ECLI:NL:RBMNE:2020:2777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
16/071575-20; 09-016227-19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor diefstallen en oplichting van oudere slachtoffers, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van de ‘bloedprik babbeltruc’

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en oplichtingen, voornamelijk gericht op oudere slachtoffers. De verdachte, geboren in 1998 en momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Peel, werd beschuldigd van het stelen van portemonnees en pinpassen van ouderen door zich voor te doen als zorgverlener en gebruik te maken van de 'bloedprik babbeltruc'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander op verschillende data, waaronder 12 oktober 2019 en 14 oktober 2019, ouderen heeft opgelicht en hun pinpassen heeft gestolen. De modus operandi bestond uit het binnendringen van de woningen van de slachtoffers onder het voorwendsel van medische zorg, waarna de slachtoffers hun pinpas en pincode moesten afgeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, het doelbewust kiezen van kwetsbare slachtoffers en het schenden van hun vertrouwen zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/071575-20; 09-016227-19 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1998] in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Peel in Evertsoord.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2020. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Rhenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 12 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een portemonnee met inhoud van [aangever 1] heeft gestolen;
feit 2op 12 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een geldbedrag van
[aangever 1] heeft gestolen door gebruik te maken van diens pinpas en pincode;
feit 3op 14 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, [aangever 2] heeft opgelicht;
en/of
op 14 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een pinpas en pincode van
[aangever 2] heeft gestolen;
feit 4op 14 oktober 2019 in Utrecht en/of Weesp, samen met een ander, een geldbedrag van [aangever 2] heeft gestolen door gebruik te maken van haar pinpas en pincode;
feit 5op 16 oktober 2019 in Utrecht, samen met een ander, een bedrag van € 360 van [aangever 3] heeft gestolen;
feit 6op 17 september 2019 in Utrecht, samen met een ander, een kluis van
[aangever 4] heeft gestolen;
feit 7op 9 oktober 2019 in Ouderkerk aan de Amstel, samen met een ander, heeft geprobeerd om geld en/of goederen van [aangever 5] te stelen;
feit 8op 17 oktober 2019 in Eindhoven, samen met een ander, [aangever 6] heeft opgelicht;
en/of
op 17 oktober 2019 in Eindhoven, samen met een ander, een pinpas van
[aangever 6] heeft gestolen;
feit 9op 17 oktober 2019 in Eindhoven en Heeze, samen met een ander, een geldbedrag van [aangever 6] heeft gestolen door gebruik te maken van diens pinpas en pincode;
feit 10op 4 januari 2020 in Utrecht, samen met een ander, een pinpas van [aangever 7] heeft gestolen door middel van het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels;
en/of
op 4 januari 2020 in Utrecht, samen met een ander, [aangever 7] heeft opgelicht;
feit 11op 4 januari 2020 in Utrecht en/of Weesp, samen met een ander, een geldbedrag van [aangever 7] heeft weggenomen door gebruik te maken van haar pinpas en pincode;
feit 12op 9 maart 2020 in De Meern, samen met een ander, een portemonnee van
[aangever 8] heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis worden de standpunten van de officier van justitie – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in de paragrafen 4.3.2 en 4.3.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Zijn standpunten en verweren worden eveneens besproken in de paragrafen 4.3.2 en 4.3.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
12 oktober 2019
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (proces-verbaalnummer 2019305730-1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 oktober 2019 omstreeks 10.00 uur liep ik vanuit mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] naar de bakker. Ik ben 93 jaar oud. Als ik dan bij de bakker ben betaal ik mijn boodschappen contant. Omstreeks 10.40 uur kwam ik bij mijn woning. Ik liep de hal in. Ik legde mijn portemonnee op het kastje in de hal. In mijn portemonnee zaten mijn bankpas van de ING en 60 euro. Op het moment dat ik voordeur wilde sluiten zag ik twee personen staan. Ik zag dat er één vrouw over de drempel van mijn voordeur was gestapt en in mijn woning stond. Ik zag dat achter de vrouw een man stond. Ik omschrijf de vrouw als volgt:
  • ongeveer 20 jaar oud;
  • donkere huidskleur;
  • kleiner dan 175 centimeter lang.
Ik hoorde dat de vrouw op een agressieve toon mij vertelde dat ik te weinig geld bij de bakker had betaald. Ik hoorde dat de vrouw mij vertelde dat ik nog 1 euro extra moest afrekenen. Ik vertelde de vrouw dat ik volgende week het verschuldigde bedrag wel in de bakkerij zou afrekenen. Ik hoorde dat de man achter de vrouw vroeg of ik een papiertje had waar hij iets op kon schrijven. Ik liep naar de woonkamer. Ik ben wat slechter ter been, dus het ging niet heel snel. Ik kwam terug in de hal en toen waren de man en de vrouw verdwenen. Ik zag dat mijn portemonnee niet meer op het kastje lag waar ik hem even daarvoor had neergelegd.
Omstreeks 12.00 uur heb ik samen met mijn zoon mijn bank geraadpleegd. Ik hoorde dat de medewerker van de bank mij vertelde dat er geld van mijn rekening was gepind. De bankpas die weg is genomen en waar mee gepind is betreft: [rekeningnummer] t.a.v. [aangever 1] . [3]
Twee bankafschriften, als bijlagen gevoegd bij een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-6), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[aangever 1]
[rekeningnummer]
- ING>Roelantdreef –>UTRE (…) 12-10-2019 11.08 geldautomaat – € 1.000,- [4]
- Rabobank Muntrollen UTRE (…) 12-10-2019 11.38 betaalautomaat – € 1.263,- [5]
Een proces-verbaal van omschrijving beelden (proces-verbaalnummer 2019305730), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten behoeve van het onderzoek heb ik camera-beelden van de pintransactie gevorderd bij de ING-bank. Op de beelden werd door mij het navolgende bevonden: [6]
De NN-vrouw die op 12 oktober 2019, omstreeks 11.08 uur, deze pintransactie deed omschrijf ik als een vrouw met lang donker haar in een paardenstaart. De NN-vrouw droeg een blauwe baseball cap met wit voorvlak. Ook droeg zij een zwarte jas met capuchon, roze kleurige schoenen en aan haar arm een bruine tas. [7]
Een proces-verbaal van omschrijving beelden (proces-verbaalnummer 2019305730), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Nadat de bewoner van de [adres] te [woonplaats] met zijn zoon contact had opgenomen met zijn ING bank bleek er onder andere met zijn pinpas gepind te zijn op 12 oktober 2019 om 11.38 uur bij de Rabobank op de Lange Viestraat te Utrecht. Voor het onderzoek naar deze pin actie zijn beelden gevorderd bij de Rabobank. Op de beelden is te zien dat een NN-vrouw gaat pinnen bij de pinautomaat. De tijd staat op 11.38 uur.
Signalement NN-vrouw:
  • Normaal postuur met stevige heupen;
  • Lang donker haar gedragen in een paardenstaart;
  • Donkerblauwe honkbalpet met wit voorvlak;
  • Zwarte jas met capuchon;
  • Zwarte rok;
  • Roze gympen;
  • Bruine handtas.
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-7), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er bleek op 12 oktober 2019, tussen 11.25 en 11.35 uur, bij de ABN AMRO bank op het Neude te Utrecht te zijn gepind.
Datum: Tijdstip: Bedrag: Rekeningnummer:
12-10-2019 11.31.46 -,- [rekeningnummer]
Met datzelfde rekeningnummer bleek ook gepind te zijn aan de Panweg in Zeist, namelijk:
Datum: Tijdstip: Bedrag: Rekeningnummer:
12-10-2019 12.02.21 -,- [rekeningnummer]
Uit een IBAN-berekening bleek dat rekeningnummer [rekeningnummer] volgens de IBAN-berekening moest zijn: [rekeningnummer] . [9]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-8), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De tenaamstelling van bankrekening [rekeningnummer] was:
[aangever 1] , [adres] , [woonplaats] .
Door een politieagent werd contact opgenomen met de zoon van aangever [aangever 1] . Deze verklaarde dat zijn vader een nieuwe en een oude bankpas van rekeningnummer [rekeningnummer] moest hebben. De nieuwe bankpas bleek zijn vader nog thuis te hebben en de oude bankpas had mogelijk ook in de gestolen portemonnee gezeten. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-9), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De locatie ABN AMRO aan de Neude te Utrecht en de locatie ABN AMRO aan de Panweg te Zeist worden door middel van camera's bewaakt. De pogingen diefstal met gestolen bankpas werden hierbij vastgelegd. De beelden werden door mij bekeken. Van deze beelden werden door mij 4 foto’s geprint.
Pinnen Neude te Utrecht op 12 oktober 2019:
- Foto 1, om 11.30.53 uur
Een vrouw met een zwarte rok, donkere jas met capuchon, roze schoenen en een blauwe baseball cap met wit voorvlak.
