ECLI:NL:RBMNE:2020:5231

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
16/707248-16 en 16/700101-16 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke leidinggevende betrokken bij een serie vermogensdelicten, waaronder flessentrekkerij en witwassen van aanzienlijke bedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een reeks ernstige vermogensdelicten. De verdachte, geboren in Turkije en woonachtig in Lelystad, werd beschuldigd van onder andere flessentrekkerij, verduistering, oplichting, witwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leidinggevende was van een rechtspersoon die in staat van faillissement was verklaard en dat hij opzettelijk goederen aan de boedel had onttrokken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van het kopen van goederen zonder volledige betaling, waarbij hij aanzienlijke schade toebracht aan verschillende benadeelde partijen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk, en werd ontzet van het recht tot uitoefening van werkzaamheden als bestuurder van een B.V. voor een periode van acht jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte als intellectuele dader en de financiële schade die hij had veroorzaakt. De rechtbank constateerde ook een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, maar oordeelde dat deze voor een groot deel aan de verdachte kon worden toegerekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/707248-16 en 16/700101-16 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 juni 2017, 29 september 2017, 20 en 21 december 2017, 13 juni 2018, 5 december 2018, 17 juni 2019, 14 en 15 oktober 2019, 20, 21, 22 en 23 oktober 2020 en 18 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Lousberg en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden mr. K. Karakaya en mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaten te Apeldoorn, op voornoemde terechtzittingen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGINGEN

Tegen verdachte zijn dagvaardingen uitgebracht onder de parketnummers 16/707248-16 en 16/700101-16. De tenlastelegging met parketnummer 16/707248-16 is op de terechtzitting van 20 december 2017 nader omschreven en op de terechtzitting van 14 oktober 2019 (tweemaal) gewijzigd.
De nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging met parketnummer 16/707248-16 en de tenlastelegging met parketnummer 16/700101-16 zijn opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht.
De verdenking tegen verdachte komt er op neer dat:
Parketnummer 16/707248-16
1
hij in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2016 in Lelystad als bestuurder van [bedrijf 1] B.V., welke rechtspersoon op 10 februari 2015 failliet is verklaard, samen met een ander of anderen of alleen
schuldeisers heeft benadeeld door geld en/of goederen aan de boedel van de rechtspersoon te onttrekken;
niet heeft voldaan aan verplichtingen betreffende het voeren, bewaren en kunnen tonen van administratieve bescheiden;
2
(ten laste gelegd als flessentrekkerij)
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 samen met een ander of anderen of alleen een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het doel om zonder (volledige) betaling de beschikking over die goederen te verkrijgen, in die zin dat is gekocht:
  • op 27 januari 2015 in Lelystad: fitnessapparatuur, geleverd door [benadeelde 1] . Nederland (subfeit 1);
  • op 12 september 2016 in Almere: fitnessapparatuur, geleverd door [benadeelde 1] . Nederland (subfeit 2);
  • op 27 januari 2017 in Dronten: fitnessapparatuur, geleverd door [benadeelde 1] . Nederland (subfeit 3);
  • op 27 juni 2016 in Lelystad: hefbruggen en een mobiele airco, geleverd door [benadeelde 2] B.V. (subfeit 4);
  • in de periode van 15 mei tot en met 5 juni 2016 in Lelystad: een systeemtester, een gereedschapswagen, banden en een laptop, geleverd door [benadeelde 3] B.V. (subfeit 5);
  • op 17 mei 2016 in Lelystad: schaarbruggen, geleverd door [benadeelde 4] B.V. (subfeit 6);
  • op 31 mei 2016 in Lelystad: automaterialen, geleverd door [benadeelde 5] (subfeit 7);
  • in de periode van 1 juli tot en met 1 december 2014 in Lelystad: laptops, tablets en/of notebooks, geleverd door [benadeelde 6] , althans door [benadeelde 15] B.V. (subfeit 8);
  • in de periode van 30 juni tot en met 15 augustus 2014 in Lelystad: PVC buizen, kranen, koppelingen, een combiketel en een thermostaat, geleverd door [benadeelde 7] (subfeit 9);
  • in de periode van 26 juni tot en met 14 juli 2014 in Lelystad: bouwmaterialen, geleverd door [benadeelde 8] (subfeit 10);
en/of
(ten laste gelegd als verduistering)
hij in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen fitnessapparatuur van [benadeelde 1] . Nederland, welke apparatuur verdachte als lease-contractant onder zich had, zich heeft toegeëigend;
3
hij op 13 maart 2017 in Lelystad een pistool en munitie voorhanden heeft gehad;
4
hij in de periode van september 2016 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen heeft geprobeerd [benadeelde 9] op te lichten door onder valse voorwendselen [benadeelde 9] te bewegen tot afgifte van een geldbedrag;
5
hij in de periode van 20 januari 2017 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad trainingspakken die valselijk waren voorzien van het Adidas-logo heeft verhandeld en/of in voorraad heeft gehad;
