ECLI:NL:RBMNE:2021:2610

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
AWB 20/4737
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van de uitkering op grond van de Ziektewet

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over het recht op ziekengeld. Eiseres, die eerder ziek was gemeld, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat haar recht op uitkering per 16 juli 2020 was beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op die datum niet meer in staat was om haar eigen werk als administratief medewerkster te verrichten, maar dat zij wel meer dan 65% van haar loon kon verdienen in andere functies. Dit leidde tot de conclusie dat het Uwv de regels van de Ziektewet correct had toegepast.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waaronder de medische beoordelingen door verzekeringsartsen. Eiseres had aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat zij niet fysiek was onderzocht door de verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig had gehandeld door dossieronderzoek en telefonische consulten uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige juist was en dat er geen gronden waren om de beslissing van het Uwv te herzien.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van het ziekengeld door het Uwv standhield. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor eiseres om haar standpunten met medische onderbouwing te ondersteunen. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: 20/4737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 15 juni 2020 heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanaf 16 juli 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met het besluit van 18 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 28 mei 2021. Eiseres is verschenen in persoon. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Feiten
1.1
Eiseres is laatstelijk via een uitzendbureau werkzaam geweest als administratief medewerkster bij een bouwmarkt voor ongeveer 35,90 uren per week. Op 24 juli 2017 is zij uitgevallen vanwege moeheid, hoofdpijn, strakke nek- en schouderspieren en psychische klachten. Het Uwv heeft eiseres in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). In het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft de verzekeringsarts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft overwogen dat eiseres niet meer in staat was tot het verrichten van haar eigen werk als administratief medewerkster. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat door de geldende urenbeperking van 20 uren per week al op voorhand duidelijk was dat de theoretische verdiencapaciteit van eiseres niet meer dan 65% van het maatmanloon bedroeg. De arbeidsdeskundige heeft om die reden geen voorbeeldfuncties geselecteerd. Het Uwv heeft met het besluit van 24 juli 2018 bepaald dat eiseres recht heeft op ziekengeld. In het door de werkgever gemaakte bezwaar is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overwogen dat er geen gronden zijn om anders te overwegen. Het Uwv heeft het bezwaar met het besluit van 30 november 2018 ongegrond verklaard.
1.2
Eiseres heeft zich hersteld gemeld, zodat het ziekengeld met ingang van 27 november 2018 is gestopt. Eiseres is vanaf 27 november 2018 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.3
Op 8 januari 2019 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld met dezelfde klachten als tijdens de vorige ziekmelding. Eiseres is in aanmerking gebracht voor ziekengeld. In het kader van de EZWb heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. Vervolgens heeft het Uwv de besluiten genomen onder ‘procesverloop’.
2. Het geschil
2.1
Eiseres heeft volgens het Uwv vanaf 16 juli 2020 geen recht meer op ziekengeld. Daaraan ligt ten grondslag dat eiseres op 16 juli 2020 weliswaar door ziekte of gebrek buiten staat is tot het verrichten van haar werk als administratief medewerkster, maar zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Dat volgt uit een vergelijking door de arbeidsdeskundige tussen het maatmanloon van eiseres en het loon dat eiseres kan verdienen met werkzaamheden in de geselecteerde voorbeeldfuncties (SBC code: 532040; administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank) (SBC code: 315120; receptionist) (SBC code 315100; administratief ondersteunend medewerker). Pas ter zitting heeft het Uwv naar voren gebracht dat eiseres geen procesbelang heeft. Eiseres heeft zich namelijk eind juli 2020 opnieuw ziekgemeld per 16 juli 2020, waarna zij van 16 juli 2020 tot in ieder geval 15 december 2020 ziekengeld heeft ontvangen van het Uwv. Tegen die laatste beëindiging van het ziekengeld heeft eiseres geen beroep ingesteld nadat haar bezwaar ongegrond is verklaard.
