ECLI:NL:RBMNE:2021:2176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
16-088960-20; 16-028045-20 (gev. ttz); 16-084573-20 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor oplichting en witwassen met gevolgen voor het vertrouwen in elektronisch bankieren

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij verschillende oplichtingen en het witwassen van geld dat afkomstig was van deze oplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat hun handelen het vertrouwen van de slachtoffers heeft beschaamd en ook het vertrouwen in elektronisch bankieren heeft geschaad. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot straffen die variëren van taakstraffen tot gevangenisstraffen. De zaak is behandeld in het openbaar op 16 november 2020 en 7 april 2021, waarbij de advocaat van de verdachte, mr. M. Hoevers, aanwezig was. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de verdenkingen uiteengezet, die onder andere betrekking hadden op het helpen bij oplichting en het witwassen van geldbedragen. De rechtbank heeft de bewijsstukken beoordeeld, waaronder aangiften van slachtoffers en verhoren van de verdachte. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachten schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan oplichting en hen veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de rechtbank als rechtstreeks gevolg van de bewezen feiten heeft erkend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-088960-20; 16-028045-20 (gev. ttz); 16-084573-20 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 16 november 2020 en 7 april 2021. Op 7 april 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld. Namens verdachte was zijn advocaat mr. M. Hoevers aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 12 mei 2021 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van de advocaat van verdachte en de officier van justitie, mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlasteleggingen, die als bijlage zijn opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16-088960-20
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 8 september 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 1] in Utrecht of Wezep (
primair),
dan welop 8 september 2017 in dezelfde plaats samen met anderen € 500,- heeft witgewassen (
subsidiair);
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 11 september 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 2] in Utrecht of Haaksbergen (
primair),
dan welin de periode van 9 september 2017 tot en met 11 september 2017 in dezelfde plaatssamen met anderen € 1.601,- heeft witgewassen (
subsidiair);
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 18 september 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in Utrecht of Spijkenisse (
primair),
dan welin de periode van 17 september 2017 tot en met 18 september 2017 in dezelfde plaats(en) samen met anderen € 1.967,89 heeft witgewassen (
subsidiair);
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 september 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 6] in Utrecht of Barneveld (
primair),
dan welop 24 september 2017 in dezelfde plaats samen met anderen € 1.268,78,- heeft witgewassen (
subsidiair);
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 oktober 2017 in Utrecht of Roermond anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 7] en zijn vrouw (
primair),
dan welin de periode van 1 oktober 2017 tot en met 2 oktober 2017 in dezelfde plaats samen met anderen € 1.268,78,- heeft witgewassen (
subsidiair);
16-028045-20
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 13 oktober 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] in Utrecht of Maarssen (
primair),
dan welin de periode van 10 oktober 2017 tot en met 13 oktober 2017 in dezelfde plaats samen met anderen € 2.218,66 heeft witgewassen (
subsidiair);
16-084573-20
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 8 oktober 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] in Utrecht, Alkmaar of Creil (
primair),
dan welin de periode van 5 oktober 2017 tot en met 8 oktober 2017 in dezelfde plaats samen met anderen € 2.437,56 heeft witgewassen (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt ook dat bewezen kan worden dat verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Volgens de advocaat is wel sprake van uitlokking; verdachte is door anderen gedwongen tot het plegen van de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
16-088960-20 [2]
Feiten 1 tot en met 4
Verdachte heeft bij de politie toegegeven dat hij deze feiten – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
Feit 1
- de aangifte door [slachtoffer 1] van 13 september 2017 [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2017 [4] ;
- het verhoor van verdachte bij de politie van 11 juli 2018 [5] .
Feit 2
- de aangifte door [slachtoffer 2] van 12 september 2017 [6] ;
- het verhoor van verdachte bij de politie van 11 juli 2018 [7] ;
Feit 3
- de aangifte door [slachtoffer 4] , mede namens [slachtoffer 5] , van 18 september 2017 [8] ;
- het verhoor van verdachte bij de politie van 11 juli 2018 [9] ;
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geregeld dat de bankpas van A.Q. Ali werd gebruikt bij de oplichting van aangever [slachtoffer 4] en spreekt hem vrij van dat deel van het ten laste gelegde.