6
hij in de periode van 1 december 2016 tot en met 3 januari 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] heeft opgelicht door hen onder valse voorwendselen te bewegen tot afgifte van een auto;
7 primair

hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 juli 2014 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] B.V. heeft opgelicht door hen onder valse voorwendselen te bewegen tot afgifte van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot;

7 subsidiair

hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 juli 2014 in Lelystad valsheid in geschrift heeft gepleegd door een werkgeversverklaring, salarisspecificatie en jaaropgaves vals op te maken of te vervalsen;

Parketnummer 16/700101-16
1. primair

hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 november 2016 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen geldbedragen heeft witgewassen, in die zin dat hij die bedragen heeft verkregen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en daarbij heeft verhuld wat de werkelijke aard, herkomst of vindplaats van die bedragen was en/of wie de rechthebbende was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die bedragen uit misdrijf afkomstig waren;

1. subsidiair

[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 november 2016 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen de onder 1 primair bedoelde geldbedragen heeft witgewassen zoals onder 1 primair is omschreven, terwijl verdachte samen met een ander of anderen of alleen daartoe opdracht heeft gegeven en/of leiding heeft gegeven aan die gedragingen;

2
hij in de periode van 21 november 2014 tot en met 26 oktober 2016 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen geldbedragen heeft witgewassen, in die zin dat hij die bedragen heeft verkregen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en daarbij heeft verhuld wat de werkelijke aard, herkomst of vindplaats van die bedragen was en/of wie de rechthebbende was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die bedragen uit misdrijf afkomstig waren;
3

[bedrijf 3] B.V. in de periode van 19 september 2015 tot en met 30 oktober 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen valsheid in geschrift heeft gepleegd door een post uit de grootboekadministratie vals op te maken of te vervalsen, terwijl verdachte samen met een ander of anderen of alleen daartoe opdracht heeft gegeven en/of leiding heeft gegeven aan die gedraging.

De rechtbank (her)nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/707248-16 en 16/700101-16 ten laste gelegde feiten respectievelijk als 1 tot en met 7 en 8 tot en met 10.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde flessentrekkerij heeft hij gevorderd verdachte vrij te spreken van de subfeiten 1 en 7 en acht hij het meer of anders ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van de onder 2 (cumulatief/alternatief) ten laste gelegde verduistering heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.
De officier van justitie acht voorts het onder 3, 4, 5, 6, 7 primair, 8 primair, 9 en 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van hetgeen verdachte ten laste is gelegd onder 1 en 2 en onder 4 tot en met 10. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verweren van de verdediging die bespreking behoeven, worden hierna bij de afzonderlijke feiten weergegeven en besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
In de hierna volgende tekst van rubriek 4 zal de Besloten Vennootschap [bedrijf 1] B.V. te [vestigingsplaats] worden aangeduid als: [bedrijf 1] .
Feit 1
Wie is de feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] ?
Bewijsmiddelen
Uit een
Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandelvan 2 januari 2015 [2] betreffende [bedrijf 1] blijkt het volgende:
Het bezoek- en postadres is [adres] , [vestigingsplaats] .
De startdatum van de onderneming is 5 september 2008.
Enig aandeelhouder sinds 20 januari 2014 is [A] , geboren [1965] in Turkije.
[A] is enig bestuurder met de titel Algemeen directeur en is alleen/zelfstandig bevoegd.
Gevolmachtigde met de titel Onderdirecteur is sinds 22 september 2014 [B] , geboren [1972] te Curaçao.
Tot 20 januari 2014 was [C] bestuurder van [bedrijf 1] . [3]
[C] verklaart dat hij bestuurder is geweest van [bedrijf 1] en dat hij dit bedrijf heeft verkocht. [4] [verdachte] heeft diverse keren aan [C] gevraagd of hij [bedrijf 1] wilde verkopen; [verdachte] gaf daarbij aan dat hij een koper had voor het bedrijf, een man uit Frankrijk. [5] Desgevraagd laat [C] op zijn telefoon het facebookprofiel met foto zien van de persoon die hij met [verdachte] bedoelt. [6] Voor de overname van [bedrijf 1] zijn [C] , [verdachte] en de man uit Frankrijk bij een notaris geweest. [C] heeft alleen met [verdachte] gesproken over de overname. [7] Met de man uit Frankrijk heeft hij niet over [bedrijf 1] gesproken; [8] alle gesprekken over de overname zijn met [verdachte] gevoerd. [9] [verdachte] zou alles regelen [10] en aan [C] een laptop en een tablet geven voor de overname, [11] hetgeen niet is gebeurd. [12]
De rechtbank stelt vast [13] dat de door [C] op zijn telefoon getoonde foto [14] een foto is van verdachte [verdachte] .
