ECLI:NL:RBMNE:2021:2427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/2951
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en misbruik van recht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die zijn auto op 8 februari 2020 had geparkeerd aan een locatie waar betaald parkeren geldt, ontving een naheffingsaanslag van € 61,90 van de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerlanden. Eiser stelde dat er geen sprake was van parkeren in de zin van de Gemeentewet, omdat zijn auto deels op de trottoirband stond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skypezitting op 29 januari 2021, waar zowel de gemachtigde van eiser als de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat eiser zijn auto met twee wielen op de trottoirband had geparkeerd, maar dat de auto voor het grootste deel binnen het parkeervak stond. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van parkeren in de zin van de Gemeentewet en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Eiser had geen parkeerbelasting voldaan en de rechtbank vond geen aanleiding om misbruik van recht aan te nemen, ondanks dat eiser meerdere soortgelijke procedures had aangespannen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van parkeren volgens de Gemeentewet en de voorwaarden waaronder een naheffingsaanslag kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken en het Gerechtshof om haar oordeel te onderbouwen. De beslissing werd genomen door rechter N.M.H. van Ek, in aanwezigheid van griffier P.J. Naus, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: B. de Jong)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerlanden, verweerder.

Procesverloop

Op 8 februari 2020 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 61,90.
In de uitspraak op bezwaar van 16 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de Skypezitting van 29 januari 2021. De gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerlanden [A] (verweerder) hebben deelgenomen aan de zitting.
Met instemming van verweerder heeft de gemachtigde van eiser na sluiting van het onderzoek de op zitting getoonde foto alsnog aan de rechtbank verstrekt.

Overwegingen

1. Op 8 februari 2020 heeft eiser zijn auto met kenteken [kenteken] geparkeerd aan het [locatie] in [plaats] . Er geldt daar betaald parkeren. De auto stond geplaatst op een parkeervak met daarbij twee wielen op de trottoirband. Eiser heeft geen parkeerbelasting voldaan. Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Het bedrag bestaat uit € 0,90 naheffing parkeerbelasting en € 61,- boetekosten naheffing.
Standpunten van partijen
2. Eiser voert aan dat verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting niet had mogen opleggen, omdat er geen sprake was van parkeren in de zin van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. Volgens eiser is er sprake van overtreding van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), omdat zijn auto niet op de openbare weg, maar deels op een trottoirband stond. Er kan alleen een boete worden opgelegd op grond van de Wet Mulder.
3. Volgens verweerder is de naheffingsaanslag terecht opgelegd, omdat eiser geen parkeerbelasting heeft voldaan en er wel degelijk sprake was van parkeren. Eiser stond namelijk geparkeerd op een gefiscaliseerde parkeerplek. Voor zover eisers auto op de trottoirband zou staan, was dit slechts met een klein gedeelte.
Misbruik van recht?
4. Op zitting heeft de rechtbank de vraag aan de orde gesteld of sprake is van misbruik van de aan eiser toegekende bevoegdheid om beroep in te stellen bij de belastingrechter, omdat het de rechtbank gebleken is dat eiser bij de rechtbank en andere gerechten meerdere soortgelijke procedures aanhangig heeft gemaakt.
5. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd verklaard dat het klopt dat eiser doelbewust zijn auto deels op het trottoir heeft geparkeerd en een administratieve sanctie (verkeersboete) van € 95,- heeft geriskeerd, om zijn argument over het parkeren te kunnen aanvoeren zodra aan hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting werd opgelegd. Hij is namelijk principieel van oordeel is dat geen sprake is van parkeren in de zin van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. Eiser hoopt uiteindelijk te bereiken dat de Hoge Raad zijn standpunt bevestigt. Verder heeft de gemachtigde van eiser erop gewezen dat er zwaarwegende redenen aanwezig moeten zijn om misbruik van recht aan te nemen. Hiervan is geen sprake. Het aannemen van misbruik van recht zou niet rijmen met het inhoudelijk standpunt van verweerder over parkeren. Als verweerder namelijk vindt dat er sprake is van parkeren, dan moet eiser zich daar ook (in bezwaar en beroep) tegen kunnen verweren. Verweerder heeft laten weten dat hij in zijn voorbereiding voor de zitting heeft stilgestaan bij misbruik van recht, maar dat hij uiteindelijk ervoor heeft gekozen om het misbruik van recht niet in zijn verweerschrift aan de orde te stellen.
6. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 maart 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:1103), waarin de beroepen van eiser in soortgelijke zaken niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens misbruik van recht. De rechtbank ziet echter in deze enkele op zichzelf staande zaak onvoldoende grond om hiertoe over te gaan en zal het beroep hieronder inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
7. Partijen zijn het erover eens en ook de rechtbank stelt op basis van de foto’s in het dossier vast dat eisers auto met het linker voor- en achterwiel op de trottoirband stond. Uit de foto’s blijkt namelijk dat eiser met zijn auto ook het parkeervak bezette. De auto stond namelijk voor het overgrote deel geparkeerd binnen het parkeervak. Hij heeft hiermee zijn auto op zodanige wijze geparkeerd dat het voor andere weggebruikers niet meer mogelijk was om nog van dit parkeervak gebruik te maken, zodat er sprake was van parkeren in de zin van de Gemeentewet. De rechtbank wordt in dit oordeel gesteund door de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:759). Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan, zodat eiser parkeerbelasting verschuldigd was. Nu vaststaat dat eiser de verschuldigde belasting niet heeft voldaan, heeft verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.