2.2
Eiseres vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat zij niet door de verzekeringsarts en ook niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gezien. Volgens eiseres is aan haar te zien dat zij extreem vermoeid is. Eiseres vindt dat zij medisch niet genoeg is hersteld om minimaal 30 uren per week te werken, omdat zij last heeft van extreme vermoeidheid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een intakeverslag indicatiestelling medisch specialistische revalidatiebehandeling van Medinello van 11 februari 2021 overgelegd en heeft zij aangegeven dat zij vanaf 19 april 2021 tot 30 augustus 2021 een traject bij Medinello volgt. Ook vindt eiseres dat de uren opgebouwd moeten worden en zij (financieel) geholpen moet worden bij haar re-integratie.
3. Beoordeling van het geschil
Procesbelang3.1 De rechtbank is van oordeel dat eiseres wel procesbelang heeft. Deze zaak betreft een EZWb, waarbij is bepaald dat eiseres niet meer geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten als administratief medewerker, maar er door de arbeidsdeskundige wel drie voorbeeldfuncties zijn geselecteerd waarmee eiseres meer dan 65% kan verdienen dan het loon dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd. Deze drie voorbeeldfuncties kunnen ook na deze zaak een rol spelen, [1] zodat naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval daaruit het procesbelang van eiseres volgt.
Beoordelingskader van de rechtbank3.2 De rechtbank heeft in deze zaak gekeken of het Uwv de regels die in de ZW staan goed heeft toegepast. Het gaat daarbij om de beoordeling van de toestand van eiseres op 16 juli 2020, de datum in geding. Het Uwv mag besluiten over ziekte baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Die rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
Verder is het zo dat iemand die het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dat moet onderbouwen met (andere) medische stukken. De rechtbank kan niet zomaar zelf zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dit betekent ook dat iemands eigen gevoel onvoldoende is om bij de rechtbank gelijk te krijgen, daarvoor is een medische onderbouwing nodig.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3.3
De rechtbank constateert dat zowel de verzekeringsarts, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet fysiek op een spreekuur hebben gezien. De verzekeringsarts heeft eiseres gesproken op een telefonisch spreekuur van ongeveer 40 minuten en heeft dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, heeft telefonisch medisch onderzoek verricht gedurende ongeveer 45 minuten en heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. De bij brief van 10 november 2020 verkregen informatie van de huisarts is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep kenbaar bij de beoordeling betrokken. Gelet op de aard van de medische klachten van eiseres en het onderzoek dat door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) is verricht, is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
Medische beoordeling: urenbeperking
3.4.1
Verzekeringsarts Oliveiro heeft in het rapport van 28 mei 2020 overwogen dat eiseres Pfeiffer heeft doorgemaakt, een leverontsteking en mentale klachten. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts nu vermoeidheidsklachten en daarnaast een tachycardie waarvoor nog nader onderzoek zal volgen. De ontstekingswaarden (de rechtbank begrijpt: van de lever), welke tijdens de vorige beoordeling nog speelden zijn volgens de verzekeringsarts nu niet meer actueel, aangezien met bloedonderzoek (anamnetisch) naar voren is gekomen dat de ontstekingswaarden genormaliseerd zijn.
