In deze zaak gaat het om de aanvraag van een WIA-uitkering door eiser, die zich op 11 december 2017 ziek meldde als business intelligence specialist. Eiser had zijn dienstverband per 1 januari 2017 aangepast van 40 naar 32 uur per week, en verzocht om een WIA-uitkering na het verstrijken van de wachttijd. Het primaire besluit van 16 december 2019 kende eiser een WIA-uitkering toe op basis van 74,11% arbeidsongeschiktheid. Eiser ging echter in beroep tegen het besluit van 27 juli 2020, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiser als een medische afzakker moet worden aangemerkt. Dit houdt in dat hij om medische redenen zijn uren heeft verminderd, wat betekent dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het verleden moet worden gelegd. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende medische onderbouwing heeft geleverd, onder andere door een rapportage van een GZ-psycholoog, die adviseerde om de werkweek te reduceren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.