Feit 4
- de aangifte door [slachtoffer 6] van 26 september 2017 [10] ;
- het verhoor van verdachte bij de politie van 11 juli 2018 [11] ;
Feit 5
Op 5 oktober 2017 deed [slachtoffer 7] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat zijn vrouw op 1 oktober 2017 op haar telefoon een WhatsApp-bericht ontving van iemand die zich voordeed als hun dochter. In de conversatie die volgde stuurde ‘ [A] ’ dat zij een nieuw telefoonnummer had. Zij stuurde dat zij een probleem had met haar internetbankieren en geld moest storten op een rekening. Zij vroeg of haar ouders dat even voor haar wilden doen. ‘ [A] ’ vroeg of zij € 679,01 euro en € 589,77 euro wilden overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer] . Dat hebben zij gedaan. Later kwam [slachtoffer 7] erachter dat hij was opgelicht. [12]
Uit onderzoek van de politie bleek dat rekeningnummer [rekeningnummer] op naam stond van [B] . [13]
[B] heeft op 7 november 2017 aangifte gedaan bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 16 september 2017 in pension [pension] werd aangesproken door ‘ [verdachte] ’. [B] omschreef [verdachte] als een blanke jongen van tussen de 20 en 25 jaar met donkerblond haar, een bril, tussen de 170 en 180 centimeter lang en met een normaal postuur. [verdachte] zei dat hij nog geld van iemand kreeg maar dat hij zijn pinpas was kwijtgeraakt. [verdachte] vroeg toen of hij de pinpas van [B] tijdelijk mocht gebruiken zodat hij het geld op de rekening van [B] kon storten. [verdachte] zei dat hij voor het uitlenen van zijn bankpas € 800,- zou krijgen. [B] heeft zijn pinpas met de bijbehorende code vervolgens aan [verdachte] gegeven. [verdachte] zei dat hij zijn pinpas binnen twee weken weer terug zou krijgen. [14]
Verdachte heeft op 11 juli 2018 bij de politie verklaard dat hij meerdere pasjes van jongens bij [pension] heeft geregeld en dat hij [B] kent. [15]
De interpretatie van de bewijsstukken
Verdachte ontkent de bankpas van [B] te hebben geregeld, maar uit de hierboven besproken bewijsstukken leidt de rechtbank af dat verdachte de ‘ [verdachte] ’ is waar [B] in zijn aangifte over spreekt. Verdachte heeft namelijk meerdere keren pinpassen van jongens die bij [pension] woonden geregeld en heeft zelf ook verklaard dat hij [B] kende. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vijfde ten laste gelegde feit.
16-028045-20 [16]
Verdachte heeft bij de politie toegegeven dat hij dit feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [slachtoffer 8] van 11 oktober 2017 [17] ;
- de aangifte door [aangever] van 17 oktober 2017 [18] ;
- de verklaring van verdachte bij de politie van 1 februari 2020 [19] .
16-084573-20 [20]
Verdachte heeft bij de politie toegegeven dat hij dit feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [slachtoffer 11] van 9 oktober 2017 [21] ;
- de aangifte door [slachtoffer 10] van 13 oktober 2017 [22] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 26 oktober 2017 [23] ;
- het verhoor van verdachte bij de politie van 14 maart 2018 [24] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16-088960-20
1. een of meer (onbekend gebleven) personen op 8 september 2017 te Utrecht en/of Wezep, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €500), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 1] te verzamelen en
- die [slachtoffer 1] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 1] en (daarbij) aan te geven dat die zoon een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die zoon een spoedeisend financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 1] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om per ommegaande een of meer rekeningen te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 1] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 1] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2017 tot en met 8 september 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [C] aan die [C] te vragen en
- (vervolgens) het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [C] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- met de pinpas van [C] contant geld te pinnen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
2. een of meer (onbekend gebleven) personen op 9 september 2017 te Utrecht en/of Haaksbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.610,35), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 2] te verzamelen en
- die [slachtoffer 2] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 2] en (daarbij) aan te geven dat die zoon een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die zoon een spoedeisend financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 2] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om per ommegaande een of meer rekeningen te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 2] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 2] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 11 september 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- zijn bankrekeningnummer te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening, pinpas en pincode te geven en
- zijn pinpas en pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen en
- een groot geldbedrag (van in totaal €1.601) contant op te nemen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
3. een of meer (onbekend gebleven) personen (op tijdstippen gelegen) in de periode van 17 september 2017 tot en met 18 september 2017 te Utrecht en/of Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.967,89), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te verzamelen en
- die [slachtoffer 4] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om rekeningen te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 18 september 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [D] aan die [D] te vragen en
