4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3in de zaak met parketnummer 16.307275.19
De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [aangeefster 2] met opzet in het gezicht heeft gespuugd en spreekt verdachte van dat feit vrij. Het dossier bevat hierover immers alleen de verklaring van [aangeefster 2] en verdachte zelf ontkent dat hij [aangeefster 2] opzettelijk in het gezicht heeft gespuugd
In de zaak met parketnummer 16.035523.20
Feit 1 - ontvoering echtgenote en feit 2 - mishandeling echtgenote
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1]
Zij verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond tussen 8 februari 2020 om 04:30 uur en 8 februari 2020 om 05:30 uur.Ik wil aangifte doen tegen mijn man [verdachte] .
Vannacht was ik met mijn kinderen in de woning aan het [adres] in [woonplaats] . Ik zag dat mijn man in onze auto voor de flat stond. Ik ben op de bijrijdersstoel ingestapt met het idee om in de auto met hem te praten. Ik zag en hoorde dat hij gelijk met de auto wegreed. Ik zei tegen hem dat ik niet weg wilde omdat de kinderen alleen thuis waren. Ik heb diverse keren tegen hem gezegd dat ik niet wilde dat hij wegreed. Ik zag dat hij geen gehoor gaf aan mijn verzoek en door bleef rijden. Ik begon te schreeuwen dat hij moest stoppen en dat ik uit de auto zou springen als hij niet zou stoppen. Ik wilde helemaal niet weg bij mijn kinderen. Ik hoorde hem zeggen dat ik maar uit de auto moest springen. Ik zag dat wij al op de Rondweg-West reden richting de snelweg. Ik zag en voelde dat de auto hard reed. Ik ben dus blijven zitten in de auto maar bleef tegen hem roepen dat hij moest stoppen en dat ik uit de auto wilde.
Hij moest een keer stoppen maar toen was hij nog rustig en ik zag nog niet de noodzaak om direct uit de auto te stappen. Ik zag dat wij bij de oprit van de rijksweg A12 de snelweg op reden in de richting van Ede. Daarna zag ik dat wij de oprit namen naar de A30 richting Amersfoort. Hij zei dat hij mij naar mijn zusje in [woonplaats] zou brengen zodat ik uit kon rusten en dat hij bij de kinderen zou blijven. Zijn eigen zus woont in [woonplaats] . Ik zag dat hij op sommige stukjes wel 180 kilometer per uur reed.
Tijdens de autorit sloeg hij mij een aantal keer tegen de linkerzijde van mijn gezicht. Ik voelde en zag dat hij ook met zijn hand mij bij mijn keel vast pakte. Ik heb mij weten te verweren door zijn hand weg te duwen met mijn linkerhand. Hierdoor kreeg ik ook krassen van zijn nagels op mijn linkerhand.
Door de klappen op mijn gezicht heb ik nu een blauwe plek onder mijn linkeroog, mijn linker jukbeen is dikker. Ik heb krassen op mijn linkerwang en rode plekken. In mijn hals heb ik rode krassen van zijn nagels en lichte ronde verkleuringen van het knijpen van zijn vingers. Ik heb wat rode krasjes aan de rechterzijde van mijn mond en mijn bovenlip is aan die zijde wat verdikt. Ik voelde mij onveilig en dacht alleen maar aan mijn kinderen. Ik had geen telefoon bij mij dus ik kon niemand alarmeren.
Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1]
A. Uitwendig waargenomen letsel: onderzijde oog links hematoom, krabeffecten jukbeen li,
krabeffecten nek/hals, handen dorsale zijde krabeffecten.
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 08/02/2020
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Toen we op de rijksweg A30 reden, wist mijn vrouw niet waar we heenreden. Zij gaf aan niet te willen, maar we waren al halverwege. Ik heb op de snelweg flink doorgereden. De snelheid zal iets van 140 kilometer per uur zijn geweest.
Feit 3 - vernieling voordeur
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2]
Ik woon aan de [adres] te [woonplaats] . Op 8 februari 2020 was ik in deze woning. Op enig moment hoorde ik dat mijn broer tegen de voordeur begon te rammen. Echt rammen, want ik hoorde harde dreunen en ik zag dat de deur hierna vervolgens bewoog in de sponning. Er is schade ontstaan aan de voordeur.
Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie
De klaagster [slachtoffer 2] verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan. De klaagster verklaarde tegenover mij het volgende: Ik doe aangifte tegen mijn broer die mijn voordeur vernield heeft.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Ik heb tegen de deur geschopt. Ik zag op de deur een zwarte afdruk.