- Foto 2, om 11.30.57 uur
De vrouw draagt tevens om haar arm een bruine tas met blokjesmotief. [11]
- Foto 4 om 11.31.54 uur
De vrouw draagt een blauwe baseball cap met wit voorvlak. Op dit voorvlak staan een zwarte tekst en een roodkleurige afbeelding. [12]
De eigen waarneming van de leden van de meervoudige kamer van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020:
De foto’s 1en 2 die als bijlagen bij het proces-verbaal met nummer 2019305730-9 zijn gevoegd (pagina’s 292 en 293), zijn ter terechtzitting getoond. De rechtbank neemt daarop het volgende waar:
De rechtbank herkent de vrouw op de foto’s 1 en 2 als verdachte [verdachte] , die ter terechtzitting aanwezig is. De rechtbank herkent verdachte aan haar postuur (de wat bredere heupen), kaaklijn, halslijn, de vorm en dikte van de lippen, de vorm van de neus en de huidskleur. [13]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Voor wat betreft de aangifte van 12 oktober 2019, gepleegd in perceel [adres] te
[woonplaats] , bleek dat het volgende telefoonnummer in de onmiddellijke omgeving was:
[telefoonnummer]
Op de uitdraaien is te zien dat telefoonnummer [telefoonnummer] diverse paallocaties heeft, namelijk:
  • om 10.05 uur als paallocatie [adres] te [woonplaats] [de rechtbank begrijpt: op 300 meter afstand van de [adres] in [woonplaats] ];
  • (…)
  • om 12.10 uur: [adres] te [adres] .
Een proces-verbaal van bevindingen (procesverbaalnummer 2019305730-41), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de CIOT bleek dat: [telefoonnummer] een abonnement telefoonnummer was. De tenaamstelling was: [verdachte] , [adres] , [woonplaats] . [15]
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 juli 2020:
[A] , met wie ik in die tijd een relatie had, woont aan de [adres] in [woonplaats] . Ik was in de ten laste gelegde periode regelmatig in die woning. Het klopt dat mijn telefoonnummer [telefoonnummer] is. [16]
14 oktober 2019
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (proces-verbaalnummer 2019308048-1), voor inhoudende zakelijk weergegeven:
Mijn geboortedatum is [1932] . Ik heb een rekeningaccount bij de ING bank met het rekeningnummer [rekeningnummer] .
Op 14 oktober 2019 omstreeks 19:00 uur, werd er bij mijn woning op de [adres] te [woonplaats] aangebeld door een jongen en een meisje.
Ik kan het meisje als volgt omschrijven:
  • Stevige bouw;
  • Getinte huidskleur;
  • Donker haar;
  • Rond de 25 jaar oud.
Ik hoorde dat beiden zeiden dat ze van het Antonius Ziekenhuis kwamen om bloed af te nemen in verband met mijn hart. Ze zeiden dat ik waarde 3 in mijn bloed had. Ik zei dat ik onlangs nog was nagekeken. Zij noemden ook een naam van een arts, ik weet niet meer welke, maar ik herkende de naam wel. Ze waren ook erg opdringerig en liepen eigenlijk zomaar mijn woning binnen.
Vervolgens liepen ze mijn woonkamer in. Ik moest in mijn woning een glas water met suiker pakken en dit opdrinken, ze zeiden dat dit hielp bij het bloedprikken. Daarna moest ik oefeningen doen zodat mijn bloed goed ging stromen. Ik moest bijvoorbeeld mijn armen een paar keer optillen. Ze zeiden dat de artsen in het Antonius dit aanraden voor het bloedprikken, het zou goed zijn voor de bloedsomloop. Ik zag dat ze vervolgens een apparaatje pakten waarmee ze mij in mijn wijsvinger prikten. Ik zag dat er een druppel bloed uit mijn vinger kwam. Ik zag dat ze dit opvingen in een soort buisje. Ik zag dat er heel weinig bloed uit mijn vinger kwam. Ik hoorde dat ze zeiden dat dit kwam omdat ik te weinig bloed had en dat ik veel suiker moest gebruiken. Daarna hoorde ik dat ze zeiden dat ik een euro moest betalen. Ik moest toen mijn pinpas op een grote telefoon leggen en mijn pincode op het scherm intikken. Daarna zijn ze allebei weggegaan.
Ik vond het allemaal raar en heb mijn dochter gebeld en zij heeft via internetbankieren op mijn rekening gekeken. Zij zag toen dat er bedragen van mijn rekening waren gehaald. Ik zag dat het om 1.000 euro ging op de Euterpedreef in Utrecht en om 1.594,50 euro bij de Muntrollen te Weesp. Ik dacht dat ik mijn pinpas terug had gekregen, maar mijn pinpas is dus ook weggenomen. [18]
Bankafschriften, als bijlagen gevoegd bij een proces-verbaal van aangifte (proces-verbaalnummer 2019308048-1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[aangever 2]
[rekeningnummer] .
14 oktober 2019: ING Euterpedreef Utrecht 20.00 geldautomaat – € 1.000.-; [19]
14 oktober 2019: Rabobank Muntrollen Weesp 20.41 betaalautomaat – € 1.594,50 [20] .
Een proces-verbaal van omschrijving beelden (proces-verbaalnummer 2019308048), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 oktober 2019 werd een bankpas weggenomen. Met deze gestolen bankpas is onder andere 1.594,50 euro gepind bij een muntgeldautomaat van de Rabobank aan de Prinses Irenelaan te Weesp.
Deze pinautomaat is voorzien van beveiligingscamera's. Ik zag dat het ging om beelden van 14 oktober 2019 tussen 20:39 uur en 20:43 uur. Door mij werd het volgende bevonden:
20:39 uur: De verdachten komen aan bij de geldautomaat. De vrouwelijke verdachte draagt een zwarte jas en een capuchon met daaronder een pet. Zij heeft opvallende licht roze gympen aan. De mannelijke verdachte zet een zonnebril op terwijl hij achter de vrouwelijke verdachte blijft staan. [21] De mannelijke verdachte komt dichter bij de vrouwelijke verdachte staan. De vrouwelijke verdachte doet de bankpas in de geldautomaat en voert handelingen uit die lijken op het intoetsen van een pincode. [22] De vrouwelijke verdachte haalt meerdere keren muntrollen uit het uitgifte vak en stopt deze in de tas die zij bij zich heeft. [23]
20.42
uur: De vrouwelijke verdachte komt nu via een andere camera met haar gezicht in beeld. Haar pet heeft een donkere klep, met een wit vlak daarboven. [24]
Een proces-verbaal van herkenning van verbalisant [verbalisant 1] (proces-verbaalnummer 2019487146-2), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg een aandachtsvestiging waarin om de herkenning van een persoon gevraagd.
De aandachtvestiging bevatte 2 foto's:
- foto l ;
- foto 2.
De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
- still 1
De foto's en still worden als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
De vrouw afgebeeld op foto 1, foto 2 en still 1 herken ik als [verdachte] .
Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als coördinator van de Multi probleemgezinnen met [naam] achtergrond van politie [woonplaats] . Ik herken haar als lid van het gezin [gezin] aan de [adres] te [woonplaats] . Ik heb recent nog veel met haar te doen gehad. Ik heb haar regelmatig gezien en gesproken en zij is afgelopen jaar veelvuldig aan het bureau van politie in [woonplaats] geweest. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken, te weten haar gezicht, met name haar neus en mond en aan haar bouw/postuur. Aan haar herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Zij heeft een mond met volle lippen, waarvan haar bovenlip wat naar voren staat.
Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto's en still zag. [25]
[De rechtbank begrijpt dat:
  • de bijgevoegde foto’s 1 en 2 op pagina’s 388 en 389 foto’s zijn van de beelden van 9 oktober 2019 in Ouderkerk aan de Amstel;
  • de bijgevoegde still 1 op pagina 390 een still is van de beelden van 14 oktober 2019 bij een pinautomaat aan de Prinses Irenelaan in Weesp.]
De eigen waarneming van de leden van de meervoudige kamer van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020:
De foto’s op pagina’s 384 (ook te zien op pagina 390) die zijn gemaakt van de beelden van de pintransactie op 14 oktober 2019 in Weesp, zijn ter terechtzitting getoond. De rechtbank herkent de vrouw op de foto’s als verdachte [verdachte] . De rechtbank herkent verdachte aan de vorm en dikte van haar lippen, en dan met name haar bovenlip die iets omhoog krult en over haar onderlip heen komt, de vorm van haar neus, haar donkere wenkbrauwen, de vorm van haar wenkbrauwen en haar donkere ogen. [26]
9 oktober 2019
Een proces-verbaal van aangifte namens [aangever 5] (proces-verbaalnummer 2019222209-2), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte namens mijn vader, [aangever 5] , wonende aan de [adres] in [woonplaats] en geboren in [1930] .
