ECLI:NL:RBMNE:2020:6037

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 85
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering AIO-aanvulling en onderzoek naar vermogen in Turkije

In deze zaak gaat het om de terugvordering van de AIO-aanvulling van eisers door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB heeft op 27 december 2018 besloten om de AIO-aanvulling van eisers met ingang van 1 januari 2007 in te trekken en heeft een bedrag van € 41.250,14 teruggevorderd. Dit besluit volgde op een onderzoek naar het vermogen van eisers in Turkije, waaruit bleek dat zij onroerend goed bezitten, wat zij niet hadden gemeld. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, stellende dat het onderzoek discriminatoir was en dat de SVB onzorgvuldig had gehandeld door het onderzoek uit te besteden aan een derde partij.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB niet discriminatoir heeft gehandeld en dat het onderzoek naar het vermogen van eisers in Turkije rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden door niet te melden dat zij onroerend goed bezitten. De rechtbank concludeert dat de SVB op basis van de beschikbare informatie de AIO-aanvulling terecht heeft ingetrokken en de terugvordering heeft doorgezet. De beroepsgrond van eisers dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, werd ook verworpen, omdat zij geen bewijs hebben geleverd van onaanvaardbare gevolgen van de terugvordering.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de SVB in stand blijft. De uitspraak is gedaan op 6 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/85

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres) te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2018 heeft verweerder eisers AIO-aanvulling met ingang van
1 januari 2007 ingetrokken. Bij besluit van gelijke datum heeft verweerder de teveel betaalde
AIO-aanvulling tot een bedrag van € 41.250,14 teruggevorderd.
Bij besluit van 13 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiser ontving vanaf 2 april 2006 een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (Aow) en eiseres vanaf 1 april 2010. Ook ontvangen eisers een AIO-aanvulling.
1.2.
Eisers hebben op 7 maart 2015 een formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ (formulier) ingevuld. Hierin staat vermeld dat zij in de periode van 16 juni 2015 tot
21 september 2015 in Turkije zullen verblijven bij vrienden/familie op het adres [adres] , [plaats] , [dorp] . Eisers hebben ingevuld geen grond of woning buiten Nederland te bezitten.
1.3.
Op 13 juni 2016 is een huisbezoek afgelegd bij eisers. Daarbij hebben zij opnieuw een formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ ingevuld en ondertekend. Eisers hebben ingevuld dat zij van plan zijn om van 21 juni 2016 tot 7 september 2016 naar familie in Turkije te gaan op hetzelfde adres als genoemd onder 1.2. Ook hebben eisers ingevuld geen grond of woning buiten Nederland te bezitten.
1.4.
Uit de tussenrapportage van 14 juni 2016 blijkt dat eisers zijn geselecteerd voor het project AIO voor onderzoek naar verblijf en vermogen in het buitenland over het jaar 2015.
1.5.
Verweerder heeft het Bureau Attaché voor Sociale Zaken in Ankara (het Bureau voor Sociale Zaken) verzocht om onderzoek te doen. De resultaten van dit onderzoek staan in het onderzoeksverslag van 28 februari 2017 (hierna: het rapport). Gezien dit rapport is er door een medewerker internetonderzoek gedaan. Hieruit kwam naar voren dat eiser geregistreerd staat bij de afdeling onroerende zaak belasting van de gemeente [plaats] . Het gaat volgens de registratie om een ‘gebouw’ in [straat] . Het huisnummer is niet vermeld en de registratie maakt niet duidelijk wat de verwervingsdatum is van de onroerende zaak, zo staat in het rapport. Verder staat in het rapport dat op 7 februari 2017 een door de medewerkers ingeschakelde vertrouwenspersoon de afdeling onroerende zaak belasting van de gemeente [plaats] heeft bezocht. Hieruit bleek dat op naam van eisers belastingaangifte is gedaan voor een woning en drie stukken landbouwgrond. Het rapport vermeldt dat de woning op naam van eiser staat en de grond op naam van eiseres. Verder heeft rapporteur met een stagiair een omgevingsonderzoek gedaan op 8 februari 2017 op de locatie van de woning [straat] in de wijk [wijk] . Een bewoner van een appartement op de middelste etage heeft verklaard eisers te kennen en gaf aan dat zij ‘s zomers drie maanden in hun woning verblijven. Verder staat in het rapport dat de woning op 9 februari 2017 is bezocht met een lokale makelaar en is getaxeerd op € 27.5000,00.
1.6.
Gezien de uitkomsten van dit onderzoek heeft verweerder in een brief van 23 maart 2017 eisers om informatie gevraagd. Verweerder vraagt om een kopie van een recent taxatierapport van de bouwgrond en wil weten per wanneer eiser eigenaar van de woning in Turkije is. Eisers gemachtigde heeft verschillende keren om uitstel gevraagd voor het inleveren van de informatie.
1.7.
