ECLI:NL:RBMNE:2021:22

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
513862 / HA RK 20-308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in faillissementszaak

Op 8 januari 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker tegen de rechter-commissaris mr. J.F. Haeck. Verzoeker had op 28 november 2020 het wrakingsverzoek ingediend, waarbij hij stelde dat hij niet in staat was om eerder te wraken vanwege zijn medische situatie. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was, ondanks de tijdsverloop, omdat zijn medische omstandigheden hem belemmerden om tijdig te handelen. De wrakingskamer heeft vervolgens de gronden van het wrakingsverzoek beoordeeld. Verzoeker had aangevoerd dat de rechter-commissaris partijdig was, omdat hij tijdens een verificatievergadering niet adequaat had gereageerd op verzoekers verzoeken en dat hij niet in staat was om deel te nemen aan de vergadering door technische problemen. De wrakingskamer oordeelde echter dat de aangevoerde gronden betrekking hadden op procesbeslissingen van de rechter-commissaris en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en benadrukte dat procesbeslissingen in beginsel geen grond voor wraking zijn, tenzij er sprake is van duidelijke vooringenomenheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie Lelystad
zaaknummer: 513862 / HA RK 20-308
Beslissing van de meervoudige kamer voor behandeling van wrakingszaken van8 januari 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv)
de heer [verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.
Hierbij is belanghebbende:
de heer [belanghebbende](curator)