Feit 4 - bedreiging [slachtoffer 2]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2]
Ik woon aan de [adres] te [woonplaats] . Op 8 februari 2020 was ik in deze woning toen het volgende gebeurde. Ik hoorde mijn broer meermalen zeggen:” Ik schiet je dood".
Proces-verbaal verhoor van de getuige [slachtoffer 1]
Mijn man drukte op de bel van de woning van zijn zus. Ik hoorde hem een paar keer zeggen, of eigenlijk schreeuwen: Ik schiet je dood, ik schiet je dood. Hij wees met zijn wijsvinger ook steeds naar haar terwijl hij dit riep.
Feit 5 - mishandeling [slachtoffer 3]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3]
Ik woon in [woonplaats] . Ik kwam op 24 december 2019 bij de centrale ingang van het complex.Ik merkte dat de bewuste bewoner bij mijn dochter en mij in de lift stapte. Ik zag dat de bewoner heel intimiderend tegen mijn borst aan kwam staan. Ik vond dit bedreigend en duwde de bewoner met twee handen op zijn borst van mij af. Ik merkte dat de lift stopte op de 4e verdieping. Ik hoorde dat mijn dochter er hier uit wilde. Ik werd toen tegengehouden door de bewoner. Ik zag toen dat de lift door ging naar de zesde verdieping. Ik wilde op de zesde verdieping weer de lift uit. Wederom werd ik tegengehouden door de bewoner. Toen is de boel geëscaleerd. Ik weet niet meer wie begonnen is met slaan. Ik voelde op een gegeven moment een klap op mijn hoofd en pijn aan mijn rechteroog en neus. Door deze klap is ook mijn bril kapot gegaan. Ook is mijn jas gescheurd aan de rechterzijde en nu dus beschadigd. Ook had ik aan mijn gezicht een schrijnend gevoel. Ik heb niet gezien met welke handen ik geslagen ben.
Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 3]
Oppervlakkige wonden op neus en bij ogen. Bloeduitstorting bij rechter oogkas. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 24/12/19 Geschatte duur van de genezing: 3 – 6 wk.
[huisarts] , huisarts.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]
Op dinsdag 24 december 2019 heeft er een mishandeling plaatsgevonden in de lift in het gebouw, gelegen aan het [park] te [woonplaats] . Ik heb de camerabeelden bekeken van de camera die bevestigd zit in de lift.
Ik zag een man een jonge vrouw de lift instappen. Ik zag kort daarna de verdachte de lift instappen. Ik zag dat de verdachte op de knop van de lift drukte. Ik zag dat de verdachte dicht tegen de man ging staan. Ik zag dat de man met zijn rechterhand de verdachte van zich weg duwde. Ik zag dat de verdachte weer naar de aangever liep. Ik zag dat verdachte dicht met zijn gezicht tegen het gezicht van de man aan ging staan. Ik zag dat de liftdeur open ging. Ik zag dat de jonge vrouw weg wilde gaan en de man aan zijn linkerarm vastpakte om hem mee te trekken de lift uit. Ik zag dat de verdachte de weg blokkeerde voor de man.
Ik zag dat de verdachte voor de liftdeur ging staan zodat de man en de jonge vrouw er niet uit konden. Ik zag dat de verdachte wilde gebaren maakte met zijn handen.Ik zag dat de verdachte weer dicht met zijn hoofd tegen de hoofd van de man aanstond. Ik zag dat de man de lift uit wilde lopen. Ik zag dat de verdachte de man er niet door wilde laten. Ik zag dat de man er doorheen wilde wrikken. Ik zag dat de verdachte de man bij zijn keel pakte en tegen de liftmuur aanduwde. Ik zag dat de man zichzelf wilde bevrijden. Ik zag dat de verdachte schopte in de richting van de benen van de man.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Ik was op 24 december 2019 de persoon in die lift en ik heb aangever ook geslagen.
Feit 6 – belediging [aangeefster 1]
Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1]
Ik ben werkzaam als Intake&Service medewerker van het basisteam [naam] en ik was op 8 februari 2020 werkzaam op het politiebureau te [woonplaats] . Ik hoorde duidelijk dat de verdachte mij uitschold voor kankerzoon..
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2]
Op 8 februari 2020 was ik in uniform gekleed in dienst in het politiebureau te [woonplaats] . Ik hoorde dat [verdachte] tegen collega [aangeefster 1] riep: "je bent een kankerzoon".
In de zaak met parketnummer: 16.307275.19
feit 1 – lokaalvredebreuk café [café]
Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2]
Op 29 december 2019 was ik aan het werk bij Café [café] gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] als horecamedewerker. Ik herkende de man als meneer [verdachte] . Ik zag dat hij achter het horecapubliek aan liep het terras van Café [café] op. Hij mag hier niet komen maar stond wel al bij ons onder de luifel.
