Overwegingen en oordeel van de rechtbank
4. In het bestreden besluit heeft verweerder de ontheffing van eiseres van haar taak personeelsplanning gehandhaafd. Tussen partijen is niet in geschil dat deze taak ongeveer 80% van de werkzaamheden van eiseres vormde. Nog afgezien van de vraag of dan nog kan worden gesproken van de ontheffing van een taak of dat in feite sprake is van een ontheffing uit de functie, is sprake van een aanmerkelijke wijziging van de concrete taakinhoud van de functie van eiseres. Dit is een zwaarwegende ingreep die een grondige voorbereiding en motivering vraagt.
5. De grondslag ‘dienstbelang’ wordt in het bestreden besluit niet met zoveel woorden genoemd. Zoals in r.o. 2 al is overwogen, staat wel in het bestreden besluit dat er door het niet goed functioneren van de personeelsplanning grote achterstanden ontstonden en daardoor de kwaliteit van de uitvoering van de JGZ onder druk stond. Om die reden is een verbetertraject opgestart. Om de afspraken uit het verbetertraject en de continuïteit te waarborgen, had [A] geen andere keuze dan de taak personeelsplanning bij eiseres weg te halen, zo staat voorts in het bestreden besluit. In die zin kan het dienstbelang worden ingelezen in het bestreden besluit. De rechtbank zal hieronder de verschillende grondslagen van het bestreden besluit bespreken.
Arbeidsongeschiktheid van eiseres
6. Aan het bestreden besluit is ten eerste ten grondslag gelegd dat eiseres niet geschikt is voor haar functie omdat zij niet is opgewassen tegen de taak personeelsplanning. Dit volgt volgens verweerder uit het feit dat sprake is van werkgerelateerde arbeidsongeschiktheid waardoor eiseres voor langere tijd verhinderd is haar functie te vervullen.
7. De enige objectieve, medische onderbouwing die hiervoor wordt gegeven in de gedingstukken is het verslag van de bedrijfsarts van 8 juli 2019. Hierin staat – voor zover van belang – het volgende:
“Stand van zaken:mevr. is uitgevallen op basis van beperkingen op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. De onderliggende klachten vinden hun oorsprong in het werk: de werkcontext en samenwerking met andere teamleiders geeft veel spanningen. Mevr. mist hierin een duidelijke visie en daadkracht richting oplossingen voor de problemen die zij als structureel ervaart.Op zich ging het al wat beter met de klachten. De beslissing om planningstaken uit haar verantwoordelijkheidsgebied te halen heeft ze ervarenals een (verbetering rb.)
‘klap in het gezicht’. Dat heeft een terugval qua klachten veroorzaakt.Advies:de problemen op het werk spelen al langere tijd en geven terugkerende spanningen. (…). Concreet adviseer ik daarom vervolggesprekken tussen de directeur VG en mevrouw over de toekomst. Perspectief is een krachtig geneesmiddel: als onderdeel van die vervolggesprekken kan ook de re-integratie gepland worden. Bijvoorbeeld starten met 3 uur/dag en elke 1-2 weken, 1 uur/dag erbij.Prognose:dat is mede afhankelijk van de gesprekken. Zo maar terug keren zonder aanvullende afspraken, geeft grote kans op terugval.”
8. Uit dit verslag kan worden afgeleid dat de klachten van eiseres hun oorsprong vinden in het werk. Dat is echter iets anders dan dat eiseres voor langere tijd verhinderd is haar functie te vervullen, zoals verweerder stelt. Het verslag van de bedrijfsarts biedt geen aanknopingspunten hiervoor. Daarbij komt dat het besluit van 30 juni 2019, waarin is besloten eiseres te ontheffen van de taak personeelsplanning, dateert van vóór haar bezoek aan de bedrijfsarts op 8 juli 2019. Hoewel het besluit van 30 juni 2019 in deze procedure niet ter toetsing voorligt, acht de rechtbank deze gang van zaken opmerkelijk.
9. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om gesprekken te laten plaatsvinden gericht op onder andere de re-integratie van eiseres. De rechtbank overweegt dat re-integratie in beginsel plaatsvindt in de eigen functie van een ambtenaar. In het geval van eiseres behoort daartoe ook de taak personeelsplanning. De bedrijfsarts heeft niet geadviseerd eiseres te ontheffen van deze taak. De bedrijfsarts heeft ook geen uitspraken gedaan over de periode dat eiseres naar verwachting ziek zal blijven.
