In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht over de hoogte van de bijstandsverlening op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser ontving bijstand voor een gehuwde met een niet-rechthebbende partner, waarbij verweerder aanvankelijk 50% van de gehuwdennorm toekende. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, wat door verweerder ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd en aangegeven dat de bijstandsnorm met terugwerkende kracht verhoogd kan worden naar 70% van de gehuwdennorm. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd was en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en de bijstand aan eiser toegekend ter hoogte van 70% van de gehuwdennorm, met terugwerkende kracht vanaf 6 maart 2020.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat zijn partner rechtmatig verblijf heeft, en dat de stellingen van eiser over zeer bijzondere omstandigheden niet zijn aangetoond. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het betaalde griffierecht vergoed.