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 28 november 2020 een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend rechter-commissaris mr. J.F. Haeck (verder: de rechter-commissaris) in de zaak met nummer C/16/15/752 F. In die zaak is verzoeker failliet verklaard en is de heer [belanghebbende] benoemd als curator in dat faillissement. De rechter-commissaris heeft op 8 december 2020 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Verzoeker heeft op 12 december 2020 een reactie op het verweer toegezonden.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 18 december 2020 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Verzoeker, de curator en mr. H.A. Brouwer (lid van de wrakingskamer) hebben deelgenomen via een videoconference call (met beeld en geluid).
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek het volgende aangegeven. Op 28 september 2020 vond er een verificatievergadering plaats, waarbij verzoeker via Skype aanwezig was. De rechter-commissaris heeft besloten om de verificatievergadering door te laten gaan, ondanks de volgende omstandigheden. De rechter-commissaris heeft op de dag van de verificatievergadering pas kennisgenomen van de door verzoeker ingediende stukken. Toen de vergadering door de rechter-commissaris kort werd onderbroken, is het verzoeker daarna niet meer gelukt om toegang te krijgen via Skype en heeft hij niet meer aan de verificatievergadering deel kunnen nemen. De rechtbank heeft nadien wel laten weten dat geconstateerd is dat verzoeker geprobeerd heeft opnieuw verbinding te maken. Daarnaast heeft de rechter-commissaris niet gereageerd op het verzoek van verzoeker van 18 september 2020 tot ingrijpen op grond van artikel 69 van de Faillissementswet (Fw) en is de rechter-commissaris voorbij gegaan aan het feit dat verzoeker de curator aansprakelijk heeft gesteld wegens fraude.
2.2.
De rechter-commissaris heeft niet berust in de wraking en voert daartoe het volgende aan. Artikel 36 Rv is weliswaar van toepassing, maar in beginsel niet voor alle werkzaamheden die een rechter-commissaris in een faillissement verricht. De rol van de rechter-commissaris tijdens een verificatievergadering is niet hetzelfde als een rechter die ‘een zaak behandelt’. Bovendien wordt verzoeker bij een dergelijke vergadering niet als partij aangemerkt. Verzoeker moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechter-commissaris is verder van mening dat verzoeker zijn wrakingsverzoek te laat heeft ingediend, aangezien verzoeker eind september 2020 met de feiten en omstandigheden bekend is geworden waarop hij zijn wrakingsverzoek baseert. Dit brengt mee dat verzoeker ook daarom niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond. De wrakingskamer zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Wettelijke grondslag en ontvankelijkheid
3.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek
van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.3.
Op grond van artikel 37 Rv moet een wrakingsverzoek gedaan worden, zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Als een wrakingsverzoek te laat wordt ingediend, wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat het niet aan verzoeker kan worden tegengeworpen dat hij pas op 28 november 2020 zijn wrakingsverzoek heeft ingediend. Dit kan worden verklaard door de medische situatie van verzoeker. Verzoeker heeft gesteld dat hij per 1 oktober jl. vierentwintig uur per dag palliatieve zorg in een verzorgingshuis ontvangt. Deze verhuizing heeft een grote impact op zijn leven gehad. Daarnaast heeft verzoeker begin november een ernstige epileptische aanval gehad waardoor hij in nog verdergaande mate beperkt is geraakt. Verzoeker is afhankelijk van zijn rolstoel en kan slechts zijn hoofd bewegen. Hij schrijft door middel van een oogbol besturingssysteem. Gelet op deze medische omstandigheden, die verzoeker met stukken heeft onderbouwd, acht de wrakingskamer verzoeker ontvankelijk.
De rol van de rechter-commissaris tijdens een verificatievergadering
3.5.
Artikel 36 Rv is ook van toepassing op een rechter-commissaris in faillissementen. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1770) bepaald dat onder het “behandelen van een zaak” moet worden verstaan: elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Dit begrip moet dus ruim worden uitgelegd.
3.6.
In artikel 116 Faillisementswet staat het volgende
: de gefailleerde neemt op een door de rechter-commissaris te bepalen wijze aan de verificatievergadering deel, ten einde aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement en de staat van de boedel te geven, die hem door de rechter-commissaris gevraagd worden. (...).
3.7.
De rechter-commissaris en de gefailleerde hebben dus een specifiek toegekende rol voor wat betreft de verificatievergadering. De wrakingskamer ziet dan ook geen grond om aan te nemen dat het handelen van de rechter-commissaris in een verificatievergadering niet aan het instrument van wraking onderhevig is. De wrakingskamer acht verzoeker dan ook ontvankelijk.
Behandeling van de wrakingsgronden
3.8.
De wrakingskamer onderzoekt vervolgens of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.9.
Procesbeslissingen zijn in beginsel geen grond voor wraking. Dit is
uitsluitend anders als de beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en
naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van
vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018,
3.10.
De wrakingskamer is van oordeel dat de wrakingsgronden die verzoeker heeft aangevoerd onder procesbeslissingen van de rechter-commissaris vallen. Het is aan de rechter-commissaris om te beoordelen hoe de zaak kan worden voortgezet als er zich tijdens een zitting incidenten voordoen, zoals in dit geval het wegvallen van de verbinding met verzoeker. Er is geen sprake van dat de beslissing om de behandeling voort te zetten niet anders kan worden uitgelegd dan dat de rechter-commissaris partijdig is. Daarnaast heeft verzoeker blijkens het proces-verbaal van de verificatievergadering zijn standpunt voldoende naar voren kunnen brengen en werd de verificatievergadering pas op 26 oktober 2020 pro-forma gesloten.
3.11.
Verder is het de vrijheid van de rechter-commissaris om te bepalen of hij de verificatievergadering op een goede wijze kan voorzitten. Dat hij de stukken van verzoeker kort voor de zitting heeft ontvangen en toch heeft besloten de vergadering door te laten gaan, levert naar het oordeel van de wrakingskamer ook geen blijk van vooringenomenheid op.
3.12.
Ook de melding van verzoeker dat hij de curator aansprakelijk heeft gesteld wegens fraude en desondanks de verificatievergadering doorgang vond, is een procesbeslissing van de rechter-commissaris. Verzoeker stelt dat de rechter-commissaris voor het plaatsvinden van de verificatievergadering niet heeft gereageerd op zijn verzoek tot ingrijpen van
18 september 2020, waardoor een beroep op artikel 72 Fw is afgehouden. Ook dit is een procesbeslissing; het is niet aan de wrakingskamer om die te beoordelen. Het is niet zo dat die beslissing niet anders kan worden begrepen dan als vooringenomen. Bovendien heeft de rechter-commissaris op 29 september 2020 een e-mail naar verzoeker gezonden die onder meer een reactie inhoudt op zijn verzoek tot ingrijpen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
verzoeker, de rechter-commissaris, andere betrokken partijen en de president van deze rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, en mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. H.A. Brouwer als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.J. Terpstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open