Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[bewindvoerster] , h.o.d.n. [handelsnaam 1]
[handelsnaam 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2020 een tussenbeschikking gegeven in een procedure waarin mevrouw [bewindvoerster], in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [onderbewindgestelde], een verzoek heeft ingediend tot betaling van een transitievergoeding en achterstallig loon. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Jakobs-Hiemstra, heeft op 12 mei 2020 een verzoekschrift ingediend, gevolgd door een aanvullend verzoekschrift op 7 juli 2020. De verwerende partij, [verweerster] B.V., heeft geen verweerschrift ingediend en is vertegenwoordigd door de heer [A] tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2020.
De kantonrechter heeft in deze beschikking geoordeeld dat de bewindvoerder als formele procespartij kan worden aangemerkt, en dat de vorderingen van [onderbewindgestelde] tot betaling van de transitievergoeding en achterstallig loon in beginsel toewijsbaar zijn. Echter, [verweerster] heeft een beroep gedaan op een verrekeningsafspraak die volgens haar met [onderbewindgestelde] is gemaakt, maar de kantonrechter oordeelt dat deze afspraak niet bindend is, aangezien [onderbewindgestelde] onder bewind staat. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat verrekening van loonvorderingen niet is toegestaan, behoudens uitzonderingen, en dat de transitievergoeding volledig verrekenbaar is met de vordering van [verweerster].
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van het loon over januari 2020 en de overuren toegewezen, evenals een deel van het vakantiegeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over de beslagvrije voet. De verdere beslissing is aangehouden.