Op 9 oktober 2019 omstreeks 21:10 uur werd er bij mijn vader aangebeld. Mijn vader deed de deur open en hij zag twee personen staan, die zeiden van ‘Atal’ te zijn. Mijn vader kent deze instantie via ziekenhuizen en weet dat het mogelijk is dat er iemand langs ka komen om een bloedonderzoek bij hem te doen. Mijn vader liet deze twee personen binnen. Mijn vader vertelde mij dat het verzoek aan hem werd gedaan om op zijn bed te gaan liggen, zodat zij bloed konden prikken. Mijn vader heeft dit geweigerd. Mijn vader hoorde de vrouw zeggen: ‘Laten we dan maar gewoon zo bloedprikken’. Mijn vader zag dat de vrouw een koffertje bij zich had wat leek op een koffertje dat suikerpatiënten dragen voor insuline. Mijn vader zag dat de vrouw een klein naaldje uit de koffer haalde en hij zag dat de vrouw hem een vingerprik gaf. Mijn vader hoorde de vrouw opeens zeggen: ‘Oh, lage bloeddruk!’. Toen mijn vader dat hoorde wist hij dat dit niet goed zat. Volgens mijn vader leken deze twee personen door te hebben dat mijn vader adequaat was en het niet vertrouwde. Mijn vader hoorde de vrouw zeggen: ‘We komen een andere keer wel weer terug!’.
Mijn vader heeft normaal gesproken veel op tafel liggen, maar op deze avond had hij gelukkig al zijn waardevolle bezittingen naar de slaapkamer gebracht. Er was in de kamer waar mijn vader met deze personen was, niets te halen. Zij (...) zijn vertrokken zonder iets meegenomen te hebben. [27]
Een proces-verbaal van omschrijving beelden (proces-verbaalnummer 2019222209-4), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik stelde onderzoek in naar de camerabeelden van een poging tot oplichting gepleegd op 9 oktober 2019 in Ouderkerk aan de Amstel [28] :
20.58 uur:
Beeld van een trottoir, gangpad met aan de rechterzijde deuren. Ik zie vanuit het zicht van de camera de NNl -vrouw en NN2-man het beeld inlopen.
20:59 uur:
Ik zie vervolgens dat de NNl-vrouw en NN2-man beide terug komen lopen in de richting van de camera (STILL 2 en STILL 3). [29]
21.02 uur:
Beeld van een intree/hal. Ik zie schuifdeuren. Ik zie vervolgens dat de NNl-vrouw en NN2-man door de schuifdeuren naar binnen gaan. Ik zie dat de NNl-vrouw en NN2-man in de richting van de lift lopen. Ik zie dat de NNl-vrouw en NN2-man de lift in stappen. [30]
21:10:15 uur:
Ik zie de NNl-vrouw uit een portiek aan het einde van het gangpad komen lopen. Ik zie dat de NN2-man achter haar loopt. Ik zie dat beide personen weg lopen. [31]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019222209-7), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De camerabeelden van 9 oktober 2019 zijn verkregen van de bewonersconsulent van het appartementencomplex waar dhr. [aangever 5] woont. Via de wijkagent is een aantal vragen gesteld aan de bewonersconsulent.
Vraag: Wat was voor jou de aanleiding om de camerabeelden te bekijken en veilig te stellen?
Antwoord: Ik kreeg van de dochter van dhr. [aangever 5] een melding van wat er gebeurd was.
Vraag: Van welk tijdstip ben je gaan kijken/zoeken?
Antwoord: De beelden heb ik gekeken tussen 20:00 en 22:00 uur.
Vraag: Heb je nog verder gekeken of er meerdere personen op hetzelfde tijdstip aanwezig waren behalve de verdachten?
Antwoord: Op de beelden herkende ik een aantal bewoners. Dit waren de enige mensen die op dat tijdstip met zijn tweeën waren. [32]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019222209-5), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, sprak in november 2019 met een medewerker van het bedrijf Atal Medial. Zij verklaarde: ‘In februari 2019 zijn wij voor het laatst bij meneer [aangever 5] langs geweest’. [33]
Een proces-verbaal van herkenning van [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan mij werd een aantal foto's getoond met daarop een man en een vrouw afgebeeld.
Door mij werden de foto's 1 en 2 bekeken, waarbij ik de navolgende persoon op die foto’s herkende: [verdachte] .
Ik herken haar aan de lippen en gelaatsvorm. Ik herken de verdachte omdat ik haar op 27 augustus 2019 heb gezien omdat zij was aangehouden ter zake van winkeldiefstal. Bij dit proces-verbaal voeg ik twee fotoprints met daarop [verdachte] . [34]
[De rechtbank begrijpt dat de bij dit proces-verbaal gevoegde foto’s 1 en 2 op pagina’s 44 en 45 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel foto’s zijn van de camerabeelden van 9 oktober 2019 bij het appartementencomplex van de heer [aangever 5] .]
De eigen waarneming van de leden van de meervoudige kamer van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020:
Ter terechtzitting zijn de volgende foto’s getoond:
  • de foto op pagina 33, gevoegd bij een proces-verbaal met nummer 2019222209 op pagina 32 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel ;
  • de foto op pagina 45, gevoegd bij een proces-verbaal van herkenning van verbalisant [verbalisant 2] op pagina 43 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel ;
  • de foto op pagina 47, gevoegd bij een proces-verbaal van bevindingen op pagina 46 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel .
De rechtbank herkent de vrouw op deze drie foto’s als de verdachte [verdachte] , die ter terechtzitting is verschenen. De rechtbank herkent verdachte aan haar gezicht, en dan met name aan haar gelaatsvorm, haar kaaklijn, de vorm van haar neus en lippen, de stand van haar bovenlip ten opzichte van haar onderlip, haar donkere wenkbrauwen, getinte huidskleur en steile en donkere haar. [35]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Voor wat betreft de aangifte d.d. 9 oktober 2019, gepleegd in perceel [adres] te
[woonplaats] , bleek dat het volgende telefoonnummer in de onmiddellijke
omgeving was:
Op de uitdraaien is te zien dat telefoonnummer [telefoonnummer] te 20.35 uur als paallocatie heeft: (…) te [woonplaats] [36]
17 oktober 2019
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] (proces-verbaalnummer 2019217504-1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn geboortedatum is [1929] .
Op 17 Oktober 2019 omstreeks 20:30 uur zat ik in de woonkamer van mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik hoorde dat er aangebeld werd. Ik zag 2 personen voor mijn deur staan, een man en een vrouw. Ik heb de voordeur geopend. Ik hoorde dat de vrouw tegen mij vertelde dat zij kwamen voor de heersende griep epidemie en griepprik. Ik vertrouwde de vrouw en man en liet hen binnen komen. Ik werd door de vrouw aan de praat gehouden en ging zitten in mijn stoel voor het woonkamerraam. De vrouw ging bij mij staan en bleef tegen mij praten. Ik zag dat de man door de kamer liep, de keuken inging en de hal inliep. Ik zag dat de vrouw een tasje opende voor mij op tafel en er enkele spulletjes uit haalde. Ik zag dat zij een soort klemmetje op mijn vinger deed om iets op te meten. Ik zag dat de vrouw mijn vinger pakte en hierin ‘prikte’. Ik zag en hoorde dat zij bloed wilde meten. Ik heb geen bloed gezien, dus denk dat ze deed alsof. Ik hoorde haar zeggen dat ik een bloedwaarde van 2 had en dat daarom pillen besteld moesten worden. Ik hoorde dat er l euro direct gepind moest worden. Ik heb hierop mijn pinpas gepakt. Dit betreft een pinpas van mijn betaalrekening bij de ABN AMRO, rekeningnummer [rekeningnummer] . [37] De vrouw nam mijn pasje aan en hield dit op een apparaat, een soort kastje. Ik hoorde de vrouw vragen wat mijn pincode was, ik heb deze vervolgens gegeven aan de vrouw. Hierop gingen de vrouw en man weer weg. Ik merkte pas toen men weg was, dat de vrouw mijn pinpas niet had teruggegeven.
De volgende dag heeft mijn dochter voor mij de bank gebeld en informatie verkregen dat er gisterenavond met mijn pinpas 3 keer gepind was bij geldautomaten. Er was in totaal 4000 euro va mijn rekening gepind:
  • 17/10/2019 om 21:26: Winkelcentrum Woensel 120, 1000 euro (ABN Amro);
  • 17/10/2019 om 21:27: Winkelcentrum Woensel 120, 2000 euro (ABN Amro);
  • 17/10/2019 om 22:05: Kapelstraat 11 Heeze , 1000 euro (ABN Amro).
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019217504-3), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In verband met een onderzoek betreffende het pinnen met gestolen pinpas, gepleegd op
donderdag 17 oktober 2019 omstreeks 21:25 uur bij een geldautomaat van de ABN AMRO te Winkelcentrum Woensel in Eindhoven, keek ik de bewakingsbeelden uit, betreffende dit strafbare feit.
Tevens werd er met dezelfde weggenomen pinpas kort hierop nogmaals gepind bij een geldautomaat van de ABN AMRO, op donderdag 17 oktober te 22:05:00 uur, ditmaal in de plaats Heeze. Ook deze beelden werden verstrekt door ABN AMRO.