[B] verklaart dat hij als klusjesman werkte voor een man die hem directeur heeft gemaakt van een uitzendbureau in [vestigingsplaats] . [15] Een vriend heeft hem in contact gebracht met [verdachte] . Voor een schilderklus heeft [verdachte] niet de afgesproken prijs betaald: ‘
Hij kwam er mogelijk achter dat ik verslaafd was en hield mij aan het lijntje. [16]
[verdachte] wilde dat [B] gevolmachtigde van [bedrijf 1] zou worden. [B] zou hiervoor duizend euro krijgen, maar heeft dit nooit ontvangen. [B] kreeg van [verdachte] te horen dat hij met [verdachte] naar de Kamer van Koophandel moest. [17] [verdachte] heeft tegen [B] gezegd dat hij [B] als adjunct directeur en gevolmachtigde van [bedrijf 1] zou inschrijven voor de duur van twee weken. [B] heeft bij de Kamer van Koophandel papieren moeten tekenen. [18]
In het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen verdachte zijn door [D] van [bedrijf 4] B.V. bescheiden uitgeleverd. [19] [bedrijf 4] verzorgt administratie voor het MKB en verdachte is klant bij hen. [20] Bij de uitgeleverde bescheiden is een ordner aangetroffen met het opschrift ‘
[bedrijf 2] 2016’. In deze ordner bevonden zich documenten betreffende [bedrijf 1] :
  • een uittreksel Kamer van Koophandel van 15 september 2008;
  • documenten met titel Balans per 31 december 2010 en winst en verliesrekening 2010;
  • documenten met titel Balans per 31 december 2009 en winst en verliesrekening 2009;
  • documenten met titel Balans per 31 december 2008 en winst en verliesrekening 2008;
  • een concept akte aandelenoverdracht van 13 oktober 2010.
Uit een
Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandelvan 11 oktober 2016 [22] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 2] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Startdatum van de onderneming is 17 september 2008.
Het bezoekadres is [adres] , [vestigingsplaats] .
Het postadres is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig werkzaam persoon en bestuurder met de titel Directeur is sinds 1 september 2011 [verdachte] , geboren op [1983] in Turkije, adres [adres] , [woonplaats] . [verdachte] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Bij een doorzoeking op het adres [adres] te [vestigingsplaats] op 13 maart 2017 is een [benadeelde 6] laptop in beslag genomen. [23] Op deze laptop bevindt zich een map met de naam [bedrijf 1] en in deze map bevinden zich documenten die te relateren zijn aan [bedrijf 1] , waaronder:
  • een huurovereenkomst tussen [bedrijf 1] (huurder) en [verhuurder] (verhuurder) betreffende huur van bedrijfsruimte aan het [adres] te [vestigingsplaats] per 1 mei 2014;
  • een kopie van de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs van [A] , geboren [1965] ;
  • een kopie van het identiteitsbewijs van [B] , geboren [1972] ;
  • documenten van [benadeelde 6] B.V. aan [bedrijf 1] met (aflever)adressen [adres] [vestigingsplaats] en [adres] [vestigingsplaats] ;
  • een pro-forma factuur van [bedrijf 5] GmbH aan [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] en afleveradres [adres] [vestigingsplaats] ;
  • facturen van [benadeelde 7] [vestigingsplaats] aan [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] , waarvan twee facturen met omschrijving ‘
  • een creditnota van [benadeelde 8] aan [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] .
Bij een doorzoeking op het adres [adres] te [vestigingsplaats] op 13 maart 2017 is een ordner aangetroffen met het opschrift ‘
Polissen [bedrijf 2] en contracten 2007-2014’. [24] In deze ordner bevonden zich documenten die te relateren zijn aan [bedrijf 1] , waaronder:
  • brieven van [benadeelde 7] [vestigingsplaats] aan [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] , waarvan zes met de omschrijving ‘
  • een vrachtbrief en een brief aan [bedrijf 6] t.a.v. [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] , en afleverbonnen en een retouropdracht van [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] ;
  • brieven aan [benadeelde 8] , met het adres van [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] of [adres] [vestigingsplaats] , en leverbonnen van [benadeelde 8] aan [bedrijf 1] , met leveradres [adres] [vestigingsplaats] of [adres] [vestigingsplaats] en factuuradres [adres] [vestigingsplaats] .
Op het adres [adres] te [vestigingsplaats] is blijkens een
Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandelvan 20 juli 2016 [25] gevestigd:
Besloten Vennootschap
[bedrijf 7] B.V.
Startdatum van de onderneming is 14 januari 2014.
Enig werkzaam persoon en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 14 januari 2014 [medeverdachte 1] , geboren op [1971] te [geboorteplaats] . [medeverdachte 1] is alleen/zelfstandig bevoegd.