- (vervolgens) het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [D] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- met de pinpas van [D] contant geld te pinnen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
4. een of meer (onbekend gebleven) personen op 24 september 2017 te Utrecht en/of Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 6] te verzamelen en
- die [slachtoffer 6] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 6] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een spoedeisend financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 6] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om per ommegaande rekeningen te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 6] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 6] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 september 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [E] aan die [E] te vragen en
- (vervolgens) dat bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [E] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- (samen met [E] ) met de pinpas van die [E] contant geld te pinnen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen en
- [E] te verzoeken/instrueren zijn limiet te verhogen en geld over te maken naar een andere rekening;
5. een of meer (onbekend gebleven) personen (op één of meer tijdstippen gelegen) op 1 oktober 2017 te Utrecht en/of Roermond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] en/of diens vrouw heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw te verzamelen en
- die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw te benaderen via WhatsApp-berichten en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 7] en diens vrouw en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw om financiële hulp te vragen en te verzoeken om rekeningen te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 7] en diens vrouw dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 oktober 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [F] aan die [F] te vragen en
- (vervolgens) het bankrekeningnummer, de pinpas en de pincode van [F] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- met de pinpas van [F] contant geld te pinnen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
16-028045-20
een of meer (onbekend gebleven) personen op 10 oktober 2017 te Utrecht en/of Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €2.218,66), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te verzamelen en
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om rekeningen te betalen en
- ( daarbij) aan te geven dat [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 13 oktober 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen de bankgegevens van [aangever] aan die [aangever] te vragen en
- ( vervolgens) de bankgegevens van [aangever] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- ( nadat er geld op de rekening van die [aangever] was gestort door (onder andere) [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] ) [aangever] te verzoeken dat geld contant geld te pinnen, althans met de pinpas van die [aangever] contant geld te pinnen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
16-084573-20
een of meer (onbekend gebleven) personen op 6 oktober 2017 te Utrecht, Alkmaar en/of Creil, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €2.437,56 ), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te verzamelen en
- die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om rekeningen te betalen en
- ( daarbij) aan te geven dat die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 8 oktober 2017 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen de bankgegevens van [G] aan die [G] te vragen en
- ( vervolgens) de bankgegevens van [G] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en
- ( nadat er geld op de rekening van die [G] was gestort door (onder andere) [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] ) [G] te verzoeken dat geld contant geld te pinnen, althans met de pinpas van die [G] contant geld te pinnen en (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
16-088960-20
feiten 1, 2, 3, 4, 5: telkens: medeplichtigheid aan oplichting;
16-028045-20
medeplichtigheid aan oplichting;
16-084573-20
medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Verdachte heeft meerdere keren verklaard dat hij heeft geholpen bij het plegen van de oplichtingen omdat hij bedreigd werd en een keer is mishandeld. De rechtbank begrijpt dit verweer als een beroep op psychische overmacht en zal dat ambtshalve beoordelen.
De rechtbank stelt voorop dat van psychische overmacht kan worden gesproken indien de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een van buiten komende (geestelijke) druk die zodanig was dat de verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand had kunnen en hoeven bieden. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte – voor zover al zou moeten worden uitgegaan van de door hem gestelde gang van zaken - aan de psychische druk van de vermeende bedreigingen weerstand kunnen en moeten bieden. Niet is immers aannemelijk geworden dat van verdachte redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij de psychische druk om aan geld te komen zou weerstaan door alternatieve – niet-misdadige – oplossingen te overwegen en daarvoor te kiezen. Verdachte had bijvoorbeeld de politie in kennis kunnen stellen van de vermeende bedreigingen dan wel de hulp van een derde in kunnen schakelen om aan die bedreigingen een einde te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is dus niet aannemelijk geworden dat verdachte onder (een zodanige) druk stond dat van hem niet kon worden verwacht dat hij in de feitelijke omstandigheden van dit concrete geval geen weerstand kon bieden en gedwongen was mee te werken aan de oplichtingen te plegen. Van psychische overmacht is dan ook geen sprake.