Ik zag dat het beelden betrof van 17 oktober 2019 tussen 21:25 en 21:28 uur.
21:25:38 uur: Ik zag op het beeld een man en vrouw de geldautomaat naderen en de man begint handelingen te verrichten als zijnde het daadwerkelijk pinnen/gebruik maken van de geldautomaat. Ik zie dat de man geld uit automaat pakt e dit afgeeft aan de vrouw die naast hem staat. Ik zie dat de vrouw het geld in haar kleding stopt.
21.27.43
uur: Ik zie dat de man en vrouw elkaar een ‘box’ geven en hierbij glimlachen.
21:28:02 uur: Ik zie dat de man en vrouw weglopen van de geldautomaat. [39] Gedurende het tijdstip dat beide personen in beeld zijn en doende met handeling aan en bij de geldautomaat staat de vrouw naast/achter de man.
Ik zie op de beelden van de geldautomaat te Heeze dat er op datum 17 oktober 2019, tijdstip 22:05:00 twee personen in beeld komen.
22.05.00
uur: Ik zie dat de vrouw direct handelingen op de geldautomaat gaat verrichten en dat de manspersoon die met haar meeloopt achter haar blijft staan. Ik zie dat de vrouw exact dezelfde kleding draagt als de hierboven beschreven vrouw in winkelcentrum Woensel.
22.06.02
uur: Ik zie dat de vrouw geld uit de automaat pakt en samen met de man weg loopt en buiten beeld verdwijnt.
Als bijlagen werden bij dit proces-verbaal gevoegd afdrukken van screenshots met daarop hierboven omschreven personen toegevoegd:
- Foto 1 t/m 5: geldautomaat ABN Amro Winkel Centrum Woensel. [40]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer -2019217504-23), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de beelden van de ABN-AMRO pinautomaat in Winkelcentrum Woensel in Eindhoven van 17 oktober tussen 21.16 en 21.27 uur blijkt dat een man en een vrouw bij een pinautomaat staan en kennelijk op dat moment geld pinnen. De man pint het geld, de vrouw staat achter de man. [41] Uiteindelijk is besloten de foto op social media te plaatsen. [42]
[De rechtbank begrijpt dat foto 2 op pagina 33 van het dossier Eindhoven op social media is gezet].
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 oktober 2019 had ik, verbalisant, telefonisch contact met een man die opgaf op te zijn genaamd: [getuige 1] . Ik hoorde [getuige 1] zeggen:
‘lk herken een meisje van die bloedprikkers, ik zag een foto uit de krant. Het is de vriendin van de zoon van een buurman van mij. Die buurman woont op de [adres] . Ik weet dat het meisje [verdachte] heet. Ik weet dat mijn buurman [B] heet van zijn achternaam’. [43] Ik, verbalisant, heb vervolgens in de gemeentelijke basis administratie gezocht op het adres [adres] te [woonplaats] . Op dit adres stond ingeschreven: [B] . Uit het systeem bleek dat [B] een zoon heeft genaamd: [A] . In het politiesysteem zag ik in een registratie staan dat [A] en [verdachte] in september 2019 als inzittenden van een auto zijn gecontroleerd. [44]
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 juli 2020:
[A] , met wie ik in die tijd een relatie had, woont aan de [adres] in [woonplaats] . Ik was in de ten laste gelegde periode regelmatig in die woning. [45]
De eigen waarneming van de leden van de meervoudige kamer van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020:
Ter terechtzitting is foto 2 op pagina 33 van het dossier Eindhoven getoond. Dit betreft een foto (screenshot) van de beelden die op 17 oktober 2019 tussen 21.25 en 21.28 bij de pinautomaat in Winkelcentrum Woensel in Eindhoven zijn gemaakt. Deze foto is als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer proces-verbaalnummer 2019217504-3.
De rechtbank herkent de vrouw op deze foto als de verdachte [verdachte] , die ter terechtzitting is verschenen. De rechtbank herkent verdachte aan haar gezicht, en dan met name aan haar donkere wenkbrauwen en ogen, de vorm van haar neus en haar lippen, haar donkere haar en getinte huidskleur. [46]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2019305730-18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Voor wat betreft de aangifte d.d. 17 oktober 2019, gepleegd in perceel [adres] te
[woonplaats] , bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in de onmiddellijke omgeving was. Op de uitdraaien is te zien dat telefoonnummer [telefoonnummer] op diverse tijdstippen op die dag diverse paallocaties heeft, namelijk:
20.24
uur: (…) Eindhoven;
21.27
uur: (…) Eindhoven;
22.03
uur: (…) Heeze. [47]
9 maart 2020
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , geboren [1940] , (proces-verbaalnummer 2020072289-l), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 maart 2020 deed ik boodschappen bij de Albert Heijn te Meern. Ik pakte een karretje en hing mijn handtas aan de kar. Eenmaal bij de groenteafdeling zette ik mijn kar neer om appels te pakken. Mijn handtas hing op dat moment aan de kar. Ik verloor mijn tas even uit het zicht. Ik kwam weer terug bij mijn kar met mijn handtas, stopte de appels in mijn kar en op dat moment werd ik aangesproken door een medewerker van de Albert Heijn. Hij vertelde of ik in mijn handtas wilde kijken. Ik keek in mijn handtas en ik schrok want ik zag dat mijn portemonnee weg was. Mijn portemonnee is zwart. [48]
Inhoud portemonnee: (…) bankpassen, contant geld. [49]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (proces-verbaalnummer 2020072289-8), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 maart 2020 omstreeks 13.55 uur was ik aan het werk in de Albert Heijn te [woonplaats] . Ik stond vlakbij de groente en fruit toen ik twee vrouwen in de winkel zag lopen. Ik zag dat vrouw 1 met een winkelmandje liep en ik zag vrouw 2 bij een winkelwagen staan. Ik hoorde dat de vrouwen met elkaar spraken. Ik zag dat bij de winkelwagen nog een vrouw stond, zij bleek later de aangeefster. Ik zag dat de aangeefster appels aan het pakken was en daarom haar gezicht van de winkelwagen afwende. Ik zag dat vrouw 1 tussen de aangeefster en de winkelwagen ging staan met haar mandje. Ik zag dat vrouw 2 vervolgens een greep deed uit een damestas, die aan de eerdergenoemde winkelwagen hing. Ik zag haar hand in de tas verdwijnen en er daarna weer uitkomen. Ik zag dat vrouw 1 en vrouw 2 vervolgens wegliepen.
Ik vroeg de aangeefster of haar portemonnee in de tas zat die aan de winkelwagen hing. Ik hoorde haar zeggen dat dit het geval was. Zij keek vervolgens in haar tas en kwam erachter dat haar portemonnee niet meer in haar tas zat. Ik zag dat de twee vrouwen inmiddels naar de uitgang liepen. Ik heb hierop een collega ingeseind en heb de vrouwen net buitende schuifdeuren van de ingang van de winkel tegengehouden. We hebben vrouw 2 weer voorbij de poortjes de winkel mee in genomen. [50]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2020072289-6), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 maart 2020 om 13:54 uur kregen wij een melding om te gaan naar de Albert Heijn te [woonplaats] . Er zou daar een diefstal hebben plaatsgevonden waarbij een verdachte was aangehouden. Wij kwamen ter plaatse. Wij stelden de identiteit van de verdachte vast en het bleek te gaan om [verdachte] . [51]
Een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 2020072289-16), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een diefstal op 9 maart 2020 omstreeks 13.54 uur in de supermarkt Albert Heijn te [woonplaats] werden bewakinsgbeelden ter beschikking gesteld. Ik zag daarop het volgende. [52]
Ik zag dat de latere verdachte [verdachte] samen met de vrouw in de rode jas de Albert Heijn binnen kwam lopen. [53] Ik zag dat ze liepen in de richting van een klant die verder in het gangpad stond. Ik zag dat deze klant een zwarte tas aan de winkelwagen had hangen. [54] Ik zag dat deze klant voor de winkelwagen stond. Hierop zag ik dat de vrouw met de rode jas tussen de winkelwagen en de voornoemde klant ging staan. [55] Ik zag dat de andere vrouw (de latere verdachte [verdachte] ) naar de zijde van het winkelwagentje liep, waar de klant de tas had hangen. Ik zag dat de verdachte bij deze tas bukte. [56] En ik zag dat de verdachte ( [verdachte] ) iets zwarts uit deze tas haalde. [57] Ik zag dat de beide twee voornoemde vrouwen bij de klant weg liepen en ik zag dat de verdachte [verdachte] zicht contact had met de tweede onbekend gebleven verdachte. [58] Ik zag dat beide verdachten de kassa’s passeerden en richting de uitgang van de winkel liepen. [59]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9
Schakelbewijs en modus operandi
De raadsman heeft – onder meer – bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor deze feiten bevat. Volgens de officier van justitie kan in de onderhavige gebruik worden gemaakt van zogeheten schakelbewijs om tot een bewezenverklaring van voormelde feiten te komen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Het moet daarbij gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
In de onderhavige zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het bewijs voor het ene ten laste gelegde feit als schakelbewijs kan dienen voor een ander ten laste gelegd feit. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat de daders ten aanzien van de feiten 3, 4, 8 en 9 op bijna exact dezelfde wijze te werk zijn gegaan. De rechtbank leidt uit die bewijsmiddelen de volgende overeenkomsten in de modus operandi (werkwijze) af:
  • alle aangevers zijn ouder dan 80 jaar;
  • de daders, een man en een vrouw, bellen met een smoes aan bij de woning van aangevers;
  • de daders doen zich voor als zorgverleners of artsen;
  • de daders zeggen dat zij bloed komen prikken;
  • de daders geven aangevers een vingerprik en zeggen dat er iets niet goed is met de bloedwaarde en/of bloeddruk van aangevers;
  • de daders zeggen tegen aangevers dat zij moeten betalen voor het bloedprikken en/of de benodigde medicijnen;
  • de daders vragen aangevers om hun pinpas op een apparaat te leggen en hun pincode te geven of in te toetsen;
  • de aangevers merken kort na het vertrek van de daders uit hun woningen dat hun pinpassen door de daders zijn weggenomen of niet zijn teruggegeven;
  • de aangevers ontdekken diezelfde avond nog dat met hun pinpassen bij meerdere pinautomaten grote geldbedragen zijn gepind.