[medeverdachte 1] verklaart dat [bedrijf 7] B.V. nooit omzet heeft gedraaid. [26] Verdachte regelde alles voor [bedrijf 7] B.V. [medeverdachte 1] heeft nooit belastingaangifte voor het bedrijf gedaan; verdachte vertelde dat er geen inkomsten waren, dat het minimaal was en dat dat niet nodig was. Er werd niks met het bedrijf gedaan. [27]
Verdachte verklaart op 13 mei 2017 dat hij sinds 2001 op het adres [adres] te [woonplaats] woont. [28]
[getuige 1] verklaart op 11 februari 2016 dat [bedrijf 1] bij de vestiging in Lelystad bouwmaterialen heeft besteld op rekening, maar niet heeft betaald. [29] De bestellingen zijn gedaan door een man met een fors postuur, een beetje een sportschooltype. Dezelfde man heeft op 18 juni 2015 een bestelling geplaatst namens [bedrijf 2] B.V. [30] Wanneer aan [getuige 1] een foto van verdachte wordt getoond, verklaart hij: ‘
Dit is de persoon die materialen bij ons heeft besteld onder naam [bedrijf 1] . [31] Getuige [getuige 1] herhaalt en bevestigt deze verklaring in een verhoor bij de rechter-commissaris op 8 februari 2018. [32]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte de feitelijk bestuurder was van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V. te [vestigingsplaats] . Verdachte heeft [bedrijf 1] overgenomen van [C] en vervolgens doen voorkomen dat anderen, onder wie [A] en [B] , actief waren binnen deze rechtspersoon en de zeggenschap hadden, terwijl in werkelijkheid verdachte degene was die de volledige regie in handen had en bepaalde wat er gebeurde. Waar de verdediging heeft betoogd dat in het dossier ten onrechte het beeld zou zijn ontstaan alsof [A] , als eigenaar van [bedrijf 1] in werkelijkheid niet zou bestaan, wordt miskend dat bij de vaststelling van wie de feitelijk bestuurder is het niet gaat om wie op papier wellicht de bestuurder van het bedrijf was, maar wie er feitelijk de touwtjes in handen had. Dat dit verdachte was, volgt zonneklaar uit de bewijsmiddelen.
De schuldeisers van [bedrijf 1]
Bewijsmiddelen
[benadeelde 7] [vestigingsplaats]
[getuige 2] , verkoopmedewerker bij [benadeelde 7] , verklaart dat [bedrijf 1] goederen heeft besteld op rekening. [33] De opdrachtgever kiest de op de factuur te vermelden referentie; in dit geval [bedrijf 7] B.V. Toen de spullen geleverd zijn, werden deze opgehaald door [verdachte] . [34] [getuige 2] weet dat het voor [verdachte] was omdat er [bedrijf 7] B.V. op de facturen staat. Hij verklaart: ‘
Dit weet ik omdat ik het er wel met hem over gehad heb. Hij vertelde dat het voor een sportschool was. Die sportschool zit volgens mij in het Lelycentre. [35]
Facturen van [benadeelde 7] [vestigingsplaats] , gericht aan [bedrijf 1] , voor een totaalbedrag van 12.318,28 euro. [36] De facturen zijn gedateerd op data van 30 juni 2014 tot en met 15 augustus 2014, waaronder facturen met de omschrijving ‘
Opdracht: [bedrijf 7] BV [37] en de omschrijving ‘
Opdracht: [adres]’, [38] betreffende de levering van PVC buizen, [39] kranen, [40] koppelingen, [41] een combiketel [42] en een thermostaat. [43]
Verdachte verklaart op 13 mei 2017 dat hij sinds 2001 op het adres [adres] te [vestigingsplaats] woont. [44]
Mede namens [benadeelde 7] [vestigingsplaats] is op 7 januari 2015 het faillissement aangevraagd van [bedrijf 1] . [45] De hoofdsom ingevolge niet betaalde facturen bedraagt 12.318,28 euro. [46]
[benadeelde 14] B.V.
[getuige 3] , verkoper bij [benadeelde 14] , heeft contact gehad met [A] . [47] [A] heeft banden besteld bij [benadeelde 14] ; het bestellen begon in 2014. Het afleveradres was [adres] in [vestigingsplaats] , [48] het factuuradres [adres] in [vestigingsplaats] . [49] [getuige 3] heeft het factuuradres bezocht, maar de mensen die hij daar aantrof vertelden dat de man een oplichter was en dat hij zijn post naar dit adres liet sturen. [50]
Alle facturen van [benadeelde 14] zijn gedateerd 8 september 2014. Alle facturen zijn gericht aan [bedrijf 1] , t.a.v. dhr. [A] , [adres] te [vestigingsplaats] . Het afleveradres was: [bedrijf 1] , dhr. [A] , [adres] te [vestigingsplaats] . [51]
Op het adres [adres] zijn onder meer de volgende ondernemingen ingeschreven:
  • [bedrijf 3] B.V., opgericht op 22 april 2015 met als bestuurder [verdachte] ;
  • [bedrijf 2] B.V., opgericht op 17 september 2008, met als bestuurder [verdachte] .
