenteblad gepubliceerd dat de aanvraag om de omgevingsvergunning is ontvangen. Zo’n publicatie is niet vereist bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure, maar ook niet verboden. De voorzieningenrechter constateert echter wel dat er onjuiste informatie in deze publicatie staat: er wordt verwezen naar de reguliere procedure en de daarbij behorende beslistermijn, en naar de mogelijkheid dat de vergunning van rechtswege wordt verleend. De lezer van de publicatie kan hierdoor op het verkeerde been zijn gezet en denken dat de reguliere procedure wordt gevolgd. Bij verzoeker is dat ook gebeurd: hij wijst er immers nog steeds op dat niet de reguliere, maar de uitgebreide procedure had moeten worden gevolgd.
34. Anders dan in de publicatie stond vermeld, heeft het college de uitgebreide procedure gevolgd, die is gestart met de publicatie op 7 oktober 2020 in het Gemeenteblad. Dat is de publicatie waarin is gewezen op het ontwerpbesluit en op de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen. Verzoeker heeft deze publicatie gemist, maar hij vindt dat het college hem na de eerste publicatie en na het indienen van zijn vroege zienswijze een bericht had moeten sturen.
35. De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens. Hoewel het verzoeker aanvankelijk niet verweten kan worden dat hij dacht dat de reguliere procedure werd gevolgd, had hij wel moeten blijven opletten door de publicaties van het college te blijven volgen. Ook bij de reguliere procedure is er namelijk geen verplichting voor het college om een brief te sturen naar indieners van eventuele (onverplichte) zienswijzen. [5] Als de reguliere procedure werd gevolgd, had verzoeker daarom net zo goed in het Gemeenteblad moeten bijhouden of er een besluit was genomen waartegen hij dan bezwaar had kunnen instellen. Het is verzoeker daarom redelijkerwijs te verwijten dat hij heeft gemist dat er een ontwerpbesluit ter inzage werd gelegd. Hij had toen opnieuw een zienswijze in kunnen en moeten dienen.
Verzoeker is niet-ontvankelijk
36. Verzoeker heeft binnen de termijn die daarvoor gold geen zienswijze ingediend en dat kan hem redelijkerwijs worden verweten. Het Varkens in Nood-arrest verplicht in dit geval niet tot een afwijking van de Awb. Het beroep van verzoeker is niet-ontvankelijk. Dat maakt voor de verdere beoordeling van de zaak overigens niet uit, omdat het beroep van verzoekster wel inhoudelijk wordt beoordeeld. De voorzieningenrechter blijft in de uitspraak daarom toch over ‘verzoekers’ schrijven.

Overwegingen over de procedure

37. Het misverstand over de procedure is hiervoor al beschreven en opgehelderd: de eerste publicatie klopte niet en het college heeft wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd. Dat is in dit geval de juiste procedure. Een procedure die nog uitgebreider is, is er niet in de Wabo. Op de rol van de gemeenteraad is in overweging 20 al ingegaan.
Milieueffectrapport
38. Volgens verzoekers had een milieueffectrapport (MER) gemaakt moeten worden , met de procedure die daarbij hoort. De voorzieningenrechter is het daar niet mee eens, en oordeelt dat het college het heeft mogen laten bij de lichtere procedure die is gevolgd. Daarin is aan de hand van de wettelijke drempelwaarden beoordeeld dat een uitgebreid MER niet nodig is.
39. Op de Floriade worden 2 miljoen bezoekers verwacht en volgens verzoekers nog veel meer. Maar de Floriade zelf is al beoordeeld in een MER, toen het bestemmingsplan werd gemaakt. Het gaat nu om de toevoeging van de kabelbaan aan dat project. Dat valt onder categorie D10 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Daaronder vallen zowel themaparken als skiliften en kabelspoorwegen. Een (nieuwe) MER is dan nodig bij verwachte bezoekersaantallen van 250.000 of meer. De voorzieningenrechter is het met het college en de Floriade eens dat het hier gaat om het wijzigen van een bestaand project binnen dezelfde categorie D10. Hij volgt ook hun standpunt dat het niet aannemelijk is dat de kabelbaan zelf voor een aantrekkende werking van meer dan 250.000 bezoekers extra zorgt, bovenop de al verwachte bezoekers. Er is daarom geen MER-plicht.