Gelet op deze herkenbare en specifieke werkwijze kunnen de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de feiten 3, 4, 8 en 9 naar het oordeel van de rechtbank (onder meer onderling) worden gebruikt als schakelbewijs.
Eindhoven: feiten 8 en 9
Verdachte wordt onder meer verweten dat zij op 17 oktober 2019, samen met een ander, in totaal € 4.000,- heeft gestolen van de heer [aangever 6] door met zijn pinpas te pinnen. Verdachte zou deze pinpas (en de bijbehorende pincode) eerder die avond door middel van oplichting en/of diefstal hebben weten te bemachtigen.
Om tot een bewezenverklaring van de feiten 8 en 9 te komen, moet allereerst kunnen worden vastgesteld dat (a) verdachte de vrouw is die de pinpas van aangever op 17 oktober 2019 uit zijn woning heeft meegenomen én (b) dat zij de vrouw is die kort daarna in Eindhoven en Heeze met deze pinpas heeft gepind.
De officier van justitie heeft betoogd dat de feiten 8 en 9 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, gelet op de modus operandi van de daders in de woning, de beelden van de pintransactie in Eindhoven waarop verdachte wordt herkend en het proces-verbaal van telecomgegevens. Volgens de raadsman vindt de aangifte geen steun in de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen. De raadsman heeft daarom vrijspraak bepleit van de feiten 8 en 9.
De rechtbank is het eens met de officier van justitie en overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat, nog geen uur nadat de pinpas door een man en vrouw uit de woning van aangever was meegenomen, met die pinpas is gepind bij een winkelcentrum in Eindhoven. Van deze pintransactie zijn beelden gemaakt, waarop is te zien dat een man staat te pinnen en dat hij het gepinde geld afgeeft aan de vrouw die dicht achter hem staat. De rechtbank heeft deze vrouw op de beelden ter terechtzitting herkend als verdachte. Gelet op deze herkenning, alsmede op het feit dat de telefoon van verdachte ten tijde van deze pintransactie een mast aanstraalde in Eindhoven, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte degene is die, samen met een ander, in Eindhoven € 3.000,- heeft gepind met de pinpas van aangever.
Uit de bewijsmiddelen kan verder worden afgeleid dat, een half uur nadat verdachte en haar medeverdachte in Eindhoven met de pas van aangever hadden gepind, met diezelfde pas nog eens een bedrag van € 1.000,- is gepind bij een automaat in Heeze. Het telefoonnummer van verdachte straalde tijdens deze pintransactie een mast aan in Heeze. Verder is op beelden van deze transactie te zien dat de vrouw die met de pinpas van aangever pint, kleding draagt die nagenoeg identiek is aan de kleding waarin verdachte kort daarvoor (op de beelden) in Eindhoven was te zien. Gelet op het voorgaande én het korte tijdsbestek tussen de twee pintransacties, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte ook degene is die in Heeze met de pas van aangever heeft gepind.
De vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden is of op grond van de bewijsmiddelen eveneens kan worden bewezen dat verdachte – kort voordat zij de pintransacties verrichtte – degene is die aangever in zijn woning heeft opgelicht en/of bestolen. Gelet op de – aan het begin van deze paragraaf omschreven – specifieke modus operandi van de daders in de woning van aangever (en andere aangevers, zoals hierna wordt overwogen), in onderling verband bezien met het korte tijdsbestek tussen de oplichting en de eerste pintransactie én het feit dat het telefoonnummer van verdachte ten tijde van de oplichting een mast aanstraalde in Eindhoven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die aangever in diens woning heeft opgelicht. De rechtbank voelt zich in haar overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte niet heeft kunnen of willen verklaren hoe zij – kort na de oplichting – in het bezit is gekomen van de pinpas van aangever. Dat het gaat om oplichting en niet, zoals ook ten laste gelegd, om diefstal, blijkt uit het feit dat aangever zijn pinpas en pincode zelf aan de vrouw in zijn woning – die zich valselijk voordeed als zorgverlener – heeft afgegeven.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever op 17 oktober 2019 heeft opgelicht (feit 8) en dat verdachte diezelfde dag geldbedragen van in totaal € 4.000,- van aangever heeft gestolen (feit 9). Dat verdachte deze feiten samen met een ander heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Uit de aangifte en de omschrijvingen van de beelden van het pinnen blijkt immers (ook naar de uiterlijke verschijningsvormen) dat tussen verdachte en haar mededader sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een onderlinge rolverdeling, én dat de bijdrage die verdachte aan de oplichting en diefstal heeft geleverd van voldoende gewicht was.
De feiten 3 en 4
Aan verdachte is onder feit 3 ten laste gelegd dat zij, samen met een ander, mevrouw [aangever 2] op 14 oktober 2019 heeft opgelicht en/of bestolen van haar pinpas en pincode. Vervolgens zou verdachte met de pinpas van mevrouw [aangever 2] twee geldbedragen hebben gepind: een bedrag van € 1.000,- in Utrecht en een bedrag van € 1.594,50 in Weesp. Deze diefstallen zijn ten laste gelegd onder feit 4.
Uit de aangifte kan worden opgemaakt dat de daders de pinpas van aangeefster hebben weggenomen en dat zij de pincode van aangeefster door middel van oplichting hebben verkregen. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van feit 3 sprake is van oplichting én diefstal.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van deze onder feit 3 ten laste gelegde oplichting en diefstal omdat niet kan worden bewezen dat verdachte degene is die aangeefster op 14 oktober 2019 in haar woning heeft bezocht. Verdachte moet volgens de raadsman ook worden vrijgesproken van feit 4, omdat het proces-verbaal van herkenning van verbalisant [verbalisant 1] onvoldoende bewijswaarde heeft.
Feit 4: de pintransactie in Weesp
De rechtbank overweegt ten aanzien van de processen-verbaal van herkenningen allereerst het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de beelden die zijn gebruikt voor het doen van herkenningen door verbalisanten van voldoende kwaliteit zijn. Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet – althans niet volledig – rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden. Bij een herkenning spelen verschillende elementen een rol en één van de elementen die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men een beeld heeft van de betrokken persoon, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. De bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen moeten dan ook worden beoordeeld in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] , de verbalisant die verdachte heeft herkend op (foto’s van) de beelden van de
tweedepintransactie op 14 oktober 2019 in Weesp, betrouwbaar. Verbalisant [verbalisant 1] ziet verdachte immers regelmatig in het kader van haar werk als coördinator van Multi probleemgezinnen met een [naam] achtergrond en heeft uitgebreid omschreven aan welke specifieke kenmerken zij verdachte heeft herkend. Daar komt nog bij dat de rechtbank verdachte ter terechtzitting – die bijna vier uren duurde en waarbij verdachte constant aanwezig is geweest – ook op de foto’s van de beelden van 14 oktober 2019 heeft herkend. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die, zoals onder feit 4 ten laste gelegd, op 14 oktober 2019 in Weesp € 1.594,50 van aangeefster heeft gestolen door met diens pinpas te pinnen.
Feit 3
Voordat de rechtbank ingaat op de vraag of verdachte ook de
eerstepintransactie heeft verricht, waarbij € 1000,- met de pinpas van aangeefster is gepind, zal de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte de pinpas van aangeefster in diens woning heeft gestolen door zich voor te doen als zorgverlener. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij – kort na de diefstal van de pinpas uit de woning van aangeefster – in het bezit was van die pinpas, moet de rechtbank zich grotendeels baseren op de uiterlijke verschijningsvorm van de vastgestelde feiten en omstandigheden van de modus operandi.
