ECLI:NL:RBMNE:2021:2626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
AWB 20/2690 en AWB 20/2691
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 maart 2020. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 16 augustus 2019 bekend was gemaakt, maar dit bezwaar was te laat ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat een bezwaarschrift binnen vier weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, conform artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser stelde dat hij het besluit niet had ontvangen, omdat het niet aangetekend was verzonden en er geen verzendstempel op de brief stond. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris voldoende aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk en het beroep ongegrond, waarbij ook het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2690 en AWB 20/2691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser], met V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 16 maart 2020 (het bestreden besluit) en over het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen vier weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 16 augustus 2019. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 13 september 2019 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 7 november 2019. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser stelt dat hij het besluit van 15 augustus 2019 niet heeft ontvangen. Eiser vindt dat het besluit niet in werking is getreden, omdat het niet aangetekend is verzonden en een verzendstempel ontbreekt. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 maart 2014. [1]
4. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat een bestuursorgaan bij niet aangetekende verzending van een besluit aannemelijk moet maken dat het besluit is verzonden. [2] Verweerder heeft zijn werkwijze bij het verzenden van besluiten toegelicht en een uitdraai van de verzendadministratie van zijn digitale systeem overgelegd. Hieruit blijkt dat de brief op 16 augustus 2019 is verzonden. De stelling van eiser dat verweerder het besluit per definitie aangetekend moet verzenden volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat de brief op 16 augustus 2019 naar het juiste adres is verzonden.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
6. De gevraagde voorlopige voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank vandaag op het beroep heeft beslist. Het verzoek wordt afgewezen.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter , in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is verhinderddeze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.