ECLI:NL:RBMNE:2021:300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
16/237716-20 en 16/157661-18 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van valse sleutels met slachtoffers onder de hoogbejaarden

Op 2 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 in Italië, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen voor diefstal van in totaal ruim € 5.500,-, gepleegd met gestolen pinpassen van twee hoogbejaarde slachtoffers. De verdachte is vrijgesproken van meerdere andere tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van bankpassen en geldbedragen van andere slachtoffers, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij deze feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2019 samen met een ander een portemonnee met pinpassen heeft gestolen van een hoogbejaarde man. Vervolgens heeft hij met de gestolen pinpassen geldbedragen gepind. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de verdachte zelf aanwezig was bij de diefstal van de bankpassen en pincodes van andere slachtoffers, die ook door middel van een babbeltruc zijn benaderd. De rechtbank heeft de vrijspraak van deze feiten gemotiveerd door te stellen dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te koppelen aan de diefstal en de pintransacties.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder een veroordeling voor een vermogensdelict, maar de rechtbank kon geen recidive aannemen omdat deze veroordeling nog niet onherroepelijk was. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke geldboete toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/237716-20 en 16/157661-18 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Italië,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman
mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 12 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een portemonnee met daarin onder meer pinpassen van [benadeelde 1] heeft gestolen;
Feit 2
op 12 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een geldbedrag van € 2.263,-
van [benadeelde 1] heeft gestolen door gebruik te maken van zijn pinpas en pincode;
Feit 3
op 14 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, [benadeelde 2] heeft opgelicht;
en/of
op 14 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een pinpas en pincode van
[benadeelde 2] heeft gestolen;
Feit 4
op 14 oktober 2019 in Utrecht en/of Weesp, samen met een ander, een geldbedrag van in totaal € 2.594,50 van [benadeelde 2] heeft gestolen door gebruik te maken van haar pinpas en pincode;
Feit 5
op 17 oktober 2019 in Eindhoven, samen met een ander, [benadeelde 3] heeft opgelicht;
en/of
op 17 oktober 2019 in Eindhoven, samen met een ander, een pinpas en pincode van
[benadeelde 3] heeft gestolen;
Feit 6
op 17 oktober 2019 in Eindhoven en/of Heeze, samen met een ander, een geldbedrag van in totaal € 4.000,- van [benadeelde 3] heeft gestolen door gebruik te maken van zijn pinpas en pincode.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Van feit 6 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit. Het weggenomen bedrag van dit feit moet volgens de raadsman worden gematigd. Bewezen kan slechts worden dat verdachte het bedrag heeft weggenomen dat hij heeft gepind op het moment dat hij op de beelden is te zien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van de portemonnee en het geldbedrag van [benadeelde 1] , zoals ten laste gelegd onder 1 en 2. Van deze feiten zal de rechtbank verdachte dan ook integraal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vastgesteld kan worden dat op 12 oktober 2019 de portemonnee met daarin onder meer pinpassen is gestolen van [benadeelde 1] . Ook kan worden vastgesteld dat met een gestolen pinpas geldbedragen zijn gestolen.
Een voor [benadeelde 1] onbekende man en vrouw zijn die dag bij hem aan de deur geweest. De man had aan [benadeelde 1] om een papiertje gevraagd om iets op te schrijven. Nadat [benadeelde 1] dit papiertje uit de woonkamer had gepakt, zag hij dat de man en de vrouw waren verdwenen. Ook zag hij op dat moment dat zijn portemonnee weg was. Deze lag daarvoor nog op een kastje in de gang.
Ongeveer een half uur later is bij een pinautomaat aan de Roelantdreef te Utrecht een geldbedrag van de rekening van [benadeelde 1] gepind met één van de pinpassen die in de gestolen portemonnee zaten. Korte tijd daarna is met dezelfde pinpas een geldbedrag gepind bij een pinautomaat aan de Lange Viestraat te Utrecht. Met een andere pinpas uit de gestolen portemonnee is in dezelfde tijdspanne geprobeerd geldbedragen te pinnen bij geldautomaten aan de Neude te Utrecht en kort daarna aan de Panweg te Zeist.
