Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2021 in de zaak tussen
[A] , bewindvoerder
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 921,05.
Standpunt verweerder
Standpunt eiser
Eiser heeft subsidiair aangevoerd dat er slechts sprake is verminderde verwijtbaarheid, waardoor de boete vastgesteld had moeten worden op 25% van het benadelingsbedrag.
Oordeel van de rechtbank
"Van normale verwijtbaarheid is bijvoorbeeld sprake bij een laakbare slordigheid bij het niet of niet behoorlijk naleven van de inlichtingenverplichting. Bij een normale gemiddelde verwijtbaarheid had betrokkene redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat dit van invloed kon zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan betrokkene wordt betaald (zie Stb. 2016, 342, p. 15)."De stelplicht en bewijslast voor verminderde verwijtbaarheid rust bij eiser zelf. Eiser dient feiten en omstandigheden aan te tonen die aanleiding kunnen geven voor verlaging van de bestuurlijke boete.
Beslissing
mr. A.E. van Gestel, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
12 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.