De specifieke modus operandi van de dader – de bloedprik babbeltruc – is dezelfde als de modus operandi van verdachte op 17 oktober 2019. Daar komt bij dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank past in het signalement dat aangeefster van de vrouw in haar woning heeft gegeven. Gelet op het voorgaande, in onderling verband bezien met het korte tijdsbestek tussen het bezoek aan de woning van aangeefster en de pintransactie door verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangeefster op 14 oktober 2019 in haar woning heeft opgelicht en bestolen. Uit de verklaringen van aangeefster kan worden afgeleid dat verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepleegd.
Feit 4: de pintransactie in Utrecht
Gelet op het voorgaande, in onderling verband bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden vastgesteld dat verdachte degene is die de
eerstepintransactie – waarbij € 1.000,- met de pinpas van aangeefster is gepind – heeft verricht. Deze pintransactie is verricht in Utrecht, kort nadat verdachte aangeefster in haar woning had opgelicht en bestolen en kort vóórdat verdachte met de pinpas van aangeefster heeft gepind in Weesp (de
tweedepintransactie). Gezien het zeer korte tijdsbestek tussen het bezoek aan de woning van aangeefster en de eerste pintransactie, én het feit dat de rechtbank reeds bewezen heeft geacht dat verdachte degene is die de
tweedepintransactie heeft verricht, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte óók die € 1.000,- met de pinpas van aangeefster heeft gestolen, te meer nu een andersluidende verklaring van verdachte ontbreekt.
Feit 4: medeplegen
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde medeplegen merkt de rechtbank op dat op basis van de uiterlijke verschijningsvormen – mede gezien de eerder omschreven modus operandi – sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met een ander, waarbij verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Dit betekent dat de rechtbank ook het medeplegen van het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 4: conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 oktober 2020 in Utrecht en in Weesp, samen met een ander, bedragen van in totaal € 2.594,50 van aangeefster heeft gestolen door met diens pinpas te pinnen.
Feit 7
Verdachte wordt verweten dat zij op 9 oktober 2019, samen met een ander, heeft geprobeerd om geld of goederen van aangever [aangever 5] te stelen in diens woning in [woonplaats] .
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, onder meer omdat de processen-verbaal van herkenning van verdachte op de beelden van 9 oktober 2019 onvoldoende bewijswaarde hebben.
De rechtbank verwijst ten aanzien van dit laatste verweer naar hetgeen zij reeds ten aanzien van de feiten 3 en 4 over herkenningen in het algemeen heeft overwogen. De rechtbank acht de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] , die verdachte op de beelden van 9 oktober 2019 heeft herkend betrouwbaar, nu het gaat om (foto’s van) beelden van voldoende kwaliteit en deze verbalisant verdachte in het kader van haar werk regelmatig heeft gezien. Daar komt bij dat ook de rechtbank verdachte heeft herkend op de foto’s van de beelden van 9 oktober 2019. Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast dat verdachte degene is geweest die, samen met een ander, in de woning van aangever [aangever 5] is geweest.
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot diefstal te komen, moet echter ook worden vastgesteld dat het de bedoeling was van verdachte om geld of goederen van aangever te stelen en dat zij reeds een begin van uitvoering van deze diefstal heeft gemaakt. Verdachte wordt immers verweten dat zij de woning van aangever is binnengegaan (en de in de tenlastelegging opgesomde handelingen heeft verricht) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Volgens de raadsman kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van een begin van uitvoering van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank ziet dit – net als de officier van justitie – anders en overweegt daartoe het volgende.
Aangever [aangever 5] werd op 9 oktober 2019 ’s avonds in zijn woning bezocht door een man en een vrouw die vertelden dat zij namens organisatie Atal [60] bloed kwamen prikken. Aangever, op dat moment 89 jaar oud, liet de twee binnen omdat hij in verband met bloedafname eerder is bezocht door medewerkers van Atal. De vrouw gaf aangever een vingerprik en zei vervolgens dat aangever een lage bloeddruk had. Aangever had op dat moment in de gaten dat er iets niet klopte [de rechtbank begrijpt: omdat bloeddruk niet wordt gemeten met een vingerprik]. De man en vrouw hebben de woning daarop verlaten. Uit onderzoek bleek dat de man en vrouw niet werkzaam zijn voor Atal.
De modus operandi die verdachte in de woning van aangever [aangever 5] heeft gehanteerd, komt nagenoeg volledig overeen met de modus operandi die verdachte ten aanzien van de eerder besproken feiten 3 en 4 (aangever [aangever 2] ) en 8 en 9 (aangever [aangever 6] ) heeft gehanteerd. Verdachte is er in deze zaak echter (kennelijk) niet toe gekomen om de pinpas van aangever weg te nemen, waarschijnlijk omdat aangever in de gaten kreeg dat er iets niet klopte. Het wegnemen van de pinpas was echter de enige stap in de – verder overeenkomstige – modus operandi die nog moest worden gezet. Uit die door verdachte consequent gehanteerde modus operandi kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden afgeleid dat er niet alleen sprake was van (a) het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (alleen dát bracht verdachte namelijk in die woning), maar ook van (b) een begin van uitvoering van die toe-eigening (verdachte gebruikte de babbeltruc in de woning van aangever immers met als enig doel de toe-eigening van de pinpas).
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 oktober 2019 heeft geprobeerd om geld of goederen van aangever [aangever 5] te stelen.
Dat verdachte dit samen met een ander heeft gedaan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld. Verdachte heeft de woning van aangever weliswaar samen met een ander bezocht, maar uit de aangifte kan niet worden opgemaakt dat die ander een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de onder feit 7 ten laste gelegde handelingen zodat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Feiten 1 en 2
Onder de feiten 1 en 2 is ten laste gelegd dat verdachte op 12 oktober 2019 de portemonnee met pinpas van de heer [aangever 1] heeft gestolen en dat zij, korte tijd later, geldbedragen heeft gepind met de pinpas van [aangever 1] (hierna: aangever).
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1, omdat op geen enkele manier kan worden vastgesteld dat verdachte de vrouw is die in de woning van aangever is geweest. Volgens de raadsman moet verdachte eveneens worden vrijgesproken van feit 2, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene is die de geldbedragen met de pinpas van aangever heeft gepind.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangever is op 12 oktober 2019 omstreeks 10.40 uur in zijn woning bestolen van zijn pinpas. Om 11.08 wordt voor de eerste maal met zijn pinpas een bedrag van € 1.000,- gepind bij de ING-bank in Utrecht en een half uur later wordt nog eens € 1.263,- gepind bij een muntrollenautomaat van de Rabobank in Utrecht. Binnen dat half uur wordt tevergeefs ook nog geprobeerd om met een andere pinpas van [aangever 1] te pinnen bij een ABN-Amro bank in Utrecht. Omstreeks 12.00 uur wordt nogmaals tevergeefs geprobeerd geld op te nemen bij een ABN-Amrobank in Zeist.
Van de pintransacties bij de ING-bank, de Rabobank en de ABN-Amrobank in Utrecht zijn beelden gemaakt. De beelden van de ABN-Amrobank zijn van voldoende kwaliteit en de rechtbank heeft de vrouw op (foto’s van) die beelden herkend als verdachte. Verder blijkt uit de omschrijving van de beelden van de ING-bank en de Rabobank dat de vrouw op die beelden kleding draagt die nagenoeg identiek is aan de kleding die verdachte – nog geen half uur daarvoor – aan had tijdens het pinnen bij de ABN-Amrobank. Verder is uit telecomgegevens gebleken dat het telefoonnummer van verdachte, op het moment dat werd geprobeerd om met de pinpas van aangever in Zeist te pinnen, aanstraalde op een telefoonmast in Zeist.
Gelet op voorgaande overwegingen en de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die op 12 oktober 2019 met de pinpas van aangever € 1.000,- heeft gepind bij de ING-bank in Utrecht en € 1.263,- bij de Rabobank in Utrecht. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen, nu niet is gebleken dat verdachte hiertoe nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt. Op de beelden van de ING- en Rabobank is volgens verbalisanten immers te zien dat verdachte alleen staat te pinnen.
Dat verdachte ook degene is die aangever – nog geen half uur voor deze pintransacties – samen met een ander heeft bestolen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het volgende.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verdachte past in het signalement dat aangever van de vrouw in zijn woning heeft gegeven. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van telecomgegevens dat het telefoonnummer van verdachte zich ten tijde van de diefstal van de pinpas in de directe omgeving van de woning van aangever bevond. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Zij heeft evenmin verklaard op welke manier zij – zo kort na de diefstal van de pinpas – in het bezit van die pinpas is gekomen. Voorts springt de modus operandi in het oog die wijst op een specifiek patroon in het (delict)gedrag van verdachte. Die modus operandi komt weliswaar niet volledig, maar wel op essentiële punten overeen met de modus operandi die verdachte ten aanzien van de feiten 3, 4, 7, 8 en 9 heeft gebruikt, namelijk:
  • Aangever is 93 jaar oud;
  • Aangever werd in zijn woning bezocht door een man en vrouw die – om die woning binnen te komen – gebruik maakten van een smoes c.q. babbeltruc;
  • De vrouw maakte daartoe gebruik van een valse hoedanigheid;
  • De man en vrouw hebben de pinpas van aangever weggenomen door gebruik te maken van een babbeltruc;
  • Kort na de diefstal zijn met de pinpas van aangever grote geldbedragen gepind.