[getuige 3] omschrijft [A] als een Turkse man met donker haar en een volle baard, een forse brede gozer. [53] Wanneer aan [getuige 3] een foto wordt getoond waarop een man zichtbaar is, [54] verklaart hij dat dit heel goed de man zou kunnen zijn die hij gezien heeft. [55]
De man op de aan [getuige 3] getoonde foto wordt door twee brigadiers van politie Eenheid Midden-Nederland herkend als verdachte [verdachte] . [56]
Mede namens [benadeelde 14] B.V. is op 7 januari 2015 het faillissement aangevraagd van [bedrijf 1] . [57] De hoofdsom ingevolge niet betaalde facturen bedraagt 14.700,23 euro. [58]
[bedrijf 5] GmbH
In het dossier bevinden zich facturen van [bedrijf 5] GmbH, gedateerd 1, 2 en 6 oktober 2014, gericht aan [bedrijf 1] , [adres] [vestigingsplaats] , met als afleveradres [adres] [vestigingsplaats] . [59]
[getuige 4] , accountmanager van [bedrijf 5] GmbH, verklaart in een email dat in de administratie van [bedrijf 5] GmbH als contactpersonen van [bedrijf 1] zijn opgenomen [E] en [A] . [60]
Mede namens [bedrijf 5] GmbH is op 7 januari 2015 het faillissement aangevraagd van [bedrijf 1] . [61] De hoofdsom ingevolge niet betaalde facturen, gedateerd 1 tot en met 6 oktober 2014, bedraagt 8.469,80 euro. [62]
[benadeelde 8]
[getuige 1] , werkzaam bij [benadeelde 8] , doet op 17 juli 2014 een melding van oplichting. [63] Hij meldt dat een bedrijf een verzoek had gedaan om op rekening materialen te leveren. Blijkens een ID-kaart was de naam van de eigenaar [A] . [benadeelde 8] heeft geleverd op adressen aan de [adres] en [adres] . Binnen drie weken was in totaal voor een bedrag van 12.000 euro aan materiaal geleverd. Op 14 juli heeft de eigenaar van het bedrijf tegen melder gezegd dat hij niet kon betalen.
Op 26 juni 2014 heeft een observatie plaatsgevonden bij het [adres] te [vestigingsplaats] . Daarbij is waargenomen dat bouwmateriaal verpakt in verpakkingsmateriaal met opdruk [benadeelde 8] in een bus van Bo-Rent met kenteken [kenteken] werd geladen. Uit door Bo-Rent verstrekte gegevens bleek dat verdachte deze bus van 25 tot en met 27 juni 2014 heeft gehuurd. [64]
In het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen verdachte zijn door [D] van [bedrijf 4] B.V. bescheiden uitgeleverd. [65] Op een van de mappen staat het etiket ‘
[bedrijf 2] 2014.’ In deze map is een bon en betaalbewijs van Bo-Rent aangetroffen waarop is vermeld dat op 25 juni 2014 een bus met kenteken [kenteken] is verhuurd aan: [verdachte] , [adres] te [woonplaats] . [66]
[getuige 1] verklaart op 11 februari 2016 dat [bedrijf 1] bij de vestiging in Lelystad bouwmaterialen heeft besteld op rekening, maar niet heeft betaald. [67] Levering heeft plaatsgevonden op twee adressen, namelijk bij een woonhuis aan de [adres] , [adres] of [adres] en op het adres [adres] te [woonplaats] . De bestellingen zijn gedaan door een man met een fors postuur, een beetje een sportschooltype. Dezelfde man heeft op 18 juni 2015 een bestelling geplaatst namens [bedrijf 2] B.V. [68] Wanneer aan [getuige 1] een foto van verdachte wordt getoond, verklaart hij: ‘
Dit is de persoon die materialen bij ons heeft besteld onder naam [bedrijf 1] . [69] Getuige [getuige 1] herhaalt en bevestigt deze verklaring in een verhoor bij de rechter-commissaris op 8 februari 2018. [70]
Verdachte verklaart op 13 mei 2017 dat hij sinds 2001 op het adres [adres] te [woonplaats] woont. [71]
[benadeelde 6] B.V. en [benadeelde 15] B.V.