Niet vastgesteld kan worden dat verdachte de man was die in de woning van [benadeelde 1] is geweest, noch dat hij betrokken is geweest bij de pintransacties in die zin dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Van alle genoemde pintransacties dan wel pogingen daartoe zijn beelden beschikbaar. Steeds is alleen een vrouw te zien, die door verbalisanten is herkend. Deze vrouw is inmiddels ook veroordeeld voor zowel de diefstal van de portemonnee als voor de diefstal van de geldbedragen van [benadeelde 1] door middel van een valse sleutel. [1]
De rechtbank ziet in deze beelden geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de pintransacties. De officier van justitie heeft nog gewezen op foto’s, waarop een vrouw is te zien samen met een man en een kind, terwijl zij lopen in de buurt van de automaten waar is gepind. Van de man op deze foto’s zit echter geen herkenning in het dossier. Ook los daarvan kan op basis van deze foto’s niet worden vastgesteld dat de man op de foto’s betrokken is geweest bij de pintransacties met gestolen pinpassen.
Bij de bewezenverklaring die aan de veroordeling van de vrouw ten grondslag ligt, heeft de rechtbank ook telecomgegevens betrokken. De rechtbank heeft in het kader van die bewezenverklaring vastgesteld dat het telefoonnummer van de vrouw, [telefoonnummer] , een zendmast heeft aangestraald in de directe omgeving van de woning van [benadeelde 1] , ten tijde van de diefstal van de portemonnee uit die woning. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat het telefoonnummer van de vrouw een zendmast heeft aangestraald in de directe omgeving van de pinautomaat aan de Panweg te Zeist, op het moment dat daar werd geprobeerd een geldbedrag te pinnen met één van de gestolen pinpassen van [benadeelde 1] .
De officier van justitie ziet in de telecomgegevens ook belastend bewijs voor verdachte. Volgens de officier van justitie heeft het telefoonnummer van de vrouw veel contact gemaakt met telefoonnummer [telefoonnummer] . Ook zou telefoonnummer [telefoonnummer] op 12 oktober 2019 dezelfde reisbeweging hebben gemaakt als het telefoonnummer van de vrouw. Op basis van de bevindingen in het dossier, koppelt de officier van justitie telefoonnummer [telefoonnummer] aan verdachte.
De rechtbank ziet die koppeling niet. In de telecomgegevens ziet zij dus ook geen belastend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Verder heeft de officier van justitie als belastend bewijs aangemerkt dat op de beelden van de vrouw is te zien dat zij een pet draagt die op andere beelden door verdachte wordt gedragen. Ook in deze omstandigheid ziet de rechtbank geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten slotte heeft de officier van justitie betrokken dat de modus operandi van de feiten 3, 4, 5 en 6 op essentiële punten overeenkomt met het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zoals hierna zal blijken zal de rechtbank verdachte van de feiten 3 en 5 vrijspreken. Voor zover al sprake is van essentiële overeenkomsten met de modus operandi van deze feiten, vormt deze modus operandi dus ook geen belastend bewijs voor de feiten 1 en 2. Verdachte zal dan ook integraal worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
Vrijspraak feiten 3 en 5
De rechtbank is van oordeel dat er ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van de pinpassen en pincodes van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en van de oplichting van deze personen, zoals ten laste gelegd onder 3 en 5. Van deze feiten zal de rechtbank verdachte dan ook integraal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de woningen van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is geweest. Het feit dat verdachte ongeveer een uur na het bezoek van de man en de vrouw aan [benadeelde 2] respectievelijk [benadeelde 3] de eerste pintransacties met de gestolen pinpassen heeft verricht, is onvoldoende om tot die conclusie te komen. Daarbij betrekt de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte de pinpassen en pincodes op andere wijze heeft verkregen dan door zelf in de woningen van [benadeelde 2] respectievelijk van [benadeelde 3] te zijn geweest. Ook betrekt de rechtbank dat uit het onderzoek van de politie blijkt dat meerdere mannen in verband zijn gebracht met soortgelijke bloedprikpraktijken in de ten laste gelegde periode. Andere mannen kunnen de pinpassen en pincodes in de tussentijd aan verdachte hebben overhandigd.