Gelet op al het voorgaande in onderling verband bezien, alsmede op het feit dat feit 1 vlak voor en na de reeds bewezen geachte feiten 3, 4, 7, 8 en 9 is gepleegd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in nauwe en bewuste samenwerking met een ander, de portemonnee en pinpas van aangever uit zijn woning heeft gestolen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 12
De rechtbank acht tot slot ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in nauwe en bewuste samenwerking met een ander, de portemonnee van aangeefster [aangever 8] op 9 maart 2020 uit haar tas heeft gestolen. Uit de aangifte, de getuigenverklaring en het proces-verbaal van omschrijving van de beelden kan immers worden afgeleid dat verdachte de portemonnee uit de tas van aangeefster heeft gehaald, terwijl haar medeverdachte het zicht op de tas voor aangeefster blokkeerde. Dat die portemonnee uiteindelijk niet onder verdachte is aangetroffen maakt dit – anders dan door de raadsman betoogd – niet anders, nu uit de bewijsmiddelen ook kan worden afgeleid dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om de portemonnee, na betrapping op heterdaad, weg te leggen op de plek waar de portemonnee uiteindelijk is aangetroffen.
4.3.3
Vrijspraak van de feiten 5, 6, 10 en 11
Feiten 5 en 6
Verdachte is onder feit 5 ten laste gelegd dat zij op 18 oktober 2019, samen met een ander (een man), een contant geldbedrag uit de portemonnee van aangever [aangever 3] heeft gestolen. Onder feit 6 is ten laste gelegd dat verdachte, samen met een ander, een kluis uit de woning van aangeefster [aangever 4] heeft weggenomen. Uit de aangiftes van zowel [aangever 3] als [aangever 4] blijkt dat de man en vrouw in hun woning gebruik hebben gemaakt van de ‘bloedprik babbeltruc’ die verdachte – zoals in paragraaf 4.3.2. overwogen – eerder die maand meermalen had gebruikt. De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die aangevers in hun woningen heeft bestolen, omdat de aangiftes onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Bij de andere, hiervoor besproken feiten bood het dossier aanknopingspunten voor de betrokkenheid van verdachte en werd de modus operandi tevens als (steun)bewijs gebruikt. Maar het enkele gebruik van de modus operandi, zonder dat het dossier andere aanknopingspunten biedt voor de aanwezigheid van verdachte in de woning van aangevers, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de feiten 5 en 6.
Feiten 10 en 11
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de pinpas van aangeefster [aangever 7] op 4 januari 2020 heeft gestolen. Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte grote geldbedragen heeft gepind met de pinpas van aangeefster.
De rechtbank ziet dit – met de raadsman – anders en overweegt daartoe dat de aangifte van mevrouw [aangever 7] onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De modus operandi die is gebruikt door de vrouw in de woning wijkt op meerdere essentiële punten af van de modus operandi die verdachte – bijna drie maanden eerder – doorgaans hanteerde. Nu verder ook onvoldoende objectieve bewijsmiddelen (zoals de telecomgegevens bij de feiten 1 en 2) voorhanden zijn waarmee kan worden vastgesteld dat verdachte zich bevond in de directe omgeving van de plaatsen-delict, acht de rechtbank de feiten 10 en 11 niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1op 12 oktober 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee, geld (in totaal ongeveer € 60,-) en pinpassen, toebehorende aan
[aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2op tijdstippen op 12 oktober 2019 te Utrecht telkens geld (in totaal € 2.263,-), toebehorende aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 1] ;
feit 3op 14 oktober 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode, door
- zich voor te doen als medewerkers van het Antonius Ziekenhuis en
- tegen die [aangever 2] te zeggen dat zij kwamen om bloed af te nemen en
- die [aangever 2] bewegingsoefeningen te laten doen en
- (met een apparaat) te prikken in de vinger van die [aangever 2] en
- tegen die [aangever 2] te zeggen dat zij te weinig bloed had en
- tegen die die [aangever 2] te zeggen dat zij een euro moest pinnen en
- een telefoon te tonen waarop die [aangever 2] haar pinpas moest leggen en haar pincode
moest intoetsen;
en
op 14 oktober 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas, toebehorende aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4op tijdstippen op 14 oktober 2019 te Utrecht en Weesp, tezamen en in vereniging met een ander, geld (in totaal € 2.594,50), toebehorende aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 2] ;
feit 7op 9 oktober 2019 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en goederen van haar gading, toebehorende aan [aangever 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich voor te doen als medewerker van Atal (een zorginstelling) en
- tegen die [aangever 5] te zeggen dat zij bloed bij hem komt prikken en
- een tasje mee te nemen met naalden en
- zich toegang te verschaffen tot de woning van die [aangever 5] en
- met een naald te prikken in de vinger van die [aangever 5] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8op 17 oktober 2019 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en pincode, door
- zich voor te doen als een medewerker van een (zorg)instelling en
- tegen die [aangever 6] te zeggen dat zij kwamen voor de heersende griep epidemie
en griepprik en
- te prikken in de vinger van die [aangever 6] , althans te doen alsof er in de vinger
van de [aangever 6] werd geprikt en
- tegen die [aangever 6] te zeggen dat hij een bloedwaarde van 2 had en dat hij daarom
pillen moest bestellen en
- tegen die die [aangever 6] te zeggen dat hij (voor voornoemde pillen) direct moest
pinnen en
- een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend voorwerp, te tonen;
feit 9op tijdstippen op 17 oktober 2019 te Eindhoven en Heeze, tezamen en in vereniging met een ander, telkens geld (in totaal € 4000,-), toebehorende aan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 6] ;
feit 12op 9 maart 2020 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een
ander, een portemonnee (met daarin onder andere bankpassen en contant geld), toebehorende aan [aangever 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feiten 1 en 12telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen
gepleegd;
feit 3medeplegen oplichting
en
medeplegen diefstal;
feiten 4 en 9diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 7poging tot diefstal;
feit 8medeplegen oplichting.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – indien zij tot een bewezenverklaring komt – verzocht om bij het bepalen van de straf in het voordeel van verdachte rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft een beperkt strafblad en heeft niet eerder vastgezeten. De tijd in detentie valt haar zwaar, zeker gelet op de heftige maatregelen die in de Penitentiaire Inrichting zijn genomen rondom de uitbraak van het coronavirus. Verder wil verdachte haar moeder kunnen ondersteunen die binnenkort een zware operatie dient te ondergaan.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, al dan niet samen met anderen, schuldig gemaakt aan oplichtingen en diefstallen waarvan oudere mensen het slachtoffer zijn geworden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal en aan een diefstal door middel van zakkenrollen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij hoogbejaarde mensen, kennelijk, als een makkelijke prooi heeft gezien en hen bewust op hun leeftijd heeft uitgekozen. Verdachte en haar mededaders bezochten oudere mensen in hun woning en deden zich – in de meeste gevallen – voor als zorgverlener of arts. Omdat de meeste ouderen zorg aan huis ontvangen, lieten zij verdachte en haar mededader binnen. Verdachte vertelde deze ouderen dat zij hun bloed(suiker) kwam prikken, om ze na het prikken mee te delen dat hun bloedwaarden niet in orde waren. Ze liet de ouderen vervolgens met hun pinpas zogenaamd een euro pinnen voor het bloedprikken of voor benodigde medicijnen en wist op die manier pincodes en/of pinpassen te bemachtigen. Kort nadat verdachte en haar mededader de woning van de ouderen hadden verlaten, bleek dat grote geldbedragen met de gestolen pinpassen waren gepind.
Verdachte heeft met haar handelen het vertrouwen in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door haar zucht naar financieel gewin en geenszins stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Dit volgt temeer uit het feit dat op beelden is te zien dat verdachte en haar mededader elkaar glimlachend een zogeheten ‘box’ geven nadat het is gelukt om met een gestolen pinpas te pinnen. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk. De rechtbank rekent het verdachte nog zwaarder aan dat zij niet alleen misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen en de kwetsbaarheid van oudere mensen, maar dat zij ook de lichamelijke integriteit van oudere mensen heeft geschonden door – in sommige gevallen – daadwerkelijk met een naald in hun vinger te prikken. Met deze specifieke babbeltruc, ook wel de ‘bloedprikmethode’ genoemd, is wat de rechtbank betreft een nieuw dieptepunt bereikt.