10. De rechtbank concludeert dat het verslag van de bedrijfsarts geen grondslag biedt voor de overweging in het bestreden besluit dat eiseres vanwege haar arbeidsongeschiktheid gedurende langere tijd verhinderd is haar functie (of het onderdeel personeelsplanning) te vervullen.
11. Eiseres heeft zich op 3 juni 2019 ziek gemeld en het bestreden besluit dateert van 7 november 2019. De tussenliggende periode is dus ongeveer 5 maanden. Ten tijde van het bestreden besluit was geen sprake van een dermate lange periode van arbeidsongeschiktheid dat een (blijvende) ontheffing van eiseres gerechtvaardigd was. De rechtbank overweegt in dit verband verder dat een ontheffing van taken iets anders is dan een (tijdelijke) waarneming daarvan door een ander, hetgeen in beginsel wel gerechtvaardigd zou zijn geweest.
Slecht functioneren van eiseres
12. In het bestreden besluit is verder als onderbouwing gegeven dat eiseres niet goed functioneerde op het aspect personeelsplanning. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder verwezen naar het verslag van het gesprek van 2 oktober 2017 (door [A] op 29 november 2017 per e-mail aan eiseres bevestigd), het verslag van het functioneringsgesprek van 28 juni 2018 en de bij het verweerschrift gevoegde verklaringen. Verder heeft verweerder aangevoerd dat in 2017/2018 gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [A] en eiseres over onder meer de taakinvulling door eiseres, waaronder de personeelsplanning. In die gesprekken zijn als ontwikkelpunten voor eiseres naar voren gekomen: positie nemen en omgaan met kritiek.
13. In de e-mail van 29 november 2017 staat – voor zover van belang – het volgende:
“Op 2 oktober had je een ‘functioneringsgesprek’ waarin we samen vooruit gekeken hebben. (…)
Belangrijke projecten en trajecten voor de komende maanden:(…)
Prioriteiten:1. De samenwerking met de managers JGZ verbeteren2. De capaciteitsplanning op orde brengen3. De mensen van de operationele planning meer zelforganiserend maken.
Je gaf aan de eerste prioriteit het allerbelangrijkst te vinden. Je hebt last van de dynamiek in de groep en van hoe je daar zelf op reageert. Je hoopt en vindt dat ik een rol kan en moet spelen in het verbeteren van die samenwerking. Maar je zult ook zelf proberen zaken te benoemen, bijv. uit de onderstroom. Je gaat ook coaching gebruiken hiervoor.”
14. Het gesprek van 2 oktober 2017 is kennelijk niet vastgelegd in een formeel verslag en in zoverre is het de rechtbank onduidelijk gebleven wat de status is geweest van dit ‘functioneringsgesprek’. Afgezien daarvan kan uit de e-mail hooguit worden afgeleid dat het op orde brengen van de capaciteitsplanning als een van de prioriteiten is genoemd, maar het is niet duidelijk of [A] deze prioriteiten heeft gesteld of eiseres. De rechtbank leidt uit de e-mail af dat dit punt in ieder geval niet de nummer één prioriteit is geweest en dat eiseres de samenwerking met haar collega managers het belangrijkst vond. Uit de e-mail blijkt niet dat [A] het hier niet mee eens was. Verder is het de rechtbank op basis van deze e-mail niet duidelijk dat de genoemde prioriteiten ook punten waren waarop eiseres niet of slecht functioneerde. De e-mail kan daarom niet als onderbouwing dienen voor dat standpunt van verweerder in het bestreden besluit.
15. In het verslag van het functioneringsgesprek van 28 juni 2018 staat – voor zover van belang – het volgende:
Onder het kopje ‘Vooruitblik’:
“Ik heb een coach sinds een paar maanden. De gesprekken helpen mijom naar mijzelfte kijken (reflecteren) en met mijn collega-managers Jeugd het gesprek aan te gaan. Het lukt steeds beter. Ik merk dat ik de stevigheid zeker heb maar ben soms te onzeker om de confrontatie aan te gaan. Ik merk dat als kritiek op mij persoonlijk is gericht, ik daar moeite mee heb. Daar wil ik met de coach aan gaan werken. Je hebt aangegeven dat ik meer sessies mocht gebruiken dat wat ik nu afgesproken heb. Ik bespreek dit met de coach in het volgende gesprek.”