Aanwijzingen bestaan weliswaar dat verdachte naast kennis van de pincodes ook kennis heeft gehad van de herkomst van de pinpassen. Uit de aangifte van feit 5 volgt bijvoorbeeld dat slachtoffer [benadeelde 3] in het tijdbestek dat de pintransacties met de gestolen pinpas zijn verricht, is gebeld door een persoon die zich voordeed als een medewerker van de politie. Deze persoon heeft ongeveer twintig minuten met verdachte gesproken aan de telefoon. Het lijkt erop dat verdachte is gebeld door een persoon, die wilde voorkomen dat het slachtoffer in die tijdspanne zijn pinpas kon blokkeren. Zo had verdachte de gelegenheid meerdere pintransacties met de gestolen pinpas uit te voeren. Dit duidt op afstemming tussen de beller en verdachte en dus ook op wetenschap bij verdachte van de feiten 3 en 5. Wetenschap alleen is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen bij deze feiten te kunnen komen, zodat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 4
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
In het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] (proces-verbaalnummer 2019308048-1), staat - zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik heb een rekeningaccount bij de ING bank met het rekeningnummer [rekeningnummer] . Op 14 oktober 2019 omstreeks 19:00 uur, werd er bij mijn woning op de [adres] te [woonplaats] aangebeld door een jongen en een meisje. [3] Ze zeiden dat ze kwamen om bloed af te nemen. Ik hoorde dat ze zeiden dat ik een euro moest betalen. Ik moest toen mijn pinpas op een grote telefoon leggen en mijn pincode op het scherm intikken. Daarna zijn ze allebei weggegaan. Ik heb mijn dochter gebeld en zij heeft via internetbankieren op mijn rekening gekeken. Zij zag toen dat er bedragen van mijn rekening waren gehaald. Ik zag dat het om 1.000 euro ging op de Euterpedreef in Utrecht en om 1.594,50 euro bij de Muntrollen te Weesp. Ik dacht dat ik mijn pinpas terug had gekregen, maar mijn pinpas is dus ook weggenomen. [4]
In bankafschriften, die als bijlagen zijn gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte (proces-verbaalnummer 2019308048-1), staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
[benadeelde 2]
[rekeningnummer] .
14 oktober 2019: geldautomaat ING Euterpedreef Utrecht, 20.00 uur, afschrijving € 1.000.-; [5]
14 oktober 2019: geldautomaat Rabobank Muntrollen Weesp, 20.41 uur, afschrijving € 1.594,50 [6] .
In het proces-verbaal van omschrijving beelden van [A] (proces-verbaalnummer 2019308048), staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 14 oktober 2019 werd een bankpas weggenomen. Met deze gestolen bankpas is onder andere een bedrag van 1.000,00 euro gepind bij een ING pinautomaat aan de Euterpedreef te Utrecht. Deze pinautomaat is voorzien van beveiligingscamera's. Ik zag dat het ging om beelden van 14 oktober 2019 tussen 19:58 uur en 20:01 uur. Door mij werd het volgende bevonden:
19:59 uur, S1A941_1:
De verdachte komt aan bij de geldautomaat en houdt zijn telefoon voor zijn gezicht. Hij
stopt de bankpas in de geldautomaat. De verdachte is een licht getinte man met een baard en een snor. Hij droeg een zonnebril en heeft een donkerkleurig gewatteerd jack aan met een daaronder uitkomend een donkerkleurige capuchon met een patroon van witte figuurtjes en witte koorden. Onder de capuchon is een pet met een wit voorvlak zichtbaar waar letters op
zichtbaar zijn. [7]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 30 oktober 2019 staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 30 oktober 2019 kreeg ik een mail van een collega met een filmpje erin. De collega vroeg: wie herkent deze persoon? Deze persoon zou op de Euterpedreef te Utrecht hebben gepind. Ik herkende op het filmpje naar alle waarschijnlijkheid de mij ambtshalve bekende persoon [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Italië. Op dit filmpje zie je een persoon met een mobiele telefoon voor zijn gezicht. Tevens zie je dat hij mogelijk een zwarte jas draagt met daarover een capuchon. Ik zie sterke kenmerken met bovenstaand persoon namelijk: Zijn neus, zijn lippen en de beharing rondom zijn gezicht. Ik heb bovenstaande persoon meerdere malen herkend in zaken en vandaar dat ik denk dat het hem is. De persoon is tevens bij mij bekend met de bijnaam “Jumbo”. De laatste keer dat ik hem heb gezien was op 15 mei 2019. Het filmpje heeft als kenmerk: 14/10/2019 mon 20:00:19 - 20:00:22 S1A941_1. [8]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 30 oktober 2019 staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op vrijdag 25 oktober 2019, zag ik op de website: www.politie.nl, onder de subgroep:
gezochte personen, een politiebericht met als titel: "Bloedprikbabbeltruc - Wie zijn deze nep
verpleegkundigen?" Bij het genoemde persbericht waren een aantal foto’s gevoegd. Door mij werden de genoemde foto's bekeken, waarbij ik op één van de foto's (FOTO 1) [9]
de navolgende persoon herkende: [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Italië. Deze foto zou behoren bij procesnummer PL2100-2019217504 (
de rechtbank begrijpt: zaak 6, feiten 5 en 6).