Naast de zojuist besproken feiten heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van zakkenrollen, waarvan opnieuw een oudere vrouw het slachtoffer is geworden. Ook in dit geval heeft verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor andermans eigendommen.
De rechtbank is op grond van de aard en de ernst van de feiten van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan, dan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 juni 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van misdrijven. Daar komt nog bij dat verdachte tijdens het plegen van het laatste delict in maart 2020 in een proeftijd liep. Ook dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
De rechtbank ziet geen aanleiding om – zoals door de raadsman betoogd – in het voordeel van verdachte rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden, gelet op de aard en de ernst van de feiten die zij heeft gepleegd.
De straf
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank ziet – gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte – geen aanleiding om een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen.
Door de officier van justitie is een gevangenisstraf van vijf jaren gevorderd. De rechtbank zal verdachte een lagere gevangenisstraf opleggen. Dat is onder meer een gevolg van het feit dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – vier van de aan verdachte ten laste gelegde feiten niet bewezen acht. De rechtbank is zich ervan bewust dat dit voor de slachtoffers teleurstellend zal zijn, maar zij acht de op te leggen straf – mede gelet op straffen in soortgelijke zaken – in overeenstemming met het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen

De heer [benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij heeft een vergoeding van € 360,- gevorderd voor de materiële schade die hij heeft geleden ten gevolge van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Mevrouw [aangever 4] heeft zich eveneens als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij heeft een vergoeding van € 600,- gevorderd voor de immateriële schade die zij heeft geleden als gevolg van het onder feit 6 ten laste gelegde.
Nu verdachte – zoals reeds overwogen in paragraaf 4.3.2 – zal worden vrijgesproken van de feiten 5 en 6, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Verdachte is op 5 februari 2019 door de politierechter in de rechtbank Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft daarbij bepaald dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden ten uitvoer kan worden gelegd indien verdachte zich gedurende de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat de op 5 februari 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer wordt gelegd, omdat verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 12 ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 12 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank heeft reeds overwogen dat zij het onder feit 12 ten laste gelegde bewezen acht. Dit feit is gepleegd gedurende de proeftijd die was verbonden aan de op 5 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank zal daarom gelasten dat deze straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 63, 310, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder de feiten 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9 en 12 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het onder de feiten 5, 6, 10 en 11 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 jaren en 6 maanden;
  • bepaalt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
  • bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde] , niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • compenseert de kosten tussen partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt;
  • bepaalt dat de benadeelde partij, [aangever 4] , niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • compenseert de kosten tussen partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt;
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 5 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick , voorzitter, mrs. A. Blanke en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juli 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage : De tenlastelegging
1
ZAAK 1
zij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee, geld (in totaal ongeveer €60) en/of een of meer pinpassen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
2
ZAAK 1
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) geld (in totaal €2.263,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 1] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
ZAAK 2
zij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, door
- zich voor te doen als medewerkers van het Antonius Ziekenhuis, althans een (zorg)instelling/bedrijf en/of
- tegen die [aangever 2] te zeggen dat zij kwamen om bloed af te nemen en/of
- die [aangever 2] bewegingsoefeningen te laten doen en/of
- ( met een apparaat) te prikken in de vinger van die [aangever 2] en/of
- tegen die [aangever 6] te zeggen dat hij te weinig bloed had en/of
- tegen die die [aangever 6] te zeggen dat hij een euro, althans een geldbedrag moest pinnen en/of
- een telefoon en/of een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend voorwerp, te tonen waarop die [aangever 2] zijn pinpas moest leggen en/of pincode moest intoetsen;
en/of
zij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of bijbehorende pincode, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
ZAAK 2
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 14 oktober 2019 te Utrecht en/of Weesp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) geld (in totaal €2.594,50), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 2] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
ZAAK 3
zij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (in totaal €360,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
6
ZAAK 4
zij op of omstreeks 17 september 2019 te Utrecht, althans in Nederland. tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis (al dan niet met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
7
ZAAK 5
zij op of omstreeks 9 oktober 2019 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van haar/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich voor te doen als medewerkers van Atal, althans medewerkers van een (zorg)instelling/bedrijf en/of
- tegen die [aangever 5] te zeggen dat zij bloed bij hem komen prikken en/of
- een koffertje/tasje mee te nemen met naalden en/of
- zich toegang te verschaffen tot de woning van die [aangever 5] en/of
- met een naald te prikken in de vinger van die [aangever 5] en/of
- rond te kijken in de woonkamer van die [aangever 5] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
8
ZAAK 6
zij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, door
- zich voor te doen als een medewerker van een (zorg)instelling/bedrijf en/of
- tegen die [aangever 6] te zeggen dat zij kwamen voor de heersende griep- epidemie en/of griepprik en/of
- te prikken in de vinger van die [aangever 6] , althans te doen alsof er in de vinger van de [aangever 6] werd geprikt en/of
- tegen die [aangever 6] te zeggen dat hij een bloedwaarde van 2, althans een te lage bloedwaarde had en/of dat hij daarom pillen moest bestellen en/of
- tegen die die [aangever 6] te zeggen dat hij (voor voornoemde pillen) direct moest pinnen en/of
- een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend voorwerp, te tonen;
en/of
zij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
9
ZAAK 6
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 17 oktober 2019 te Eindhoven en/of Heeze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) geld (in totaal €4000,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 6] ,
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
10
ZAAK 7
zij op of omstreeks 4 januari 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas (met bijbehorende pincode), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse naam, van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, te weten door
- zich voor te doen als een medewerker van UTC taxi (genaamd [naam] met registratienummer: [registratienummer] ) en/of
- tegen die [aangever 7] te zeggen dat de (taxi)ritten vanaf heden via automatische incasso zou gaan en/of
- die [aangever 7] haar pincode in te laten voeren op een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend apparaat/voorwerp;
en/of
zij op of omstreeks 4 januari 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en/of pincode, door
- zich voor te doen als een medewerker van UTC taxi (genaamd [naam] met registratienummer: [registratienummer] ) en/of
- tegen die [aangever 7] te zeggen dat de (taxi)ritten vanaf heden via automatische incasso zou gaan en/of
- die [aangever 7] haar pincode in te laten voeren op een pinapparaat, althans een op een pinapparaat gelijkend apparaat/voorwerp;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
11
ZAAK 7
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 4 januari 2020 te Utrecht en/of Weesp, althans in Nederland, (telkens) geld (in totaal €2,594,50), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 7] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
12
ZAAK 8
zij op of omstreeks 9 maart 2020 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met daarin onder andere (bank)passen en contant geld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte
2.Pagina 252.
3.Pagina 253.
4.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ING bank, pagina 257.
5.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ING bank, pagina 258.
6.Pagina 261.
7.Pagina 262.
8.Pagina 268.
9.Pagina 286.
10.Pagina 288.
11.Pagina 290.
12.Pagina 291.
13.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020.
14.Pagina 346.
15.Pagina 464.
16.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 juli 2020.
17.Pagina 365.
18.Pagina 366.
19.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ING bank, pagina 369.
20.Een geschrift, te weten een bankafschrift van de ING bank, pagina 370.
21.Pagina 381.
22.Pagina 382.
23.Pagina 383.
24.Pagina 384.
25.Pagina 386.
26.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020.
27.Pagina 6 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
28.Pagina 9 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
29.Pagina 10 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
30.Pagina 12 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
31.Pagina 10 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
32.Pagina 21 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
33.Pagina 23 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
34.Pagina 43 van het dossier Ouderkerk aan de Amstel.
35.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020.
36.Pagina 346.
37.Pagina 22 van het dossier Eindhoven.
38.Pagina 23 van het dossier Eindhoven.
39.Pagina 31 van het dossier Eindhoven.
40.Pagina 32 van het dossier Eindhoven.
41.Pagina 53 van het dossier Eindhoven.
42.Pagina 54 van het dossier Eindhoven.
43.Pagina 60 van het dossier Eindhoven.
44.Pagina 61 van het dossier Eindhoven.
45.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 juli 2020.
46.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 2 juli 2020.
47.Pagina 347.
48.Pagina 3 van het dossier Zakkenrollen.
49.Pagina 4 van het dossier Zakkenrollen.
50.Pagina 8 van het dossier Zakkenrollen.
51.Pagina 12 van het dossier Zakkenrollen.
52.Pagina 32 van het dossier Zakkenrollen.
53.Pagina 33 van het dossier Zakkenrollen.
54.Pagina 36 van het dossier Zakkenrollen.
55.Pagina 37 van het dossier Zakkenrollen.
56.Pagina 38 van het dossier Zakkenrollen.
57.Pagina 39 van het dossier Zakkenrollen.
58.Pagina 40 van het dossier Zakkenrollen.
59.Pagina’s 42 en 43 van het dossier Zakkenrollen.
60.Atal Medial is een organisatie die bloedafname (op locatie) verzorgt, laboratoriumonderzoek doet