Onder het kopje ‘Samenvatting van de afspraken voor komend jaar’ staat:
“1. Qua doorontwikkeling: stevigheid in de zin van mijn positie nemen in Team Jeugd.(…).”
Onder ‘Feedback’ staat:
“Algemeen: we constateren samen dat ik erg gewaardeerd wordt door mijn team.1. Feedback van medewerkers en externe- Ik toon betrokkenheid en visie in ontwikkelingen van mijzelf richting collega’s. Medewerkers voelen zich veilig, er heerst openheid onderling en er zijn korte lijnen.- Collega’s noemen mijn hoge werkdruk (waar nu een oplossing voor is bedacht)2. Feedback van collega manager Jeugd:- Ik nam in het verleden niet altijd de regie, maar de laatste tijd neem ik een betere sturende rol3. Feedback van collega [....] :- Ik ben een betrokken collega (…).- Meer overzicht hebben (op hoofdzaken + de samenhang onderling + doel van verschillende acties) zou mij helpen om beter op proces te kunnen sturen.Ik herken de verbeterpunten, sommige meer dan andere, ik pak deze zeker op.
Tot slot staat onder het kopje ‘Overig’ onder meer:
“Je wees erop dat iemand in de functie Manager planning regelmatig kritiek en weerstand zal krijgen. Dit vereist dus een bepaalde mate van incasseringsvermogen. Daar moet je tegen kunnen. Als mijn takenpakket niet te vol is en de werkdruk hanteerbaar, heb ik voldoende energie hiervoor. Ik weet dat ik voldoende inasseringsvermogen heb om het aan te kunnen. Ik vind het oprecht een leuke taak om te doen.”
16. Uit dit verslag kan worden afgeleid dat eiseres zich verder diende te ontwikkelen op de aspecten ‘stevigheid in de zin van positie nemen in het team Jeugd’ en ‘omgaan met kritiek’, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld. Anders dan verweerder is de rechtbank echter van oordeel dat het gespreksverslag onvoldoende grondslag biedt voor de constatering dat eiseres niet goed functioneerde, al dan niet op het aspect personeelsplanning. Nog afgezien van de omstandigheid dat het onderwerp personeelsplanning niet als specifiek verbeter- of ontwikkelpunt wordt genoemd in het verslag, kan uit het verslag eerder worden afgeleid dat eiseres wel goed functioneerde en een positieve ontwikkeling doormaakte. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dit onder andere uit hetgeen is opgenomen onder het kopje ‘Feedback’. Dat er ontwikkelpunten zijn, is bovendien niet verwonderlijk: iedereen heeft altijd ontwikkelpunten. Bovendien blijkt uit het verslag dat eiseres de ontwikkelpunten heeft opgepakt en daarmee aan de slag is gegaan, deels met behulp van een coach. Dit was op initiatief van en met instemming van [A] . Niet is gesteld of gebleken dat deze coaching met [A] is geëvalueerd en zo ja, wat daarvan de uitkomst is geweest. De coach heeft in haar schriftelijke verklaring van 3 maart 2020 opgenomen dat zij geen enkel contact heeft gehad met [A] . Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat eiseres een verbeterkans heeft gehad en deze niet heeft benut, zoals verweerder lijkt te willen stellen.
17. Aan de schriftelijke verklaringen die bij het verweerschrift zijn gevoegd kan niet die betekenis worden toegekend die verweerder daaraan toekent. Nog afgezien van de omstandigheid dat de verklaringen niet zijn gedateerd en niet zijn ondertekend door de betrokken medewerkers, zijn de verklaringen algemeen geformuleerd, niet met eiseres besproken en hebben ze voor een groot deel betrekking op de taken die de medewerkers zelf hebben uitgevoerd.
18. De rechtbank komt tot de slotsom dat de e-mail van 29 november 2017, het gesprekverslag van 28 juni 2018 en de schriftelijke verklaringen van medewerkers noch afzonderlijk, noch in hun onderlinge verband bezien, voldoende grondslag vormen voor de constatering in het bestreden besluit dat eiseres niet naar behoren functioneerde op het onderdeel personeelsplanning of anderszins. Verweerder heeft geen verslagen in het geding gebracht van de overige gesprekken die volgens verweerder in 2017 en 2018 hebben plaatsgevonden, dus die gesprekken kan de rechtbank niet betrekken bij de uitspraak.