Ik zag tevens dat er op dinsdag 29 oktober 2019 een televisie uitzending was van:
"Opsporing verzocht", waarbij aandacht werd besteed aan bovengenoemd incident. Ik zag tevens dat er een video werd getoond van de daders en dat ook hierbij om een herkenning van de getoonde personen werd gevraagd. Ik heb een screenshot van deze video bij dit proces verbaal van bevindingen gevoegd (FOTO 2, met tijdstip 20:00:22 uur). [10] Ik zag dat er op foto 2 een persoon stond afgebeeld die een gelijkenis vertoonde met de eerder door mij herkende [verdachte] die op foto 1 staat afgebeeld. De volgende gelijkenis tussen foto 1 en foto 2 viel mij op:
- Baseballpet met blauwe klep en witte bovenzijde, welke was voorzien van meerdere
tekens. [11]
Ik herkende [verdachte] op basis van zijn opvallend dikke lippen, de typische vorm van zijn neus, waarvan het uiteinde bollend is.
In het verleden ben ik als wijkagent meerdere malen in contact gekomen met leden van de Utrechtse Roma familie [familie] . Tevens ben ik in het verleden meerder malen in contact gekomen met [verdachte] . [12]
In het proces-verbaal van omschrijving beelden van verbalisant [A] (proces-verbaalnummer 2019308048), staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 14 oktober 2019 werd een bankpas weggenomen. Met deze gestolen bankpas is onder andere 1.594,50 euro gepind bij een muntgeldautomaat van de Rabobank aan de Prinses Irenelaan te Weesp.
Deze pinautomaat is voorzien van beveiligingscamera's. Ik zag dat het ging om beelden van 14 oktober 2019 tussen 20:39 uur en 20:43 uur. Door mij werd het volgende bevonden:
20:39 uur:
De verdachten komen aan bij de geldautomaat. De vrouwelijke verdachte stopt de bankpas in de automaat. De mannelijke verdachte droeg een donkerkleurig gewatteerd jack met daaronder uitkomend een donkerkleurige capuchon met witte koorden. [13] De mannelijke verdachte zet een zonnebril op terwijl hij achter de vrouw blijft staan. De mannelijke verdachte komt dichter bij de vrouwelijke verdachte staan. De vrouwelijke verdachte doet de bankpas in de geldautomaat en voert handelingen uit die lijken op het intoetsen van een pincode. [14] De vrouwelijke verdachte haalt meerdere keren muntrollen uit het uitgifte vak en stopt deze in de tas die zij bij zich heeft. [15]
De verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Het klopt dat ik ook wel ‘Jumbo’ wordt genoemd. [16]
Bewijsoverweging
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag van in totaal € 2.594,50 van [benadeelde 2] , op de wijze als onder 4 ten laste gelegd.
De pinpas, waarmee bij de pinautomaat aan de Euterpedreef te Utrecht en bij de muntrollen automaat te Weesp geldbedragen van de bankrekening van [benadeelde 2] zijn gepind, is weggenomen uit de woning van [benadeelde 2] . Dat de pinpas was weggenomen, ontdekte [benadeelde 2] kort nadat een man en een vrouw bij haar aan de deur waren geweest om bloed te prikken. Na het bloed prikken had ze een euro aan de man en de vrouw moeten betalen. Daarvoor had ze haar pinpas voor een scherm van een grote telefoon gehouden en haar pincode ingetikt op het scherm.
[benadeelde 2] heeft niemand toestemming gegeven haar pinpas en pincode vervolgens te gebruiken voor het pinnen van geldbedragen. Dat betekent dat de diefstal van de geldbedragen heeft plaatsgevonden met een valse sleutel.
Vastgesteld kan worden dat verdachte degene is geweest die de pintransactie met de gestolen pinpas heeft uitgevoerd aan de Euterpedreef te Utrecht. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte herkend op een filmpje dat beschikbaar is van deze pintransactie. De rechtbank acht deze herkenning betrouwbaar. De verbalisant heeft de verdachte immers al meerdere malen herkend in zaken. Ze kent ook zijn bijnaam, die ter terechtzitting door verdachte is bevestigd. Op 15 mei 2019 heeft zij verdachte bovendien daadwerkelijk ontmoet. Daarnaast kan de verbalisant benoemen op basis van welke specifieke gezichtskenmerken zij de verdachte herkent.