Een geschrift zijnde een “Aanzegging Horecaontzegging”
Bedrijfsnaam / vestiging: Café [café]
Adres: [adres]
Postcode / plaats: [woonplaats]
Ontzegging aan:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [voornaam]
Geboortedatum: [1973]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] (Marokko)
Naar aanleiding van uw gedrag in ons horecabedrijf, op onder andere: 22-12-2019
Wordt u met ingang van heden: 23-12-2019
Voor de duur van 12 maanden geweigerd, eindigend op: 22-12-2020
Daarnaast heeft u zich op deze en eerdere dagen in en bij diverse horecabedrijven dusdanig gedragen dat u een collectief horecaverbod voor alle horecazaken in het centrum van Veenendaal krijgt. Dit betreft alle horecabedrijven welke zijn gelegen binnen het volgende gebied: Raadhuisstraat – Wolweg – Verlaat – Prins Bernhardlaan – Bevrijdingslaan – Weverij – Duivenwal.
Mocht u zich desondanks toch binnen de bovengenoemde periode in één van de aangesloten horecabedrijven of op de daarbij behorende erven of terrassen bevinden, dan zult u worden aangehouden ter zake overtreding van artikel 138 Wetboek van Strafrecht (lokaalvredebreuk).
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3]
Ik hoorde later dat de wijkagent van het centrum van Veenendaal, [wijkagent] , op 23 december het bericht heeft gekregen dat dit verbod aan hem in persoon is uitgereikt. De inhoud van dit verbod uitgereikt aan de nader te noemen verdachte [verdachte] .
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Op 29 december 2019 ben ik naar de voordeur van café [café] gelopen en ik ben daar onder de luifel van het café gaan staan.
Feit 2 – belediging [hoofdagent]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [hoofdagent]
Op 29 december 2019 hielden [verbalisant 3] en ik [verdachte] aan terzake huisvredebreuk. Terwijl wij naar het dienstvoertuig liepen, sprak de verdachte in het Arabisch. Ik hoorde dat hierop collega [verbalisant 4] zei tegen de verdachte dat hij mij niet voor "Hoer" uit moest maken. Ik was op dat moment de enige vrouwelijke politieagent. Ik voelde mij hierdoor aangesproken en beledigd.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]
Op 29 december 2019 assisteerde ik collega's [verbalisant 3] en [hoofdagent] bij de aanhouding van [verdachte] terzake een horecaverbod. Tijdens de begeleiding van de verdachte door collega [hoofdagent] hoorde ik de verdachte roepen met: "Kahbe". Ik weet ambtshalve dat dit "Hoer" in het Arabisch betekend. Omdat [hoofdagent] de enige vrouwelijke collega bij de bovengenoemde aanhouding aanwezig was heb ik tegen de verdachte geschreeuwd dat hij niet mijn collega mocht uitmaken voor “hoer”.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
in de zaak met parketnummer: 16.035523.20
feit 5 – mishandeling [slachtoffer 3]
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer (exces) toekomt.
De rechtbank stelt voorop dat onder mishandeling in de zin van artikel 300 Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, zonder dat daarvoor een rechtvaardigings- dan wel strafuitsluitingsgrond bestaat. In het begrip ‘mishandeling’ ligt dus de wederrechtelijkheid van de gedraging besloten.Een rechtvaardigings- dan wel strafuitsluitingsgrond kan zijn gelegen in noodweer dan wel noodweerexces.
Voor noodweer (en noodweerexces) is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed waartegen iemand zich mag verdedigen. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte, nadat hij de lift is ingestapt en op de knop heeft gedrukt, dicht tegen aangever aan is gaan staan. Nadat verdachte door aangever is weggeduwd, loopt verdachte opnieuw naar aangever toe en blokkeert hij de liftuitgang wanneer aangever de lift wil verlaten. Vervolgens gaat verdachte opnieuw met zijn hoofd dicht tegen het hoofd van aangever staan. Als aangever even later wederom de lift wil verlaten, blokkeert verdachte hem opnieuw de uitgang, grijpt hem bij zijn keel en duwt hem tegen de liftmuur. Vervolgens ontstaat er buiten de lift een vechtpartij tussen aangever en verdachte, hetgeen niet op de beelden te zien is
De gedragingen van verdachte in de lift kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als verdedigend, maar zijn keer op keer gericht op een confrontatie met aangever. Nu verdachte zich iedere keer opnieuw willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het slachtoffer te verwachten viel, komt hem geen geslaagd beroep op noodweer(exces) toe.