[getuige 5] , salesmanager bij [benadeelde 6] , verklaart dat [benadeelde 15] een verzoek heeft ontvangen van [bedrijf 1] voor de levering van servers en laptops. [72] [benadeelde 15] heeft servers geleverd aan [bedrijf 1] en tevens een order verstrekt aan [benadeelde 6] . De orderbevestiging van [benadeelde 6] aan [bedrijf 1] dateert van 2 juli 2014. [73] Naar aanleiding van de order van [benadeelde 15] heeft [benadeelde 6] rechtstreeks aan [bedrijf 1] geleverd. Dit ging om 144.000 euro aan laptops, 17.000 euro aan tablets en 30.000 euro aan notebooks. In totaal is voor 191.000 euro besteld en geleverd. [74] Geleverd is op het adres [adres] te [woonplaats] en de factuur is verstuurd naar het adres [adres] te [woonplaats] . [75]
[bedrijf 6]
[getuige 6] , werkzaam bij [bedrijf 6] , verklaart dat [bedrijf 6] in 2014 in contact is gekomen met [bedrijf 1] . Op 23 september 2014 is door [A] een verzoek ingediend om een rekening te openen. [76] Besloten is om met [bedrijf 1] in zee te gaan. Van 10 oktober 2014 tot en met 17 december 2014 heeft [bedrijf 1] in korte tijd 13 bestellingen gedaan ter waarde van 14.738,01 euro. [77] De goederen zijn afgeleverd bij een winkelcentrum in [woonplaats] ; [getuige 6] gaat ervan uit dat het gaat om het adres [adres] te [woonplaats] , welk adres op een afleverbon is vermeld. [78] [bedrijf 1] heeft nooit betaald. [79]
Aanvullende bewijsmiddelen feit 1
Bij vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2015 [80] is [bedrijf 1] , vestigingsadres [adres] , [vestigingsplaats] , in staat van faillissement verklaard. Tot curator is aangesteld mr. S. Kleerebezem, advocaat te Lelystad. [81]
Op 31 augustus 2015 deed curator Kleerebezem melding van faillissementsfraude bij het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude van de Fiscale Inlichtingen-en Opsporingsdienst. De curator deed deze melding omdat door de bestuurder van de rechtspersoon niet werd gereageerd op herhaaldelijk verzoek van de curator om contact met haar op te nemen en om administratieve stukken aan te leveren. [82]
Curator Kleerebezem heeft op 24 februari 2016 aangifte [83] gedaan tegen [bedrijf 1] en [A] als bestuurder van [bedrijf 1] . De curator heeft gevorderd de volledige administratie, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van [bedrijf 1] te overhandigen, aan welke vordering niet is voldaan. Zo ontbreekt met name de volledige administratie. De curator heeft zich naar het vestigingsadres van [bedrijf 1] aan de [adres] te [vestigingsplaats] begeven om daar te verzoeken de volledige administratie en de daarop betrekking hebbende gegevensdragers te overhandigen, alwaar is gebleken dat curanda reeds geruime tijd geen gebruik meer maakt van het pand. [A] , dan wel de heer [verdachte] (mogelijk als feitelijk bestuurder) heeft zich schuldig gemaakt aan eenvoudige en/of bedrieglijke bankbreuk omdat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting tot het in ongeschonden staat tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en geschriften, waardoor de curator niet heeft kunnen controleren of er (meer) baten in dit faillissement zijn en meer algemeen de rechten en verplichtingen van [bedrijf 1] niet heeft kunnen vaststellen, zodat rechten van de schuldeisers kunnen zijn/worden verkort.
Aanvullende bewijsoverwegingen feit 1
Uit voornoemde bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat verdachte, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] , door middel van de schijn van een kredietwaardige B.V. gedurende een zo lang mogelijke termijn zoveel mogelijk goederen heeft besteld of heeft laten bestellen en vervolgens deze goederen heeft laten verdwijnen, met het – ook voor verdachte kenbare – onvermijdelijke gevolg dat deze rechtspersoon zou failleren.
Door of namens [bedrijf 1] is niet gereageerd op aanschrijvingen en vorderingen van de curator in het kader van het door haar ingestelde onderzoek. Bij het bezoek van de curator aan het vestigingsadres van [bedrijf 1] aan de [adres] te [vestigingsplaats] bleek bovendien dat dit pand feitelijk niet meer in gebruik was door deze rechtspersoon. Reeds om deze redenen staat vast dat, voor zover in de boedel van [bedrijf 1] nog goederen aanwezig zouden zijn geweest, de curator deze niet heeft kunnen aantreffen.
Op grond van de hiervoor onder feit 1 weergegeven bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Feit 2
Flessentrekkerij, subfeiten 1 en 7
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde subfeiten 1 en 7 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat verdachte van deze subfeiten dient te worden vrijgesproken.
Flessentrekkerij, subfeiten 2 en 3, en/of (cumulatief/alternatief ten laste gelegd) verduistering
Verweer pseudo-verkoop(flessentrekkerij, subfeit 3, en/of verduistering)
De verdediging heeft met betrekking tot de levering van fitnessapparatuur door [benadeelde 1] . Nederland op 27 januari 2017 betoogd dat sprake is van pseudo-verkoop. Voor deze opsporingsbevoegdheid bestaat geen wettelijke basis. Nu er toch voor is gekozen hiervan gebruik te maken, moet worden voldaan aan de vereisten die de Hoge Raad hieraan stelt. De rol van politie en justitie en de overeenkomst tussen de politie en [benadeelde 1] . roepen echter zoveel vragen op dat geen sprake is van de vereiste transparantie. Toepassing van deze opsporingsmethode is onrechtmatig en er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen dient te leiden tot (het rechtsgevolg) bewijsuitsluiting.
Het verweer van de verdediging betreft een verweer als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De rechtbank overweegt het navolgende.
Pseudo-verkoop is een vorm van infiltratie gericht op de verkoop of poging daartoe van een goed, teneinde strafvorderlijk te kunnen optreden tegen de koper(s) en anderen die met betrekking tot dat goed een strafbaar feit hebben gepleegd of gaan plegen (pagina 229 rapport ‘Enquête Opsporingsmethoden’ van enquêtecommissie Van Traa). Pseudo-verkoop is, anders dan de tegenhanger pseudo-koop, niet in de wet geregeld. Vast staat dat in artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering slechts expliciet wordt gesproken over koop en dienstverlening en niet over verkoop. Uit de tekst van de Memorie van Toelichting bij de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden blijkt dat de wettekst geen bevoegdheid omvat tot pseudo-verkoop omdat daarbij veelal niet of slechts moeizaam zal kunnen worden aangetoond dat is voldaan aan het Tallon-criterium (het verbod tot uitlokking).