Er is dus niet gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het verdachte enerzijds kwalijk dat hij het vertrouwen van mensen enorm heeft beschaamd en de slachtoffers financieel heeft benadeeld. Aan de andere kant houdt de officier van justitie ook rekening met het tijdsverloop.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de druk die op verdachte is uitgeoefend om de strafbare feiten te plegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft in een periode van enkele maanden bijgedragen aan de oplichting van acht mensen. De slachtoffers hebben daardoor veel schade opgelopen en hun vertrouwen is beschaamd. Digitale oplichtingszaken zorgen er bovendien voor dat mensen in het algemeen minder vertrouwen hebben in het elektronisch bankieren.
Om de oplichtingen mogelijk te maken, stelde verdachte zijn eigen bankrekening ter beschikking en regelde hij de toegang tot bankrekeningen, pinpassen en pincodes van andere mensen. Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen schade veroorzaakt voor de slachtoffers, maar ook misbruik gemaakt van de personen wiens rekeningnummer hij gebruikte.
De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
De rechtbank vindt dat bij de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. Dat neemt zij dus ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Omdat dat geen vergelijkbare strafbare feiten zijn als de feiten waar verdachte nu voor wordt veroordeeld, hebben die veroordelingen geen invloed op het bepalen van de straf.
8.3.3
Conclusie
Zoals gezegd vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. De strafbare feiten hebben echter al bijna vier jaar geleden plaatsgevonden en het onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij deze strafbare feiten is ook al bijna vier jaar geleden begonnen. De redelijke termijn is dus overschreden. De rechtbank vindt het daarom niet meer passend als verdachte nu naar de gevangenis moet. Om die reden legt zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 160 uren. De rechtbank kiest, ondanks het tijdsverloop, voor een proeftijd van twee jaren, omdat zij het gelet op de recente veroordelingen van verdachte belangrijk vindt dat verdachte nog voor langere tijd eraan herinnerd wordt geen strafbare feiten te plegen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk moeten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt om de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, omdat het aandeel van verdachte in de oplichtingen klein was en niet is gebleken dat verdachte geld heeft ontvangen voor de handelingen die hij heeft verricht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de vorderingen stelt de rechtbank – gelet op het verweer van de advocaat – het volgende voorop. Dat het aandeel van verdachte in de oplichtingen ‘minder’ is geweest dan dat van anderen, betekent niet dat verdachte volgens het burgerlijk recht niet voor de volledige schade aansprakelijk is. Dat is door de Hoge Raad in meerdere arresten vastgesteld, zoals bijvoorbeeld in ECLI:NL:HR:2018:2016 en ECLI:NL:HR:2019:793.
16-088960-20
9.3.1
[slachtoffer 1]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 500,-. Dat is het bedrag waarvoor hij is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.2
[slachtoffer 5]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 2.167,89. Dat bedrag bestaat uit materiële schade van € 1.967,89, het bedrag waarvoor [slachtoffer 5] is opgelicht, en uit immateriële schade van € 200,-.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2017 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 5] nietontvankelijk in de vordering voor zover die ziet op de immateriële schade, aangezien de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd is. [slachtoffer 5] kan de vergoeding van dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.967,89, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 29 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.3
[slachtoffer 6]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.218,78. Dat is een deel van het bedrag waarvoor [slachtoffer 6] is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 4 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 6] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.218,78, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.4
[slachtoffer 7]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.268,78. Dat is het bedrag waarvoor [slachtoffer 7] is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 5 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 7] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.268,78, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
16-028045-20
9.3.5
[slachtoffer 8]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 2.218,66. Dat is het bedrag waarvoor [slachtoffer 8] is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 8] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.218,66, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 49, 57, 60a, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart de primair ten laste gelegde feiten onder parketnummers 16-088960-20, 16028045-20 en 16-084573-20 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat deze straf
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14 c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf 160 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.967,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] € 1.967,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 29 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 1.218,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] € 1.218,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 1.268,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] € 1.268,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van € 2.218,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 8] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] € 2.218,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 32 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-088960-20
1. (zaak 8)
een of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 8 september 2017 te Utrecht en/of Wezep, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €500), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 1] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 1] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) aan te geven dat die zoon een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die zoon een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 1] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 1] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 1] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 8 september 2017 te Utrecht en/of Wezep, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [C] aan die [C] te vragen en/of
- (vervolgens) het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [C] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- met de pinpas van [C] contant geld te pinnen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 september 2017 te Utrecht en/of Wezep, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €500,-), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €500,-) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
2. ( (zaak 9)
een of meer (onbekend gebleven) personen (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 9 september 2017 tot en met 11 september 2017 te Utrecht en/of Haaksbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.601), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 2] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 2] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) aan te geven dat die zoon een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die zoon een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 2] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 2] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 2] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 11 september 2017 te Utrecht en/of Haaksbergen, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- zijn bankrekeningnummer te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen en/of
