22. Dat verweerder geen persoonlijke beleidsopvattingen hoeft openbaar te maken die zijn neergelegd in documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, heeft tot doel dat ambtenaren de vrijheid moeten hebben om ongehinderd hun bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding of –uitvoering. De wetgever heeft dat zo gewild. Ambtenaren moeten in alle openhartigheid onderling functioneel kunnen communiceren. Onder persoonlijke beleidsopvatting wordt verder verstaan een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van één of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten. Artikel 11 van de Wob geeft de basis om documenten voor intern beraad die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten te weigeren. Feitelijke gegevens zijn geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen dus niet op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob worden geweigerd. Feitelijke gegevens kunnen wel zo met die opvattingen zijn verweven dat het niet mogelijk is deze te scheiden. In dat geval kunnen ook die feitelijke gegevens met een beroep op dit artikel worden geweigerd. Als die feitelijke gegevens uitsluitend bestaan uit informatie die uit anderen hoofde al openbaar is, hoeven deze gegevens niet te worden verstrekt.
22. Volgens vaste rechtspraak moet een bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad met informatie over een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid, zoals alinea’s, bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zo met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. Een bestuursorgaan hoeft niet binnen een zelfstandig onderdeel van een document per zin of zinsdeel te bepalen of verwevenheid een weigering kan rechtvaardigen.
22. Verweerder heeft toegelicht dat in het kader van de heroverweging in bezwaar de 290 documenten die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen op zinsniveau zijn bekeken en dat is beoordeeld welke delen daarvan openbaar kunnen worden gemaakt. De rechtbank heeft de in rechtsoverweging 19 specifiek door eiseres genoemde documenten, gecontroleerd en komt tot de conclusie dat verweerder artikel 11, eerste lid, van de Wob in die documenten op juiste wijze heeft toegepast. De adviezen van de landsadvocaat worden in de e-mailwisselingen besproken door ambtenaren en die ambtenaren geven in de diverse mails hun visie daarop. Deze informatie is naar inzicht van de opstellers weergegeven en gekleurd door de persoonlijke opvattingen van de opsteller van het document. In deze informatie zijn ook feitelijke gegevens opgenomen, maar de feitelijke gegevens zijn zo met de persoonlijke beleidsopvattingen verweven, dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet mogelijk is deze te scheiden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 11, eerste lid, van de Wob en dat het betoog van eiseres niet slaagt.
22. Tijdens de zitting is aan de orde geweest de vraag of het beroep van eiseres zich alleen toespitste op de door haar specifiek genoemde documenten. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er ook ten aanzien van de overige documenten die zijn geweigerd met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Wob een onjuiste toepassing heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft de rechtbank dan ook verzocht de overige documenten eveneens te beoordelen en na te gaan of verweerders besluit stand kan houden.
22. De rechtbank heeft daarom steekproefsgewijs naast de door eiseres genoemde en in rechtsoverweging 19 weergegeven documenten ook nog gekeken naar de documenten 13, 13.1, 64.2, 107, 240, 275, 278 en 285. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder ook daarin op zinsniveau een beoordeling heeft gemaakt en dat hij op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 11, eerste lid, van de Wob. Het gaat om documenten die zijn opgesteld voor intern beraad en die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. De feiten die in die documenten worden weergegeven, zijn dusdanig verweven met die beleidsopvattingen dat zij eveneens onder de weigeringsgrond vallen. De weigeringsgrond grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob staat daarmee in de weg aan openbaarmaking van die documenten. De rechtbank ziet in de overige door haar beoordeelde documenten geen grond voor de conclusie dat verweerder dit artikel te ruim heeft toegepast.
Toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob
22. Ingevolge het tweede lid van artikel 11 van de Wob kan verweerder informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Het besluit om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken is aan het bestuursorgaan. Verweerder heeft er in deze situatie voor gekozen om geen informatie te verstrekken, omdat hij dat gelet op de aard van de stukken niet in het belang vindt van een goede bestuursvoering. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om informatie in niet tot personen herleidbare vorm te verstrekken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
22. Het beroep van eiseres is gegrond, omdat verweerder er na de uitspraak van de rechtbank over het eerste deelbesluit onvoldoende voor heeft zorggedragen dat de sms- en WhatsApp-berichten die onder het Wob-verzoek vielen, niet vernietigd zouden worden. Hij heeft daarmee niet voldaan aan zijn bewaarplicht. Dit heeft tot gevolg dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de rechtsgevolgen van dat besluit in stand kunnen blijven.Daarbij ligt de vraag voor of aannemelijk is dat verweerder nu niet meer over de sms- en WhatsApp-berichten beschikt uit de periode waarop het Wob-verzoek ziet. De rechtbank vindt aannemelijk dat verweerder de berichten inderdaad niet meer heeft en zij verwijst naar de redenering van de ABRvS in de uitspraak over het eerste deelbesluit. Verweerder heeft dus weliswaar onzorgvuldig gehandeld ten aanzien van haar bewaarplicht, maar voor het overige treffen de beroepsgronden van eiseres geen doel. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, maar de rechtsgevolgen van dat besluit kunnen geheel in stand blijven.