Overwegingen over goede ruimtelijke ordening en de belangenafweging

40. De kabelbaan past niet in het bestemmingsplan. Het college mag een omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch verlenen, als dat past binnen een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft bij die afweging beleidsruimte. De voorzieningenrechter toetst of het college alle belangen heeft afgewogen en vervolgens in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
Noodzaak en behoefte kabelbaan
41. Verzoekers wijzen er specifiek op dat de noodzaak voor de kabelbaan ontbreekt. Volgens hen is er geen maatschappelijk belang en zou uit enquêtes blijken dat de Almeerders niet op de Floriade zitten te wachten.
42. Als met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan wordt afgeweken, dan hoort daar een ruimtelijke onderbouwing bij met onder meer een verantwoording van de gemaakte keuze van bestemmingen en inzichten over de uitvoerbaarheid van het project. Ook moet in die onderbouwing staan wat de uitkomst is van het onderzoek naar de relevante feiten en de af te wegen belangen. [6] Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat daarbij ook een onderzoek naar de behoefte hoort, dat bij de toets naar een goede ruimtelijke ordening moet worden bekeken of de ontwikkeling voorziet in een behoefte en dat de behoefte met het oog op de uitvoerbaarheid van het project moet zijn onderbouwd. [7]
43. In de ruimtelijke onderbouwing is beschreven dat de kabelbaan is bedoeld om van de noordkant van het Floriadeterrein eenvoudig en snel over het Weerwater en de A6 naar de zuidkant te komen. De kabelbaan heeft daarnaast een toeristische functie. Iedere bezoeker van de Floriade kan er gratis gebruik van maken. De kabelbaan kent net als de Floriade zelf een dagopenstelling. In aanvulling hierop heeft de Floriade toegelicht dat de kabelbaan deze zomer ook al nodig is voor de Floriade Preview, die bedoeld is om geïnteresseerden een voorproefje te kunnen bieden van de Floriade volgend jaar. Omdat het bouwterrein van de Floriade zelf niet toegankelijk is, wordt de kabelbaan gebruikt om het terrein te kunnen bekijken voor de deelnemers aan de Floriade Preview.
44. De voorzieningenrechter vindt dat de behoefte aan de kabelbaan hiermee voldoende is onderzocht en dat de uitvoerbaarheid van het project ook goed is onderbouwd. Het gaat er daarbij niet om of de kabelbaan absoluut noodzakelijk is voor het functioneren van de Floriade of de Floriade Preview. Het gaat erom of duidelijk is dat het project uitvoerbaar is en in een behoefte voorziet. De kabelbaan voorziet duidelijk níet in de behoefte van verzoekers, en misschien ook niet in die van andere Almeerders. Maar op basis van de stukken is aannemelijk dat die behoefte er bij de bezoekers aan de Floriade wel zal zijn. Dat zullen bezoekers zijn die grotendeels ook van buiten Almere komen. Het college heeft in redelijkheid de belangen van de Floriade en van het faciliteren van dit grote evenement in Almere voor mogen laten gaan op de belangen van verzoekers.
45. In de argumenten van verzoekers ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te
zeggen dat de kabelbaan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, of dat de belangen niet goed afgewogen zijn. Het is duidelijk dat verzoekers het niet eens zijn met de komst van de kabelbaan en dat zij de situatie op het terrein van de Floriade liever bij het oude hadden gelaten. Maar dat is niet voldoende om te zeggen dat het college geen goede afweging heeft gemaakt.

Overwegingen over voor wie de regels zijn bedoeld (relativiteit)