Daarbij komt dat verbalisant [verbalisant 2] verdachte heeft herkend op foto 2. Ook deze herkenning acht de rechtbank betrouwbaar, gelet op de eerdere contacten die verbalisant met verdachte heeft gehad. Bovendien kan ook verbalisant [verbalisant 2] specifieke gezichtskenmerken benoemen waaraan hij verdachte herkent.
De rechtbank gaat ervan uit dat foto 2 een screenshot is van het filmpje S1A941_1, waarop verdachte is herkend door verbalisant [verbalisant 1] . Foto 2 vormt grote gelijkenissen met de screenshot van 19:59:51 uur van dit filmpje. Op beide screenshots is een man te zien met een soortgelijke zonnebril op en een capuchon over het hoofd. Ook is op beide screenshots te zien dat de man een snor en een stoppelbaardje heeft. De houding van de man op beide screenshots is bovendien dezelfde. Hij houdt een telefoon voor een gedeelte van zijn gezicht. Ten slotte komt het tijdstip van beide screenshots nagenoeg overeen.
Voor de pintransactie met de gestolen pinpas bij de muntrollenautomaat in Weesp kan betrokkenheid van verdachte worden vastgesteld in de vorm van medeplegen. Van deze beelden bevindt zich weliswaar geen herkenning in het dossier, maar de rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de man is die op de beelden van de pintransactie in Weesp is te zien. De pintransacties hebben kort na elkaar plaatsgevonden (binnen 41 minuten). De man op de beelden van de pintransactie in Weesp vertoont bovendien overeenkomsten met de man op de beelden van de pintransactie aan de Euterpedreef in Utrecht. Opvallend is met name het donkerkleurige gewatteerde jack met het witte koord aan de donkere capuchon van de man.
Uit het feit dat verdachte de pintransactie heeft uitgevoerd aan de Euterpedreef in Utrecht en de vrouw in Weesp, volgt dat sprake is van inwisselbare rollen. Ook volgt hieruit dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De gestolen pinpas en de daarbij behorende pincode zijn tussen beiden overgedragen. De nauwe en bewuste samenwerking blijkt ook uit het feit dat de man bij de pintransactie in Weesp dicht bij de vrouw komt staan op het moment dat zij de pintransactie uitvoert.
Bewezenverklaring feit 6
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] (proces-verbaalnummer 2019217504-1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 Oktober 2019 omstreeks 20:30 uur zat ik in de woonkamer van mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag 2 personen voor mijn deur staan, een man en een vrouw. Ik heb de voordeur geopend. Ik hoorde dat er l euro gepind moest worden. Ik heb hierop mijn pinpas gepakt. Dit betreft een pinpas van mijn betaalrekening bij de ABN AMRO, rekeningnummer [rekeningnummer] . [17] De vrouw nam mijn pasje aan en hield dit op een apparaat, een soort kastje. Ik hoorde de vrouw vragen wat mijn pincode was, ik heb deze vervolgens gegeven aan de vrouw. Hierop gingen de vrouw en man weer weg. Ik merkte pas toen men weg was, dat de vrouw mijn pinpas niet had teruggegeven.
De volgende dag heeft mijn dochter voor mij de bank gebeld en informatie verkregen dat er gisterenavond met mijn pinpas 3 keer gepind was bij geldautomaten. Er was in totaal 4000 euro van mijn rekening gepind, onder meer:
  • 17/10/2019 om 21:26: Winkelcentrum Woensel 120, 1000 euro (ABN Amro);
  • 17/10/2019 om 21:27: Winkelcentrum Woensel 120, 2000 euro (ABN Amro).
In bankafschriften die als bijlagen is gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte (proces-verbaalnummer 2019217504-1), staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
[benadeelde 3]
Rekeningnummer [rekeningnummer] .
  • 17 oktober 2019: geldautomaat winkelcentrum Woensel, 21:27 uur, afschrijving € 2.000,-;
  • 17 oktober 2019: geldautomaat winkelcentrum Woensel, 21:26 uur, afschrijving € 1.000,-.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] (proces-verbaalnummer 2019217504-3), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In verband met een onderzoek betreffende het pinnen met gestolen pinpas, gepleegd op
donderdag 17 oktober 2019 omstreeks 21:25 uur bij een geldautomaat van de ABN AMRO te Winkelcentrum Woensel in Eindhoven, keek ik de bewakingsbeelden uit, betreffende dit strafbare feit.