Bij besluit van 17 mei 2017 heeft verweerder vervolgens de AIO-aanvulling van eiseres geblokkeerd vanaf 1 juni 2017, omdat het vermoeden bestaat dat eisers meer vermogen hebben dan bij verweerder bekend is. Zolang verweerder eisers vermogen niet heeft vastgesteld mag verweerder geen AIO-aanvulling uitbetalen. Verweerder heeft dit besluit, nadat eisers hiertegen bezwaar hadden ingediend, in stand gelaten. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank van 17 januari 2019 (UTR 18 /3092) ongegrond verklaard.
1.8.
Bij besluiten van 27 december 2018 heeft verweerder vervolgens de AIO-aanvulling van eisers met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken en teveel betaalde AIO-aanvulling tot een bedrag van € 41.250,14 teruggevorderd.
2. Aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde intrekking van de AIO-uitkering van eisers per 1 januari 2007 en de terugvordering van die uitkering vanaf die datum heeft verweerder ten grondslag gelegd dat door schending van de inlichtingenplicht de waarde van het vermogen van eisers in Turkije en daardoor het recht op de AIO-uitkering over die periode niet kan worden vastgesteld.
3. Eisers voeren aan dat verweerder een ongeoorloofd onderscheid heeft gemaakt naar afkomst door het onderzoek naar het vermogen van bijstandsgerechtigden te beperken tot bijstandsgerechtigden van Turkse afkomst. Het onderzoek van verweerder is daardoor discriminatoir. De resultaten van het onderzoek zijn hierdoor onrechtmatig verkregen en mogen niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Verder is sprake van onzorgvuldige besluitvorming, omdat verweerder het onderzoek in Turkije heeft laten uitvoeren door een onbekende derde aan zijn bevindingen daaraan ten grondslag heeft gelegd. Er is sprake van het uitbesteden van een kerntaak door verweerder. Voorts hebben eisers aangevoerd dat de waarde van de woning lager is dan door de taxateur is vastgesteld. Echter, uitgaande van de vastgestelde waarde en de belastingwaarde van de vier percelen had verweerder het vermogen kunnen vaststellen en het recht op bijstand van eiseres vanaf 2007 vast kunnen stellen. Tot slot hebben eisers een beroep gedaan op dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Is het onderzoek discriminatoir?
4. Eisers hebben aangevoerd dat het onderzoek van verweerder op ondeugdelijke gronden berust. De aanleiding van het onderzoek is voor eisers niet duidelijk. Volgens hen is geen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van fraude. Eisers vermoeden dat sprake is van schending van de privacy, dan wel dat er enkel naar Turkse onderdanen onderzoek is gedaan. Het onderzoek van verweerder zien zij als discriminatoir. Het bewijs dat verweerder aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd is daarom onrechtmatige verkregen.
5. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat in de periode 2013 tot en met 2019 gefaseerd een onderzoek is uitgevoerd naar de rechtmatigheid van de
AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. Hiertoe worden jaarlijks aan een deel van de AIO-gerechtigden het formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ (formulier) toegestuurd. De controle was in 2013 gericht op in Suriname geboren AIO-gerechtigden, in 2014 op AIO-gerechtigden met als geboorteland Marokko, in 2015 op AIO-gerechtigden die in Turkije zijn geboren en van 2016 tot en met 2018 is de controle gericht op de overige in het buitenland geboren AIO-gerechtigden. Vanaf 2019 richt de controle zich op de in Nederland geboren AIO-gerechtigden. Binnen de verschillende categorieën is steekproefsgewijs nader onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de verleende
AIO-aanvulling.
6. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van verweerder, zoals hiervoor is vermeld, niet discriminatoir is. Uit de beschikbare gegevens valt, anders dan eisers hebben betoogd, niet af te leiden dat verweerder bij de selectie van AIO-gerechtigden die in 2015 zijn aangeschreven, waaronder ook eisers, enig rechtens relevant onderscheid heeft gemaakt tussen verschillende groepen AIO-gerechtigden. Zoals in het verweerschrift en ter zitting is aangegeven, onderzoekt verweerder immers in de periode vanaf 2013 alle AIO-gerechtigden ongeacht het land van geboorte. Het door eisers ter zitting opgeworpen vermoeden dat in de praktijk niet daadwerkelijk alle AIO-gerechtigden worden aangeschreven, hebben eisers niet onderbouwd. De rechtbank ziet voorts in de gedingstukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd geen aanknopingspunten om te twijfelen dat de opzet en uitvoering van het door verweerder uitgevoerde onderzoek niet overeenstemt met de onderzoeksopzet. De grond dat het onderzoek discriminatoir is geweest, slaagt daarom niet. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
28 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2702.
Is het bewijsmateriaal onrechtmatig verzameld?
7. Eiseres hebben verder aangevoerd dat bewijsmateriaal in Turkije onrechtmatig is verzameld. Volgens eisers heeft verweerder de onderzoeksbevindingen van de door het Bureau Sociale Zaken ingeschakelde vertrouwenspersoon overgenomen zonder nader onderzoek. Daarmee komt de besluitvorming van verweerder feitelijk geheel tot stand op grond van de bevindingen van vertrouwenspersoon en niet op grond van eigen bevindingen van verweerder. Verweerder heeft zodoende in feite een kerntaak uitbesteed, aldus eisers.
8. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van uitbesteding van een kerntaak. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het verweerschrift en de nadere toelichting van verweerder ter zitting is gebleken dat het Bureau voor Sociale Zaken zelf onderzoek heeft verricht naar het vermogen van eisers, op verzoek van verweerder. Voor een deel van het onderzoek is een vertrouwenspersoon ingeschakeld. Volgens jurisprudentie van de CRvB [1] besteedt verweerder geen kerntaal uit indien hij een organisatie slechts onderzoek laten verrichten in Turkije. De rechtbank overweegt voorts dat een rapport van het Bureau voor Sociale Zaken een deskundigenadvies aan verweerder is ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Dit dient op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. In de rapportage is vermeld dat deze vertrouwenspersoon de afdeling onroerende zaakbelasting van de gemeente [plaats] heeft bezocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in voldoende mate ervan vergewist dat het rapport van het Bureau voor Sociale Zaken met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat de conclusie dat eisers onroerend goed in Turkije bezitten, inzichtelijk en concludent is gemotiveerd. Daarbij is van belang dat uit het rapport blijkt dat medewerkers van het Bureau voor Sociale Zaken naar aanleiding van de bevindingen van de vertrouwenspersoon omgevingsonderzoek hebben gedaan waarbij de bevindingen van de vertrouwenspersoon dat eisers een woning bezitten, heeft bevestigd. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de hoogte van de taxatie juist vastgesteld?
9. Eisers hebben verder gesteld dat de hoogte van de taxatie van de woning onjuist is. Volgens eiser vertegenwoordigt de vastgestelde waarde van € 27.500,00 niet de reële waarde. De reële waarde ligt veel lager dan de getaxeerde waarde. Daarnaast hebben eisers ter zitting aangegeven te betwijfelen of de taxatie door een daartoe bevoegde makelaar heeft plaatsgevonden.
10. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de door de taxateur vastgestelde waarde van het appartement. De waarde is vastgesteld door een beëdigd taxateur en onderbouwd in het taxatierapport. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen of niet deugdelijk is. Zij hebben ook geen rapport van een ter zake deskundige overgelegd waaruit de onjuistheid van de taxatie blijkt. Eisers zijn er dan ook niet in geslaagd aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te
maken dat het college niet mocht uitgaan van de uit het taxatierapport blijkende waarde van
€ 27.500,00.
11. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers de op hen rustende inlichtingenplicht geschonden. Eisers hebben niet gemeld dat zij over onroerend goed beschikken in Turkije. Voor eisers had het redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat dit relevant was voor het recht op AIO-uitkering zodat zij daarvan mededeling hadden moeten doen.
12. Schending van de inlichtingenverplichting vormt een rechtsgrond voor intrekking van de AIO-aanvulling, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval wel aan de inlichtingenverplichting zou zijn voldaan over de betreffende periode recht op volledige of aanvullende AIO-aanvulling bestond.
13. Nu eisers geen informatie hebben verstrekt over (de waarde van) hun vermogen in Turkije, heeft verweerder niet kunnen vaststellen of eisers vanaf 1 januari 2007 recht hadden op een AIO-aanvulling, zodat verweerder op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw, verplicht was de AIO-aanvulling in te trekken en de te veel ontvangen AIO-aanvulling over de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 april 2017 op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw terug te vorderen.
Was de hoogte van het vermogen van eisers bekend?
14. Eisers hebben aangevoerd dat ten onrechte geen vermogensvaststelling heeft plaatsgevonden. Uitgaande van de getaxeerde waarde van de € 27.500,00 van de woning in en de belastingwaarde van de vier percelen in Turkije, die omgerekend een waarde van
€ 300,00 vertegenwoordigen, en rekening houdend met de terugvordering en de inmiddels gemaakte schulden die allemaal op het vermogen in mindering moeten worden gebracht, resteert volgens eisers een vermogen dat niet hoger is dan het vrij te laten vermogen. Met het vaststellen van het vermogen kan verweerder vervolgens komen tot het vaststellen van de aanspraak op een AIO-aanvulling van eisers.
15. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar hetgeen in 13 is overwogen dat het vermogen niet kan worden vastgesteld en daarmee dat het recht op een AIO-aanvulling vanaf 1 januari 2007 niet kan worden vastgesteld. Nu niet duidelijk is over welk vermogen eisers op welk moment hebben kunnen beschikken, is een vermogensvaststelling niet mogelijk. De beroepsgrond faalt.
Afzien van terugvordering?
16. Eisers hebben ten slotte aangevoerd dat dringende redenen aanwezig zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Deze dringende redenen zijn gelegen in de gezondheidssituatie van eiseres.
17. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Dringende redenen om van terugvordering af te zien kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Wat eisers hebben aangevoerd, kan niet worden aangemerkt als dringende redenen in de hiervoor beschreven zin. Eisers hebben geen bewijzen van hun gezondheidssituatie overgelegd. Verder hebben eiseres dat en in welk opzicht de terugvordering gevolgen heeft gehad voor hun persoonlijke en/of financiële situatie niet nader onderbouwd.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena. De beslissing is uitgesproken op 6 oktober 2020.
griffier
de rechter is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 6 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2615