46. Het relativiteitsvereiste staat in artikel 8:69a van de Awb. Het houdt kort gezegd in dat
iemand in een beroepsprocedure alleen met succes een beroep kan doen op een norm, als deze norm bedoeld is om zijn of haar belangen te beschermen. De Afdeling heeft in verschillende uitspraken al beoordeeld of bepaalde normen bedoeld zijn om de belangen van bepaalde burgers te beschermen of niet. [8] De voorzieningenrechter houdt zich aan die uitleg en past dat toe op deze zaak. Daarbij stelt hij voorop dat verzoekers in deze procedure opkomen voor het belang van de bescherming van hun woon- en leefklimaat.
Veiligheid A6
47. Verzoekers maken zich zorgen over de verkeersveiligheid op de A6 als de kabelbaan in
gebruik is. Veilig Verkeer Nederland vindt de kabelbaan ook gevaarlijk. Verzoekers wijzen erop dat er op de A6 kort geleden een ongeluk is gebeurd in de buurt van de kruising met de kabelbaan, die toen werd gebruikt voor testritten. Verzoekers zijn niet alleen bang voor de verkeersveiligheid in het algemeen, maar ook voor die van henzelf, omdat zij vaak over de A6 rijden.
48. Of de veiligheid op de A6 bij de kruising met de kabelbaan blijft gewaarborgd is
beoordeeld door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Zij heeft voor het kruisen een vergunning verleend op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken. In die vergunning is onder meer een verplichting opgenomen om de cabines van de kabelbaan te blinderen. In overweging 12 is al gezegd dat die vergunning in deze zaak niet beoordeeld wordt. Wat verzoekers verder aanvoeren moet in deze procedure worden geplaatst in het licht van een goede ruimtelijke ordening.
49. De Afdeling heeft al eens een zaak behandeld over een windpark dat vlakbij een
spoorlijn zou komen. De eisende partij in die zaak was bang voor ongelukken op het spoor, doordat een trein zou kunnen worden geraakt door een windturbineonderdeel. [9] Daar ging het dus ook over de norm die is gericht op het beperken van veiligheidsrisico’s in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In die zaak is geoordeeld dat die norm niet is bedoeld om de belangen van een goed woon- en leefklimaat te beschermen. Vertaald naar deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter dat verzoekers zich ook niet op deze veiligheidsnorm kunnen beroepen. Dat verzoekers zelf vaak over de A6 rijden betekent niet dat het belang van hun woon- en leefklimaat verweven is met het algemene belang waar de veiligheidsnorm op ziet. Dat woon- en leefklimaat strekt zich niet uit tot op de A6.
50. Wat verzoekers over de veiligheid op de A6 zeggen laat de voorzieningenrechter
daarom buiten beschouwing.
Beverburcht
51. Er is een beverburcht in de buurt van een van de kabelbaanstations. Verzoekers vinden
dat niet goed gekeken is naar de effecten die de (bouw van de) kabelbaan op de bevers kan hebben.
52. In de Wet natuurbescherming (Wnb) staan regels om plant- en diersoorten te
beschermen, waaronder de bever. Deze regels zien op een algemeen belang. Soms kan het echter toch zo zijn dat de Wnb met de bescherming van plant- en diersoorten ook bescherming geeft aan het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van iemands directe woon- en leefomgeving. Dat is het geval als dat belang helemaal verweven is met het algemene belang dat wordt beschermd door de regels van de Wnb. Voor de vraag of dat zo is wordt gekeken naar de afstand tussen iemands woning en de locatie van de beschermde soorten. Als dat meer dan 100 meter is, is er meestal geen verwevenheid. Verzoekers wonen allebei op geruime afstand van de beverburcht. De voorzieningenrechter vindt dat hun belang bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe woon- en leefomgeving niet zo verweven is met de algemene belangen die worden beschermd door de regels over diersoortenbescherming in de Wnb, dat zij zich voor de beverburcht op die regels kunnen beroepen.
53. Wat verzoekers over de beverburcht zeggen laat de voorzieningenrechter daarom buiten
beschouwing.
Stikstofuitstoot
54. Verzoekers vinden dat de gevolgen van de uitstoot van stikstof door de bouw en het
gebruik van de kabelbaan niet goed is onderzocht. Zij wijzen erop dat inmiddels is gebleken dat de kabelbaan nu nog op een dieselaggregaat loopt.
55. In de Wnb staan ook regels om de natuurwaarden van beschermde Natura 2000-
gebieden te beschermen. Die natuurwaarden kunnen geraakt worden door de uitstoot van stikstof. Ook deze regels zien op een algemeen belang. Het gebied dat het dichtst bij de kabelbaan ligt is het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever, op ongeveer 4 kilometer afstand. Ook hier geldt dat de afstand tussen de huizen van verzoekers en het Natura 2000-gebied te groot is om te kunnen zeggen dat er verwevenheid is tussen dit algemene belang en het belang van het behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving. Ook hier geldt dus dat hun woon- en leefklimaat zich niet uitstrekt tot de zuidoever van het Eemmeer en het Gooimeer.
56. Wat verzoekers over stikstofuitstoot zeggen laat de voorzieningenrechter daarom buiten
beschouwing.

Conclusie

45. Het beroep van verzoeker is niet-ontvankelijk. Het beroep van verzoekster is ongegrond. Door deze uitkomst van het beroep is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek wordt afgewezen. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en het college hoeft ook niet het griffierecht aan verzoekers te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van verzoekster ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet kabelbaaninstallaties en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
2.Arrest van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7, te lezen op eur-lex.europa.eu.
3.Uitspraken van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, en van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, te lezen op rechtspraak.nl.
4.Artikel 3:16, eerste lid, in samenhang met artikel 6:10, eerste lid, van de Awb.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:429.
6.Artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo, in samenhang met artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht en met artikel 3.1.6, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
7.Uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, overwegingen 4 en 4.1.
8.De voorzieningenrechter verwijst naar de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706.
9.Uitspraak van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2225.