19. De rechtbank overweegt verder dat zowel het project Handig Plannen als het teamontwikkelingstraject gericht waren op het team JGZ als geheel en niet uitsluitend op het team van eiseres of op eiseres als teammanager. Voor zover verweerder in het bestreden besluit heeft bedoeld te stellen dat het project en/of het traject (uitsluitend) is geïnitieerd vanwege het niet functioneren van eiseres op het onderdeel personeelsplanning, is deze stelling onvoldoende onderbouwd en volgt ook niet uit de stukken.
20. De stellingen van verweerder op dit punt komen er op neer dat eiseres zich op een hoogst ongelukkig moment heeft ziek gemeld en dat het voor de continuïteit van de organisatie en de implementatie van de afspraken uit het project Handig Plannen cruciaal was dat (ook) de personeelsplanning voortvarend kon worden opgepakt en verbeterd. Om die reden moest eiseres volgens verweerder worden ontheven uit dit deel van haar takenpakket. De rechtbank heeft oog voor dit dienstbelang en volgt verweerder in zijn stelling dat hem ter zake beoordelingsruimte toekomt. Dat neemt niet weg dat ook het dienstbelang aannemelijk moet worden gemaakt met concrete feiten en omstandigheden en dat een belangenafweging moet worden gemaakt tussen verweerders belang om eiseres te ontheffen van de taak personeelsplanning en het belang van eiseres bij het (op termijn) weer uitoefenen van deze taak.
21. Verweerder heeft zich ook in dit verband beroepen op de langdurige arbeidsongeschiktheid van eiseres en haar disfunctioneren waardoor de ontheffing van eiseres van haar taak personeelsplanning volgens verweerder nodig was gezien het belang van verweerder bij de voorgang van het project. Zoals hiervoor al is overwogen, bieden de gedingstukken geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake was van (langdurige) arbeidsongeschiktheid of van slecht functioneren van eiseres. Hieruit volgt dat langdurige arbeidsongeschiktheid noch disfunctioneren kan dienen ter onderbouwing van verweerders belang bij ontheffing van eiseres van haar taak personeelsplanning. Het belang van verweerder bij de ontheffing van eiseres van de taak personeelsplanning is dus uitsluitend gelegen in het kunnen laten doorgaan van de implementatie van de afspraken uit het project Handig Plannen. Als gezegd heeft de rechtbank oog voor dit belang van verweerder, echter om dit belang te kunnen veiligstellen was ontheffing van eiseres van de taak personeelsplanning geen noodzakelijke ingreep. In dit geval had verweerder bij afweging van alle betrokken belangen een minder ingrijpende maatregel kunnen en ook moeten inzetten, zoals bijvoorbeeld een tijdelijke waarneming van de taak personeelsplanning. Met een beroep op het dienstbelang kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet worden geoordeeld dat zo’n tijdelijke waarneming geen reële optie was.
22. Verder speelt nog een rol dat de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verweerder de intentie heeft (gehad) eiseres de taak personeelsplanning terug te geven. Verweerder heeft eiseres in feite laten “zweven”nu voor haar steeds onduidelijk is gebleven in hoeverre de ontheffing bedoeld was als tijdelijk. In het primaire besluit is niet vermeld dat het zou gaan om een tijdelijke ontheffing. In het bestreden besluit is weliswaar overwogen dat het niet is uitgesloten dat eiseres vanaf maart 2020 weer belast zal kunnen worden met de taak personeelsplanning, maar hierbij houdt verweerder dus nog steeds een aanzienlijke slag om de arm. Vast staat dat eiseres sinds 26 augustus 2019 aan het re-integreren is, maar dat zij de taak personeelsplanning tot op heden niet uitvoert.
23. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit om eiseres van de taak personeelsplanning te ontheffen.
24. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en dat bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen omdat aan dit besluit hetzelfde gebrek kleeft als aan het bestreden besluit. Voorts bepaalt de rechtbank dat deze uitspraak in de plaats treedt van het te vernietigen bestreden besluit (artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb).
25. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
26. De rechtbank zal verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).