Eiseres is volgens de verzekeringsarts aangewezen op fysiek niet zwaar belastende werkzaamheden, maar aangezien de normaalwaarden in de FML reeds als zeer laag zijn aangehouden en er nog geen pathologie is vastgesteld voor haar belemmeringen, kan gesteld worden dat de normaalwaarden in dynamische handelingen en statische houdingen niet overschreden dienen te worden. Tijdens bezwaar en beroep (de rechtbank begrijpt: een andere procedure) is gesteld dat vanwege de verhoogde ontstekingswaarden en de mentale problematiek eiseres voldoet aan de standaard voor een urenbeperking. Thans is er volgens de verzekeringsarts geen sprake meer van ontstekingswaarden en ook de stemmingsklachten kunnen niet als ernstige psychopathologie beschouwd worden: er is laag frequent contact (geweest), eiseres gebruikt geen psychofarmaca anders dan slaapmedicatie en ook met eigen bevindingen is er geen duidelijke psychopathologie waar te nemen. De duurbeperking van 20/4 kan volgens de verzekeringsarts dan ook niet meer aangehouden worden. Echter gezien de tachycardie ondanks Selokeen (waarbij mogelijk de inactiviteit ook een rol speelt) wordt eiseres uit preventieve gronden door de verzekeringsarts nog wel beperkt in een urenbelasting van 30 uren per week, waarbij voldoende rekening gehouden wordt met de recuperatietijd. Een urenbeperking op de dag wordt door de verzekeringsarts niet gegeven, aangezien eiseres ook anamnetisch aangeeft dat ze de ene dag wel en de andere dag geen extra rustmomenten overdag behoeft. De beperkingen van eiseres zijn door de verzekeringsarts vastgelegd in een FML van 28 mei 2020, geldig vanaf 27 mei 2020.
3.4.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep Goldhoorn heeft in het rapport van 12 november 2020 overwogen dat er geen aanleiding is om de belastbaarheid van eiseres zoals door de verzekeringsarts weergegeven in FML van 27 mei 2020 te herzien (de rechtbank begrijpt: 28 mei 2020). De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt als volgt. Alhoewel eiseres zichzelf volledig arbeidsongeschikt acht voor alle werkzaamheden per datum in geding, kan er niet gesproken worden van ‘geen benutbare mogelijkheden’, aangezien geen van de uitzonderingscategorieën zoals genoemd in het aangepaste Schattingsbesluit aan de orde is. Eiseres is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet ADL-afhankelijk of bedlegerig, is niet opgenomen in een WLZ-erkende instelling en er is geen sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle drie de niveaus (zelfverzorging, functioneren in haar samenlevingsverband, sociale contacten buiten het gezin) op basis van een ernstige psychische stoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat terecht is aangenomen dat de urenbeperking van 20/4 uur niet meer aan de orde is. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep inmiddels geen leverfunctiestoornissen meer, gebruikt geen psychofarmaca behoudens slaapmedicatie en er is alleen psychologische begeleiding geweest en nu niet meer. Dit blijkt ook uit informatie van de huisarts. Vanwege de tachycardie e.c.i. in combinatie met de vermoeidheidsklachten acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep op energetische gronden een urenbeperking van 30 uren reëel, met name om eiseres enige recuperatietijd te gunnen. Op medische gronden is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om een grotere urenbeperking aan te nemen. Naar aanleiding van het door eiseres ingebrachte intakeverslag van Medinello heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat het traject dat eiseres gaat volgen (en waardoor zij deels niet beschikbaar zou zijn voor arbeid) na de datum in geding valt, zodat daarmee in deze zaak geen rekening wordt gehouden. De rechtbank overweegt dat door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) rekening is gehouden met de klachten waarvoor eiseres het traject bij Medinello gaat volgen en welke klachten volgens eiseres ook op de datum in geding speelden. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) volgen. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is.
Re-integratie en opbouw uren3.5 De rechtbank overweegt dat eiseres vanwege de ziekmelding per 16 juli 2020 op 15 december 2020 telefonisch is gesproken door verzekeringsarts Den Bieman . Hoewel eiseres naar voren heeft gebracht dat verzekeringsarts Den Bieman toen heeft aangegeven dat de uren moeten worden opgebouwd, blijkt dat niet uit het rapport van verzekeringsarts Den Bieman van 15 december 2020. Ook uit het rapport van verzekeringsarts Oliveiro en het rapport van bezwaarverzekeringsarts Goldhoorn blijkt niet dat een urenopbouw aan de orde is. De rechtbank is voorts van oordeel dat (financiële) hulp bij de re-integratie geen onderdeel uitmaakt van de beoordeling van het recht op ziekengeld.
3.6
Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 22 maart 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1225) en van 5 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:254),