Ik zag dat het beelden betrof van 17 oktober 2019 tussen 21:25 en 21:28 uur.
21:25:38 uur: Ik zag op het beeld een man en vrouw de geldautomaat naderen en de man begint handelingen te verrichten als zijnde het daadwerkelijk pinnen/gebruik maken van de geldautomaat. Ik zie dat de man geld uit automaat pakt en dit afgeeft aan de vrouw die naast hem staat. Ik zie dat de vrouw het geld in haar kleding stopt.
21.27.43
uur: Ik zie dat de man en vrouw elkaar een ‘box’ geven en hierbij glimlachen.
21:28:02 uur: Ik zie dat de man en vrouw weglopen van de geldautomaat. [20]
Gedurende het tijdstip dat beide personen in beeld zijn en doende met handeling aan en bij de geldautomaat staat de vrouw naast/achter de man.
Als bijlagen werden bij dit proces-verbaal gevoegd afdrukken van screenshots met daarop hierboven omschreven personen toegevoegd:
- Foto 1 t/m 5: geldautomaat ABN Amro Winkel Centrum Woensel. [21]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 27 oktober 2019 staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 25 oktober 2019 kreeg ik een persbericht binnen over wie herkent de bloedprikbende. Hierbij waren een aantal foto’s bijgevoegd. Ik herkende op één van de foto’s voor de volle honderd procent de mij ambtshalve bekende persoon: [verdachte] , geboren op
[1996] te [geboorteplaats] , Italië. De foto waarvan ik hem heken had het kenmerk
17 oktober 2019 te 21:26:50 uur. Op deze foto zie bovengenoemd persoon staan me een blauwe jas voorzien van een bontkraag. Op de achterzijde zie ik een vrouw staan die vanaf de achterzijde over de schouders heen kijkt van de persoon. Ik herken deze persoon omdat ik hem veelvuldig in het verleden heb gezien en ook eerder een herkenning voor hem heb gemaakt. De persoon is tevens bij mij bekend onder de bijnaam “Jumbo”. De laatste keer dat ik hem heb gezien was op 15 mei 2019. [22]
Foto met opdruk 17 oktober 2019, 21:26:50 uur. [23]
De verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Het klopt dat ik de man ben op de beelden van de pintransactie van 17 oktober 2019 omstreeks 21:25 uur bij een geldautomaat van de ABN AMRO te Winkelcentrum Woensel in Eindhoven. Een meisje heeft mij gevraagd de pintransactie uit te voeren. Zij heeft mij de pinpas en pincode gegeven. Zij heeft mij niet gezegd dat het een gestolen pinpas was. Ik begrijp dat ik dit wel had kunnen weten.
Het klopt dat ik ook wel ‘Jumbo’ wordt genoemd. [24]
Bewijsoverweging
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag van in totaal € 3.000,- van [benadeelde 3] op de wijze als onder 6 ten laste gelegd.
De pinpas, waarmee bij de pinautomaat van Winkelcentrum Woensel te Eindhoven en bij de pinautomaat aan de Kapelstraat te Heeze geldbedragen van de bankrekening van [benadeelde 3] zijn gepind, is weggenomen uit de woning van [benadeelde 3] . Dat de pinpas was weggenomen, ontdekte [benadeelde 3] kort nadat een man en een vrouw bij hem aan de deur waren geweest om bloed te prikken. Na het bloed prikken had hij een euro aan de man en de vrouw moeten betalen. Daarvoor heeft hij zijn pinpas en pincode aan de vrouw gegeven. Voor de betaling heeft de vrouw zijn pinpas voor een kastje met een knop gehouden.
[benadeelde 3] heeft niemand toestemming gegeven zijn pinpas en pincode te gebruiken voor het pinnen van geldbedragen. Dat betekent dat de diefstal van de geldbedragen heeft plaatsgevonden met een valse sleutel.
Vastgesteld kan worden dat verdachte degene is geweest die de pintransacties met de gestolen pinpas heeft uitgevoerd bij de geldautomaat van Winkelcentrum Woensel te Eindhoven. Verdachte heeft dat ter terechtzitting bekend en de raadsman heeft op dit punt geen vrijspraak bepleit.
