ECLI:NL:RBMNE:2021:2634
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg voor een zoon met autisme en verstandelijke beperking
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, in de hoedanigheid van curator van zijn zoon, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor zijn zoon, die bekend is met autisme PPD-NOS. Het primaire besluit van het CIZ, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door de eiser bestreden. Het CIZ had in een later besluit het bezwaar van de eiser deels gegrond verklaard, maar de afwijzing van de aanvraag bleef gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat de medisch adviseur van het CIZ, drs. L. van Kolfschooten, in zijn advies concludeerde dat de grondslag verstandelijke handicap (VG) niet leidde tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zich terecht op dit advies had gebaseerd, aangezien de eiser geen contra-expertise had overgelegd die de inhoud van het advies in twijfel trok. De rechtbank stelde vast dat de medisch adviseur alle relevante medische informatie had meegenomen in zijn beoordeling.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor zorg op grond van de Wlz terecht was, omdat niet was komen vast te staan dat de zoon van de eiser een blijvende behoefte had aan de gevraagde zorg. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.