Blijkens de wetsgeschiedenis van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Stb. 1999, 245) ligt aan het Wetboek van Strafvordering de gedachte ten grondslag dat opsporingsmethoden die zeer risicovol zijn voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, dan wel die een inbreuk maken op grondrechten en vrijheden van burgers een voldoende specifieke wettelijke basis behoeven. De wetgever heeft zich echter gerealiseerd dat de regeling van opsporingsmethoden geen limitatief karakter kan hebben. Het is niet de bedoeling geweest van de wetgever om het opsporingsonderzoek systematisch te beschrijven, maar om bevoegdheden te creëren ten behoeve van de strafrechtelijke afdoening van delicten. Leidend daarbij is geweest dat bevoegdheden die ingrijpen op de vrijheid of op andere grondrechten van burgers, een specifieke regeling behoeven.
Op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad moet de rechter, indien sprake is van een onherstelbaar vormverzuim (zoals thans door de verdediging is gesteld) en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd (ECLI:NL:HR:2004:AM2533).
In de onderhavige zaak is bij de opsporing gebruik gemaakt van de bijstand van [benadeelde 1] . Nederland. Daartoe is een overeenkomst opgesteld tussen politie Eenheid Midden-Nederland en [benadeelde 1] . (dossier pagina 3802). [benadeelde 1] . heeft fitnessapparatuur, goederen die in het gewone handelsverkeer legaal voorhanden kunnen worden gehouden en kunnen worden overgedragen, geleverd aan een afnemer (verdachte) die verdacht werd van de misdrijven flessentrekkerij en/of oplichting. Voor een dergelijke wijze van bijstand aan de opsporing, uitgevoerd door een persoon of bedrijf zonder opsporingsbevoegdheid, bestaat geen specifieke wettelijke grondslag.
Gelet op het bovenstaande moet voor een niet specifiek in de wet geregelde wijze van opsporing als in deze zaak aan de orde, worden aangenomen dat de opsporingsautoriteiten alleen bevoegd zijn haar in te zetten indien zij geen disproportionele inbreuk maakt op grondrechten van burgers en de levering van goederen niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. De daarmee te dienen belangen zijn onder meer gelegen in het niet (mogen) schenden van het zogenoemde Tallon-criterium en het doorzichtig en toetsbaar maken van het opsporingshandelen (ECLI:NL:HR:2011:BP0199).
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van de opsporingsmethode pseudo-verkoop, maar van een gecontroleerde (af)levering van een partij goederen, welke levering op zichzelf rechtmatig is geweest en goederen betrof die in het gewone handelsverkeer legaal kunnen worden overgedragen. Deze levering heeft plaatsgevonden ter uitvoering van een (civielrechtelijke) leaseovereenkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat door het optreden van de politie en de levering van de fitnessapparatuur verdachte is gebracht tot een ander wilsbesluit dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Het zogenoemde Tallon-criterium is derhalve niet geschonden. Bovendien is met de in het dossier aanwezige schriftelijke overeenkomst tussen de politie en [benadeelde 1] . de toegepaste wijze van opsporing doorzichtig gemaakt en toetsbaar. Dat deze overeenkomst is gesloten door de politie en niet door de officier van justitie, doet daaraan niet af.
Gelet op het hiervoor overwogene is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim en is ook overigens niet gebleken van een inbreuk op verdachtes recht op een eerlijk proces, noch van enig rechtens te respecteren nadeel dat verdachte door dit handelen zou hebben ondervonden.
Het verweer wordt verworpen.
