ECLI:NL:CRVB:2014:784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Onterecht niet-ontvankelijk verklaard bezwaar tegen terugvordering bijstandsbedrag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort, waarin een terugvordering van een te veel ontvangen bijstandsbedrag van € 3.474,68 werd aangekondigd. Het college had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar na de wettelijke termijn zou zijn ingediend. De appellant stelde echter dat hij het besluit pas op 12 augustus 2011 had ontvangen, en dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het besluit op 26 januari 2011 op de juiste wijze was bekendgemaakt.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat het besluit daadwerkelijk was verzonden naar de appellant. De enkele verzending van een nota en herinneringsnota was niet voldoende om aan te nemen dat de appellant het besluit had ontvangen. De Raad concludeerde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt, en dat het bezwaar van de appellant dus tijdig was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de appellant gegrond verklaard. Het college werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 1.948,- werden begroot, en moest het college het griffierecht van € 160,- vergoeden aan de appellant.