ECLI:NL:RVS:2013:429

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
201206260/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • E. Helder
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor bluswatervoorziening Schiphol Logistics Park C.V. en de ontvankelijkheid van bezwaren

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van een bluswatervoorziening door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning werd op 19 september 2011 verleend aan Schiphol Logistics Park C.V. voor de bouw van een bluswatervoorziening op de Naritaweg te Rozenburg. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet tijdig bezwaar had gemaakt, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 20 september 2011 begon en eindigde op 31 oktober 2011. [appellante] diende zijn bezwaar pas op 14 november 2011 in, wat buiten de termijn viel.

In hoger beroep betoogde [appellante] dat het college hem had moeten informeren over de verleende omgevingsvergunning, omdat hij eerder een zienswijze had ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het college op de juiste wijze had bekendgemaakt dat de omgevingsvergunning was verleend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellante] in verzuim was, omdat hij niet had gereageerd op de publicatie van de omgevingsvergunning in de Hoofddorpse Courant. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van belanghebbenden om op de hoogte te blijven van relevante besluiten.

Uitspraak

201206260/1/A1.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer, en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 mei 2012 in zaak nr. 12/971 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2011 heeft het college aan Schiphol Logistics Park C.V. (hierna: Schiphol Logistics) een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een bluswatervoorziening op locatie HLM03 AL 1306 aan de Naritaweg te Rozenburg.
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft het college de door [appellante] tegen de besluiten van 6 juli 2010 en 19 september 2011 gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft WDP Nederland N.V. een schriftelijke toelichting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gevoegd met zaak nr. 201206259/1/A1, behandeld op 5 december 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. D.W. Giltay Veth, advocaat te Nieuw Vennep, en het college, vertegenwoordigd door J.H. de Jong-te Lintum en mr. A. Dijk, bijgestaan door mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is ter zitting WDP Nederland N.V., vertegenwoordigd door haar directeur M.P. van Ast, bijgestaan door mr. C.A.H. van de Sanden, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
Daarna zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Het hoger beroep is beperkt tot de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college [appellante] met juistheid niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaren tegen de bij besluit van 19 september 2011 verleende omgevingsvergunning voor de bluswatervoorziening, bezien in samenhang met de vrijstelling van 6 juli 2010.
2. Niet in geschil is dat het op aanvraag genomen besluit van 19 september 2011 op dezelfde dag aan Schiphol Logistics is verzonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is derhalve aangevangen op 20 september 2011. Zij liep tot en met 31 oktober 2011.
[appellante] heeft bij fax van 14 november 2011 tegen het besluit van 19 september 2011 bezwaar gemaakt, derhalve buiten de daarvoor gestelde termijn.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zich geen situatie voordoet waarbij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
Hij voert daartoe aan dat het college hem had moeten meedelen dat de omgevingsvergunning voor de bluswatervoorziening was verleend, aangezien [appellante] een zienswijze had ingediend in het kader van de bij besluit van 6 juli 2010 verleende vrijstelling waarin hij te kennen had gegeven alvast bezwaar te maken tegen alle overige omgevingsvergunningen.
Voorts betoogt [appellante] dat hij erop had mogen vertrouwen dat het college die mededeling zou doen, nu het college eenzelfde mededeling bij de verlening van een andere omgevingsvergunning had gedaan.
Ten slotte voert [appellante] aan dat het college [appellante] heeft misleid of dat het onzorgvuldig heeft gehandeld, aangezien op een informatiebijeenkomst op 13 oktober 2011 geen mededeling is gedaan over de publicatiedatum van de verleende omgevingsvergunning, terwijl in het van die bijeenkomst gemaakte verslag is vermeld dat die mededeling wel was gedaan.
3.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Ingevolge artikel 3.7, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij afdeling 3.4 van de Awb daarop van toepassing is.
Ingevolge artikel 3.8 geeft het bevoegd gezag bij de toepassing van titel 4.1 van de Awb tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.
Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, beslist het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
3.2. Het besluit van 19 september 2011 is voorbereid met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo, zodat het college ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo van dit besluit mededeling diende te doen op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 van de aanvraag had kennis gegeven. Dit betekent dat artikel 3:43 van de Awb niet van toepassing was.
Het college heeft van het besluit van 19 september 2011 met toepassing van artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 3.8 van de Wabo op 6 oktober 2011 mededeling gedaan in het huis-aan-huisblad "Hoofddorpse Courant". De tekst hiervan luidt als volgt: "kavel HLM03 AL 1306 Naritaweg te Rozenburg, bluswatervoorziening bouwen, 19-09-2011, 2011-0014386". Tevens is daarbij vermeld dat belanghebbenden op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de besluitdatum tegen dit besluit bezwaar kunnen maken. Het college heeft aldus op voldoende kenbare wijze van de verleende omgevingsvergunning mededeling gedaan. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat de omstandigheid dat [appellante] geen kennis heeft genomen van deze publicatie, voor zijn eigen risico dient te blijven.
[appellante] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat hij met het indienen van voormelde zienswijze reeds een voortijdig bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:10, eerste lid, van de Awb heeft ingediend. Het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning van 19 september 2011 was ten tijde van de ingediende zienswijze nog niet tot stand gekomen en [appellante] kon evenmin redelijkerwijs menen dat dit wel het geval was.
Voorts doet [appellante] tevergeefs een beroep op het vertrouwensbeginsel. De omstandigheid dat het college bij de verlening van een andere omgevingsvergunning wel een schriftelijke mededeling heeft gedaan, betekent niet dat [appellante] er redelijkerwijs op heeft mogen vertrouwen dat het college ook in dit geval zo’n schriftelijke mededeling zou doen.
Ten slotte kan de omstandigheid dat op de op 13 oktober 2011 gehouden informatiebijeenkomst geen mededeling is gedaan over de publicatiedatum van de verleende omgevingsvergunning, terwijl in het van die bijeenkomst gemaakte verslag is vermeld dat die mededeling wel was gedaan, noch de omstandigheid dat in het verslag is vermeld dat de omgevingsvergunning is gepubliceerd in de week van 13 oktober 2011, terwijl deze publicatie in werkelijkheid op 6 oktober 2011 heeft plaatsgevonden, leiden tot het oordeel dat het college [appellante] heeft misleid, dan wel dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld.
Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat zich geen situatie voordoet waarbij redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat [appellante] niet in verzuim is geweest.
4. [appellante] betoogt ten slotte dat de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden als hier herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. Dit betoog is een herhaling van hetgeen hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop in de aangevallen uitspraak gemotiveerd ingegaan. In hoger beroep heeft [appellante] geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. In hetgeen [appellante] in zoverre heeft aangevoerd, bestaat dan ook geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
543.