- een groot geldbedrag (van in totaal €1.601) contant op te nemen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2017 tot en met 11 september 2017 te Utrecht en/of Haaksbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.610,35), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.610,35) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
3. ( (zaak 10)
een of meer (onbekend gebleven) personen (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 18 september 2017 te Utrecht en/of Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.967,89), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 18 september 2017 te Utrecht en/of Spijkenisse, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [D] en/of [H] aan die [D] en/of [H] te vragen en/of
- (vervolgens) het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [D] en/of [H] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- met de pinpas van [D] en/of [H] contant geld te pinnen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 september 2017 tot en met 18 september 2017 te Utrecht en/of Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meermalen een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (van in totaal €1.967,89), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of een of meermalen van een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (van in totaal €1.967,89) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
4. ( (zaak 14)
een of meer (onbekend gebleven) personen (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 23 september 2017 tot en met 24 september 2017 te Utrecht en/of Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 6] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 6] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 6] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 6] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 6] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 6] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 september 2017 te Utrecht en/of Barneveld, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [E] aan die [E] te vragen en/of
- (vervolgens) dat bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [E] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- (samen met [E] ) met de pinpas van die [E] contant geld te pinnen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- [E] te verzoeken/instrueren zijn limiet te verhogen en/of geld over te maken naar een andere rekening;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2017 te Utrecht en/of Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
5. ( (zaak 17)
een of meer (onbekend gebleven) personen (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 2 oktober 2017 te Utrecht en/of Roermond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] en/of diens vrouw heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 7] en/of diens vrouw werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 oktober 2017 te Utrecht en/of Roermond, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [F] aan die [F] te vragen en/of
- (vervolgens) het bankrekeningnummer en/of de pinpas en/of de pincode van [F] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- met de pinpas van [F] contant geld te pinnen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 2 oktober 2017 te Utrecht en/of Roermond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
16-028045-20
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017 tot en met 13 oktober 2017 te Utrecht en/of Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €2.218,66), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te verzamelen en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- ( daarbij) aan te geven dat [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 13 oktober 2017 te Utrecht en/of Maarssen, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen de bankgegevens van [aangever] aan die [aangever] te vragen en/of
- ( vervolgens) de bankgegevens van [aangever] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- ( nadat er geld op de rekening van die [aangever] was gestort door (onder andere) [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] ) [aangever] te verzoeken dat geld contant geld te pinnen, althans met de pinpas van die [aangever] contant geld te pinnen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;

( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van op of omstreeks 10 oktober 2017 tot en met 13 oktober 2017 te Utrecht en/of Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal 2218,66 euro), heeft
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten van een geldbedrag (van in totaal 2218,66 euro), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
16-084573-20
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2017 tot en met 8 oktober 2017 te Utrecht, Alkmaar en/of Creil, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
te weten een geldbedrag (van in totaal €2.437,56 ), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- ( daarbij) aan te geven dat die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 8 oktober 2017 te Utrecht, Alkmaar en/of Creil, althans in Nederland,, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van die (onbekend gebleven) personen de bankgegevens van [G] aan die [G] te vragen en/of
- ( vervolgens) de bankgegevens van [G] te verstrekken aan die (onbekend gebleven) personen en/of
- ( nadat er geld op de rekening van die [G] was gestort door (onder andere) [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] ) [G] te verzoeken dat geld contant geld te pinnen, althans met de pinpas van die [G] contant geld te pinnen en/of (vervolgens) dit geld af te geven aan die (onbekend gebleven) personen;

( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2017 tot en met 8 oktober 2017 te Utrecht, Alkmaar en/of Creil, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €2.437,56), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €2.437,56), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal.
2.De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020096766 van 20 april 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1028. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 178-179.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 192.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 263-265.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 214-215.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 263, 264 en268.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 273-274.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 263-264.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 333-334.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 263, 264 en 267.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 488-489.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 497.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 504-505.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 266.
16.De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020034816 van 10 februari 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 17-18.
18.Proces-verbaal van aangifte, p. 24.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67-70.
20.De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017307564 van 21 april 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 92. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 31.
22.Proces-verbaal van aangifte, p. 57-58.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 9-10.