Ten tijde van deze twee pintransacties die, gelet op de bankafschriften binnen een minuut hebben plaatsgevonden, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met een vrouw. De vrouw staat naast verdachte op het moment dat hij de pintransactie uitvoert en kijkt over zijn schouders mee. Direct na de pintransactie overhandigt verdachte het gepinde geld aan de vrouw. De ‘box’ die ze elkaar vervolgens glimlachend geven duidt erop dat er een plan was dat is geslaagd.
Uit de stukken blijkt dat met de gestolen pinpas van [benadeelde 3] op 17 oktober 2019 om 22:05 uur ook een pintransactie heeft plaatsgevonden in Heeze. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij deze pintransactie betrokken is geweest, ook niet als medepleger. Op de beelden van deze pintransactie is te zien dat de pintransactie wordt uitgevoerd door een vrouw. Zij is hierbij weliswaar weer samen met een man, maar van deze man zit geen herkenning door verbalisanten in het dossier. In die zin kunnen deze beelden dus niet als belastend bewijs dienen voor betrokkenheid van verdachte bij deze pintransactie. De rechtbank ziet in de beelden wel ontlastend materiaal. Opvallend aan de beelden is namelijk dat de jas van de man afwijkt van de jas die verdachte kort daarvoor droeg ten tijde van de pintransactie in winkelcentrum Woensel. De bontkraag aan de capuchon van de jas ontbreekt. Daarnaast lijkt het postuur van de man die is te zien op de beelden van de pintransactie in Heeze anders te zijn. De enkele omstandigheid dat verdachte ongeveer een half uur eerder met dezelfde gestolen pinpas een pintransactie heeft uitgevoerd, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen van dit feit. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken, voor zover de tenlastelegging ziet op de pintransactie in Heeze.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 4
op tijdstippen op 14 oktober 2019 te Utrecht en Weesp, tezamen en in vereniging met een ander, geld (in totaal € 2.594,50), toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 2] ;
Feit 6
op tijdstippen op 17 oktober 2019 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander,
geld (in totaal € 3.000,-), toebehorende aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 3] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 4 en 6, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich tegen de oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straf. Voor zover verdachte al een aandeel heeft gehad in deze strafzaak, bestaat dit aandeel uitsluitend uit één pintransactie. De verdediging verzoekt hiermee rekening te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag van ruim € 5.500,-door middel van een valse sleutel. Hij heeft de geldbedragen gepind met pinpassen die van diefstal afkomstig waren. Ook was hij niet bevoegd de pincodes te gebruiken die behoorden bij deze gestolen pinpassen.
Het gaat om gestolen pinpassen van twee hoogbejaarde slachtoffers. In beide gevallen heeft verdachte kort achter elkaar hoge bedragen gepind. Dat duidt erop dat verdachte uit was op zoveel mogelijk financieel gewin. Voor het financiële nadeel hiervan voor de slachtoffers heeft verdachte hierbij kennelijk geen oog gehad. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Zoals eerder beschreven zijn er aanwijzingen dat sprake is geweest van afstemming tussen verdachte en degene die slachtoffer [benadeelde 3] (feit 6) in het tijdbestek dat de pintransacties heeft gebeld over zijn banksaldo. Deze afstemming duidt op een georganiseerd verband, wat de ernst van het feit onderstreept.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 25 november 2020 is te zien dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensfeit. Dit was een winkeldiefstal, waarvoor verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete opgelegd heeft gekregen. De aard en omvang van deze straf laten zien dat de eerdere veroordeling ziet op een vermogensfeit van een minder zware orde dan de feiten waarvoor verdachte nu veroordeeld wordt. De strafverzwaring die van deze recidive uitgaat, is dan ook beperkt.
Recentelijk is verdachte door de rechtbank Rotterdam ook veroordeeld voor een zwaarder vermogensfeit, te weten een woningoverval bij een 97 jarige vrouw. Voor dit feit is aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, maar deze veroordeling is nog niet onherroepelijk geworden. Op basis van deze veroordeling kan dus geen recidive worden aangenomen. In verband met deze veroordeling zal de rechtbank wel het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is weinig bekend. Er is over verdachte geen advies uitgebracht door de reclassering. Dat betekent dat er ook geen andere persoonlijke omstandigheden zijn die de rechtbank zal betrekken bij de strafoplegging.
De straf
De rechtbank is tot een andere bewezenverklaring gekomen dan de officier van justitie. Van een aanzienlijk deel van de feiten die volgens de officier van justitie te bewijzen is, zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Dat betekent dat de op te leggen straf ook aanzienlijk zal afwijken van de strafeis van de officier van justitie.
