ECLI:NL:RBMNE:2021:2684

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20 / 4329
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onterecht betaalde jubileumgratificatie en loonheffing bij ambtsjubileum

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres, werkzaam bij het Openbaar Ministerie, en de minister van Justitie en Veiligheid over de terugvordering van een jubileumgratificatie. Eiseres ontving op 1 augustus 2019 een gratificatie van € 6.466,16 ter gelegenheid van haar 50-jarig jubileum. Echter, op 28 november 2019 werd haar meegedeeld dat deze gratificatie ten onrechte netto was uitbetaald, terwijl dit bruto had moeten zijn. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres een bedrag van € 3.544,75 moest terugbetalen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de verweerder op 16 oktober 2020.

Eiseres stelde dat zij recht had op belastingvrije gratificaties, omdat zij bij eerdere jubilea, zoals haar 40-jarig jubileum, ook belastingvrij had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de uitkering bij het 25-jarig jubileum onbelast was toegekend en dat de terugvordering van het onterecht betaalde bedrag door de minister rechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving toestaat dat bij het bereiken van een diensttijd van 25 en 40 jaar een onbelaste jubileumuitkering kan worden toegekend, en dat de minister niet in strijd met de wet handelde door het bedrag terug te vorderen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de minister bevoegd was om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen op 17 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4329

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.W.M. Roozeboom),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N.M. Vastenburg).

Inleiding en procesverloop

1. Eiseres is werkzaam bij het Openbaar Ministerie (OM). Op 1 augustus 2019 was zij 50 jaar in dienst en is haar een ambtsjubileumgratificatie toegekend. Deze gratificatie van € 6.466,16 is uitbetaald met het salaris van augustus 2019.
1.1.
Op 28 november 2019 (primair besluit) heeft een medewerker van PDirekt eiseres meegedeeld dat de gratificatie ten onrechte netto is uitbetaald terwijl dit bruto had moeten zijn. Dit betekent dat eiseres een netto bedrag van € 3.544,75 moet terugbetalen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Op 16 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, waarbij verweerder het advies van de adviescommissie bezwaarschiften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden ministerie van Justitie en Veiligheid (adviescommissie) overneemt en voor zijn motivering daarnaar verwijst.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 11 mei 2021 via een videoverbinding. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3. Eiseres heeft – samengevat – aangevoerd dat zij volgens de Belastingdienst twee gratificaties belastingvrij mag ontvangen. Bij haar 40-jarig jubileum heeft zij de gratificatie inderdaad belastingvrij ontvangen, maar zij kan zich niet herinneren dat dit bij haar 25jarig jubileum ook zo was. Eiseres heeft geprobeerd dit te achterhalen maar P-direct beschikt niet over deze loongegevens. Eiseres stelt dat het op de weg van verweerder ligt om een en ander te bewijzen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Artikel 11, eerste lid, aanhef en onder o van de Wet op de Loonbelasting 1964 (Wet op de LB) bepaalt dat tot het loon niet behoren een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
6. De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder o van de Wet op de LB tweemaal een onbelaste jubileumuitkering kan worden toegekend. In geschil is of eiseres de uitkering bij haar 25-jarig jubileum onbelast heeft ontvangen.
7. De rechtbank is van oordeel dat gezien alles wat partijen naar voren hebben gebracht aannemelijk is dat de uitkering bij het 25-jarig jubileum onbelast is toegekend en uitgekeerd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat niet in geschil is dat eiseres de uitkering voor haar 40jarig jubileum onbelast heeft ontvangen. Verder is van belang dat het uitgangspunt in wet- en regelgeving is dat bij het bereiken van een diensttijd van (ten minste) 25 jaar en van (ten minste) 40 jaar, een uitkering onbelast kan worden toegekend. Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat bij hem de normale gang van zaken is dat de uitkering bij een 25jarig (en 40jarig) ambtsjubileum netto wordt betaald. Dit wordt ook bevestigd door Pdirect in de mail van 2 november 2020 en staat eveneens op www. [website] Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de uitkering bij het 25-jarig ambtsjubileum onbelast is toegekend en uitgekeerd, heeft verweerder een memo van 29 juni 1994 overgelegd. Hierin staat dat eiseres in augustus 1994 een gratificatie zal ontvangen op basis van 29 uur (3931,79 + 314,54 x 70%) van f 2.975,-. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande aannemelijk is dat verweerder conform het hiervoor genoemde uitgangspunt en net als bij het 40-jarig jubileum– het in het memo genoemde (bruto) bedrag onbelast heeft uitgekeerd. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander het oordeel.
8. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat de uitkering vanwege haar 50-jarig jubileum onbelast was omdat pas op 9 september 2019 op het Rijksportaal is gepubliceerd dat bij een diensttijd van minder dan 50 jaar geen loonheffing wordt ingehouden als de datum van het 25jarig jubileum voor 1 mei 1994 lag. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat de informatie op het Rijksportaal regelmatig wordt ververst, wat niet betekent dat de regelgeving over dat onderwerp ook is veranderd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de wijziging die leidde tot de publicatie op het Rijksportaal op 9 september 2019 geen betrekking had op de tekst over de gratificatie bij 50 dienstjaren omdat er op dat moment geen sprake was van een nieuwe regeling op dat punt.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerders besluitvorming niet in strijd is met het motiveringsbeginsel. Hoewel het primaire besluit onvoldoende was gemotiveerd, heeft verweerder in het bestreden besluit zijn standpunt over de terugvordering van de teveel betaalde uitkering voldoende gemotiveerd. Verweerder heeft hiermee niet in strijd gehandeld met de wet. Op grond van artikel 7:11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is verweerder immers na bezwaar tegen een besluit verplicht tot een volledige heroverweging van dat besluit. Dit brengt mee dat verweerder in het besluit op bezwaar tot een ander besluit of tot een aanvullende of andere motivering kan komen. [1]
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitkering bij het 50-jarig jubileum loon is in de zin van de Wet op de LB wat er toe leidt dat loonheffing verschuldigd is. Nu er geen loonheffing is ingehouden op de uitkering heeft verweerder het bedrag van € 3.544,75 onverschuldigd betaald. Verweerder was op grond van artikel 116a van de Ambtenarenwet bevoegd dit onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder in redelijkheid geen gebruik kon maken van deze bevoegdheid.
11. De op de zitting aangevoerde beroepsgrond dat de berekening van de hoogte van de loonheffing/terugvordering niet juist is, slaagt niet. De berekening op Rijksweb.nl [2] waarnaar eiseres heeft verwezen heeft betrekking op de berekening van de hoogte van het nettobedrag van de jubileumuitkering bij 25 of 40 dienstjaren. Volgens de fiscale regels mag het nettobedrag van die uitkering niet meer zijn dan 100% van het salaris op de dag van het jubileum. Dit is van belang bij een gewijzigde arbeidsduur/salaris, in welk geval ook bij een diensttijd van 25 en 40 jaar de uitkering (deels) belast is. Het verschil tussen de berekeningsgrondslag van de uitkering en de hoogte van het (deeltijd)salaris op de dag van het jubileum, is ook bij 25 en 40 dienstjaren belast. Deze situatie is bij eiseres niet aan de orde omdat uit het voorgaande volgt dat voor de uitkering bij het 50-jarig jubileum loonheffing verschuldigd is.
12. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld punt 4.2 van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:97 en punt 4.1 van de uitspraak van de CRvB van 6 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3633.
2.Versie van 30 december 2019.