ECLI:NL:RBMNE:2021:2593
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wob-verzoek tot standpunt innemen door bestuursorgaan over richtlijn Chronisch Vermoeidheidssyndroom
In deze zaak heeft eiser, een individu, een beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van ZonMw, waarin gedeeltelijk werd geweigerd om documenten openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 11 januari en 9 mei 2019 verzoeken ingediend om documenten die verband hielden met de richtlijn Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS). Het primaire besluit van 18 juli 2019 weigerde de openbaarmaking van deze documenten gedeeltelijk, en het bestreden besluit van 24 januari 2020 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond met een verbeterde motivering. Eiser stelde dat hij via de Wob-procedures de rol van verweerder bij de totstandkoming van de richtlijn CVS wilde achterhalen en dat de informatie die hij had ontvangen niet overeenkwam met de werkelijkheid. Hij eiste dat verweerder een standpunt innam over zijn betrokkenheid bij de richtlijn en dat de richtlijn op onjuiste gronden was gebaseerd.
De rechtbank oordeelde dat eiser geen gronden had ingediend tegen de gedeeltelijke weigering van de openbaarmaking van de documenten. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de Wob-procedure niet bedoeld is om bestuursorganen te dwingen om standpunten in te nemen of uitleg te geven. De rechtbank concludeerde dat er geen publiekrechtelijke verplichting voor verweerder bestond om een standpunt in te nemen over de richtlijn CVS, en dat het verzoek van eiser om een standpunt in te nemen geen aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier, en werd openbaar gemaakt op 25 mei 2021.