Voor de feiten die de rechtbank wel bewezen acht, kan echter nog steeds met geen andere straf worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming meebrengt. Zoals hiervoor uiteengezet, gaat het bij beide feiten om een ernstige vorm van diefstal. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bieden voor een dergelijke vorm van diefstal geen uitgangspunten. De rechtbank heeft daarom gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Op basis daarvan acht de rechtbank voor elk van de diefstallen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Verdachte is op 4 februari 2019 onder parketnummer 16/157661-18 door de politierechter veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen tot een geldboete van € 400,-, waarvan € 100,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke geldboete zal toewijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging zich niet tegen toewijzing van de vordering verzet.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich na de veroordeling door de politierechter van 4 februari 2019 binnen de proeftijd opnieuw aan een (soortgelijk) strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Om die reden zal de rechtbank gelasten dat de voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 100,- alsnog ten uitvoer wordt gelegd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 4 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 4 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/157661-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 4 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 100,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en S.B. Smit-Colenbrander, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
ZAAK 1
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee, geld (in totaal ongeveer €60) en/of een of meerdere pinpassen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
2
ZAAK 1
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 oktober 2019 te Utrecht, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) geld (in totaal €2.263,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[benadeelde 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
ZAAK 2
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking
stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, door
- zich voor te doen als medewerkers van het Antonius Ziekenhuis, althans een
(zorg)instelling/bedrijf en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat zij kwamen om bloed af te nemen en/of
- die [benadeelde 2] bewegingsoefeningen te laten doen en/of
- ( met een apparaat) te prikken in de vinger van die [benadeelde 2] en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat hij te weinig bloed had en/of
- tegen die die [benadeelde 2] te zeggen dat hij een euro, althans een geldbedrag moest
pinnen en/of
- een telefoon en/of een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend
voorwerp, te tonen waarop die [benadeelde 2] zijn pinpas moest leggen en/of pincode
moest intoetsen;
en/of
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland,Pagina 3
Parketnummer 16-237716-20
Naam [verdachte] .
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een pinpas en/of bijbehorende pincode, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [benadeelde 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
4
ZAAK 2
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 14 oktober 2019 te Utrecht en/of
Weesp, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) geld (in totaal €2.594,50), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [benadeelde 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 2] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
ZAAK 6
hij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter
beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, door
- zich voor te doen als een medewerker van een (zorg)instelling/bedrijf en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat zij kwamen voor de heersende griep-
epidemie en/of griepprik en/of
- te prikken in de vinger van die [benadeelde 3] , althans te doen alsof er in de vinger
van de [benadeelde 3] werd geprikt en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat hij een bloedwaarde van 2, althans een te
lage bloedwaarde had en/of dat hij daarom pillen moest bestellen en/of
- tegen die die [benadeelde 3] te zeggen dat hij (voor voornoemde pillen) direct
moest pinnen en/of
- een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend voorwerp, te tonen
en/of
hij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
6
ZAAK 6
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 17 oktober 2019 te Eindhoven en/of
Heeze, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) geld (in totaal €4000,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[benadeelde 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 3] ,
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte
3.Pagina 365 einddossier bloedprikken.
4.Pagina 366 einddossier bloedprikken.
5.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ING bank, pagina 369 einddossier bloedprikken.
6.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ING bank, pagina 370 einddossier bloedprikken.
7.Pagina 373 einddossier bloedprikken.
8.Pagina 375 einddossier bloedprikken.
9.Pagina 377 einddossier bloedprikken.
10.Pagina 377 einddossier bloedprikken.
11.Pagina 376 einddossier bloedprikken.
12.Pagina 378 einddossier bloedprikken.
13.Pagina 381 einddossier bloedprikken.
14.Pagina 382 einddossier bloedprikken.
15.Pagina 383 einddossier bloedprikken.
16.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 januari 2021.
17.Pagina 22 dossier bloedprikken Eindhoven.
18.Pagina 23 dossier bloedprikken Eindhoven.
19.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ABN AMRO bank, pagina 25 dossier bloedprikken Eindhoven.
20.Pagina 31 dossier bloedprikken Eindhoven.
21.Pagina 33 e.v. dossier bloedprikken Eindhoven.
22.Pagina 38 e.v. dossier bloedprikken Eindhoven.
23.Pagina 39 dossier bloedprikken Eindhoven.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 januari 2021.