1.8.Bij besluiten van 27 december 2018 heeft verweerder vervolgens de AIO-aanvulling van eisers met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken en teveel betaalde AIO-aanvulling tot een bedrag van € 41.250,14 teruggevorderd.
2. Aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde intrekking van de AIO-uitkering van eisers per 1 januari 2007 en de terugvordering van die uitkering vanaf die datum heeft verweerder ten grondslag gelegd dat door schending van de inlichtingenplicht de waarde van het vermogen van eisers in Turkije en daardoor het recht op de AIO-uitkering over die periode niet kan worden vastgesteld.
3. Eisers voeren aan dat verweerder een ongeoorloofd onderscheid heeft gemaakt naar afkomst door het onderzoek naar het vermogen van bijstandsgerechtigden te beperken tot bijstandsgerechtigden van Turkse afkomst. Het onderzoek van verweerder is daardoor discriminatoir. De resultaten van het onderzoek zijn hierdoor onrechtmatig verkregen en mogen niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Verder is sprake van onzorgvuldige besluitvorming, omdat verweerder het onderzoek in Turkije heeft laten uitvoeren door een onbekende derde aan zijn bevindingen daaraan ten grondslag heeft gelegd. Er is sprake van het uitbesteden van een kerntaak door verweerder. Voorts hebben eisers aangevoerd dat de waarde van de woning lager is dan door de taxateur is vastgesteld. Echter, uitgaande van de vastgestelde waarde en de belastingwaarde van de vier percelen had verweerder het vermogen kunnen vaststellen en het recht op bijstand van eiseres vanaf 2007 vast kunnen stellen. Tot slot hebben eisers een beroep gedaan op dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Is het onderzoek discriminatoir?
4. Eisers hebben aangevoerd dat het onderzoek van verweerder op ondeugdelijke gronden berust. De aanleiding van het onderzoek is voor eisers niet duidelijk. Volgens hen is geen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van fraude. Eisers vermoeden dat sprake is van schending van de privacy, dan wel dat er enkel naar Turkse onderdanen onderzoek is gedaan. Het onderzoek van verweerder zien zij als discriminatoir. Het bewijs dat verweerder aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd is daarom onrechtmatige verkregen.
5. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat in de periode 2013 tot en met 2019 gefaseerd een onderzoek is uitgevoerd naar de rechtmatigheid van de
AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. Hiertoe worden jaarlijks aan een deel van de AIO-gerechtigden het formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ (formulier) toegestuurd. De controle was in 2013 gericht op in Suriname geboren AIO-gerechtigden, in 2014 op AIO-gerechtigden met als geboorteland Marokko, in 2015 op AIO-gerechtigden die in Turkije zijn geboren en van 2016 tot en met 2018 is de controle gericht op de overige in het buitenland geboren AIO-gerechtigden. Vanaf 2019 richt de controle zich op de in Nederland geboren AIO-gerechtigden. Binnen de verschillende categorieën is steekproefsgewijs nader onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de verleende
AIO-aanvulling.
6. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van verweerder, zoals hiervoor is vermeld, niet discriminatoir is. Uit de beschikbare gegevens valt, anders dan eisers hebben betoogd, niet af te leiden dat verweerder bij de selectie van AIO-gerechtigden die in 2015 zijn aangeschreven, waaronder ook eisers, enig rechtens relevant onderscheid heeft gemaakt tussen verschillende groepen AIO-gerechtigden. Zoals in het verweerschrift en ter zitting is aangegeven, onderzoekt verweerder immers in de periode vanaf 2013 alle AIO-gerechtigden ongeacht het land van geboorte. Het door eisers ter zitting opgeworpen vermoeden dat in de praktijk niet daadwerkelijk alle AIO-gerechtigden worden aangeschreven, hebben eisers niet onderbouwd. De rechtbank ziet voorts in de gedingstukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd geen aanknopingspunten om te twijfelen dat de opzet en uitvoering van het door verweerder uitgevoerde onderzoek niet overeenstemt met de onderzoeksopzet. De grond dat het onderzoek discriminatoir is geweest, slaagt daarom niet. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
Is het bewijsmateriaal onrechtmatig verzameld?
7. Eiseres hebben verder aangevoerd dat bewijsmateriaal in Turkije onrechtmatig is verzameld. Volgens eisers heeft verweerder de onderzoeksbevindingen van de door het Bureau Sociale Zaken ingeschakelde vertrouwenspersoon overgenomen zonder nader onderzoek. Daarmee komt de besluitvorming van verweerder feitelijk geheel tot stand op grond van de bevindingen van vertrouwenspersoon en niet op grond van eigen bevindingen van verweerder. Verweerder heeft zodoende in feite een kerntaak uitbesteed, aldus eisers.
8. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van uitbesteding van een kerntaak. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het verweerschrift en de nadere toelichting van verweerder ter zitting is gebleken dat het Bureau voor Sociale Zaken zelf onderzoek heeft verricht naar het vermogen van eisers, op verzoek van verweerder. Voor een deel van het onderzoek is een vertrouwenspersoon ingeschakeld. Volgens jurisprudentie van de CRvBbesteedt verweerder geen kerntaal uit indien hij een organisatie slechts onderzoek laten verrichten in Turkije. De rechtbank overweegt voorts dat een rapport van het Bureau voor Sociale Zaken een deskundigenadvies aan verweerder is ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Dit dient op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. In de rapportage is vermeld dat deze vertrouwenspersoon de afdeling onroerende zaakbelasting van de gemeente [plaats] heeft bezocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in voldoende mate ervan vergewist dat het rapport van het Bureau voor Sociale Zaken met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat de conclusie dat eisers onroerend goed in Turkije bezitten, inzichtelijk en concludent is gemotiveerd. Daarbij is van belang dat uit het rapport blijkt dat medewerkers van het Bureau voor Sociale Zaken naar aanleiding van de bevindingen van de vertrouwenspersoon omgevingsonderzoek hebben gedaan waarbij de bevindingen van de vertrouwenspersoon dat eisers een woning bezitten, heeft bevestigd. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de hoogte van de taxatie juist vastgesteld?
9. Eisers hebben verder gesteld dat de hoogte van de taxatie van de woning onjuist is. Volgens eiser vertegenwoordigt de vastgestelde waarde van € 27.500,00 niet de reële waarde. De reële waarde ligt veel lager dan de getaxeerde waarde. Daarnaast hebben eisers ter zitting aangegeven te betwijfelen of de taxatie door een daartoe bevoegde makelaar heeft plaatsgevonden.
10. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de door de taxateur vastgestelde waarde van het appartement. De waarde is vastgesteld door een beëdigd taxateur en onderbouwd in het taxatierapport. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen of niet deugdelijk is. Zij hebben ook geen rapport van een ter zake deskundige overgelegd waaruit de onjuistheid van de taxatie blijkt. Eisers zijn er dan ook niet in geslaagd aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te
maken dat het college niet mocht uitgaan van de uit het taxatierapport blijkende waarde van
€ 27.500,00.
11. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers de op hen rustende inlichtingenplicht geschonden. Eisers hebben niet gemeld dat zij over onroerend goed beschikken in Turkije. Voor eisers had het redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat dit relevant was voor het recht op AIO-uitkering zodat zij daarvan mededeling hadden moeten doen.
12. Schending van de inlichtingenverplichting vormt een rechtsgrond voor intrekking van de AIO-aanvulling, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval wel aan de inlichtingenverplichting zou zijn voldaan over de betreffende periode recht op volledige of aanvullende AIO-aanvulling bestond.
13. Nu eisers geen informatie hebben verstrekt over (de waarde van) hun vermogen in Turkije, heeft verweerder niet kunnen vaststellen of eisers vanaf 1 januari 2007 recht hadden op een AIO-aanvulling, zodat verweerder op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw, verplicht was de AIO-aanvulling in te trekken en de te veel ontvangen AIO-aanvulling over de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 april 2017 op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw terug te vorderen.
Was de hoogte van het vermogen van eisers bekend?
14. Eisers hebben aangevoerd dat ten onrechte geen vermogensvaststelling heeft plaatsgevonden. Uitgaande van de getaxeerde waarde van de € 27.500,00 van de woning in en de belastingwaarde van de vier percelen in Turkije, die omgerekend een waarde van
€ 300,00 vertegenwoordigen, en rekening houdend met de terugvordering en de inmiddels gemaakte schulden die allemaal op het vermogen in mindering moeten worden gebracht, resteert volgens eisers een vermogen dat niet hoger is dan het vrij te laten vermogen. Met het vaststellen van het vermogen kan verweerder vervolgens komen tot het vaststellen van de aanspraak op een AIO-aanvulling van eisers.
15. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar hetgeen in 13 is overwogen dat het vermogen niet kan worden vastgesteld en daarmee dat het recht op een AIO-aanvulling vanaf 1 januari 2007 niet kan worden vastgesteld. Nu niet duidelijk is over welk vermogen eisers op welk moment hebben kunnen beschikken, is een vermogensvaststelling niet mogelijk. De beroepsgrond faalt.
Afzien van terugvordering?
16. Eisers hebben ten slotte aangevoerd dat dringende redenen aanwezig zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Deze dringende redenen zijn gelegen in de gezondheidssituatie van eiseres.
17. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Dringende redenen om van terugvordering af te zien kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Wat eisers hebben aangevoerd, kan niet worden aangemerkt als dringende redenen in de hiervoor beschreven zin. Eisers hebben geen bewijzen van hun gezondheidssituatie overgelegd. Verder hebben eiseres dat en in welk opzicht de terugvordering gevolgen heeft gehad voor hun persoonlijke en/of financiële situatie niet nader onderbouwd.
18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.