Bewijsmiddelen flessentrekkerij, subfeit 2, en/of verduistering
[aangever 1] doet namens [benadeelde 1] . Netherlands aangifte van verduistering van fitnessapparaten [84] van het merk Matrix. [85] Verdachte had telefonisch contact opgenomen en meegedeeld dat hij een potentiële klant had voor [benadeelde 1] . [86] In maart 2016 vindt een gesprek plaats tussen [aangever 1] en verdachte in de sportschool van verdachte te [vestigingsplaats] . [87] Verdachte gaf aan een adviserende rol te hebben voor een klant die een nieuwe sportschool wilde beginnen en dat verdachte zou bepalen welke apparatuur er geplaatst zou worden. [88] De leaseaanvraag liep via [bedrijf 20] ( [bedrijf 20] ). [89] De offerte op naam van [bedrijf 8] B.V. is per mail naar verdachte gestuurd. Op 17 april 2016 heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen [aangever 1] , verdachte en [F] ; de offerte is doorgenomen en [F] heeft de offerte getekend. Vlak voor de aflevering heeft verdachte gebeld en heeft hij het afleveradres in [woonplaats] doorgegeven. Op 12 september 2016 heeft de levering plaatsgevonden aan de [adres] te [woonplaats] , waarbij [aangever 1] en verdachte aanwezig waren. [90] Toen de monteurs de apparatuur wilden installeren bleek dat de vloer niet gereed was. Op 27 september 2016 zijn monteurs naar het pand gegaan om de apparatuur aan te sluiten en bleek dat het pand leeg en de apparatuur verdwenen was. [91] Het lukte [aangever 1] niet telefonisch contact te krijgen met [F] en ook verdachte liet aan [aangever 1] weten dat hij [F] niet kon bereiken. [92] Op een aangetekende brief naar de heer [F] van 19 oktober 2016 met de mededeling dat hij binnen 48 uur de goederen terug zou moeten geven is niet gereageerd. [93]
Het door [F] ondertekende [94] leasecontract van [bedrijf 20] met (lessee) [bedrijf 8] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] betreffende ‘
Matrix cardio- & strength equipment’ vertegenwoordigt een waarde van 220.270,96 euro. [95]
Aangever [aangever 1] verklaart na het tonen van drie foto’s: [96]
U toont mij nu een foto 1. Ik herken de man op de foto als zijnde [F] .
U toont mij nu een foto 2. Ik herken de man op de foto als zijnde [verdachte] .
U toont mij nu een foto 3. Ik herken de man op de foto als zijnde [medeverdachte 1] .
Getuige [getuige 7] is huismeester in het [naam] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Een week of twee voor de verdwijning van de apparatuur heeft een gesprek plaatsgevonden over de verhuur van het pand op nummer [nummer 1] met een man die zich [verdachte] noemde. [97] Wanneer aan de getuige een foto wordt getoond van verdachte, herkent hij de man die zich [verdachte] noemde. [98] De tweede keer dat hij verdachte heeft ontmoet was in september 2016, op de dag dat de apparatuur werd geleverd. De derde keer dat hij verdachte heeft ontmoet was een week of anderhalve week later, op de dag dat de fitnessapparatuur werd weggehaald. De apparatuur werd in een vrachtwagen geladen. [99]
Getuige [getuige 8] van V.O.F. [VOF] heeft een transport verzorgd van Almere naar Hoofddorp. Geladen op 21 september 2016 in Almere, [adres] , en gelost op 22 september 2016 op de [adres] in [woonplaats] . Over het transport heeft alleen contact plaatsgevonden met verdachte. [100]
In het pand aan de [adres] te [woonplaats] is een grote hoeveelheid fitnessapparatuur aangetroffen voorzien van het opschrift Matrix. [101] De beheerder van dit pand, [getuige 9] , [102] verklaart dat [verdachte] ruimte had gezocht voor het opslaan van fitnessapparatuur. De apparatuur is in september 2016 afgeleverd. Op verzoek van [verdachte] heeft [getuige 9] een factuur opgemaakt gericht aan het bedrijf [bedrijf 8] . [103]
Bewijsmiddelen flessentrekkerij, subfeit 3, en/of verduistering
[aangever 1] verklaart dat hij in augustus 2016 werd gebeld door verdachte die aangaf dat een bekende van hem, meneer [medeverdachte 1] , een sportschool wilde beginnen. Voor deze sportschool moest apparatuur geleverd worden. Verdachte gaf aan dat hij voor het aanbrengen van deze klant een bemiddelingsfee wilde hebben. De partij diende gefinancierd te worden door het afsluiten van een leasecontract bij [bedrijf 20] . Alle details zoals hoeveelheden apparatuur zijn met verdachte besproken en de offerte is per mail naar verdachte verzonden. Het ging om apparatuur met een waarde van 254.959,46 euro. [104]
Op 19 september 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden met [medeverdachte 1] over de levering van apparatuur aan [bedrijf 7] . [medeverdachte 1] heeft de offerte en de formulieren voor het leasecontract getekend. [105] Op 27 januari 2017 is de apparatuur geleverd aan [bedrijf 7] op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . [medeverdachte 1] gaf aan dat de vloer niet klaar was en dat daarom de apparatuur niet aangesloten kon worden. Op 20 februari 2017 belde [medeverdachte 1] met de mededeling dat een inbraak had plaatsgevonden en dat alle apparatuur was verdwenen. [106]
Aangever [aangever 1] verklaart na het tonen van drie foto’s: [107]
U toont mij nu een foto 1. Ik herken de man op de foto als zijnde [F] .
U toont mij nu een foto 2. Ik herken de man op de foto als zijnde [verdachte] .
U toont mij nu een foto 3. Ik herken de man op de foto als zijnde [medeverdachte 1] .
Getuige [getuige 8] van V.O.F. [VOF] heeft op 18 februari 2017 ritten van Dronten naar Lelystad gereden. [108] Hij is die ochtend naar [adres] in Dronten gereden. [109] Het ging om verplaatsing van fitnessapparatuur naar een andere opslag. De apparatuur was volgens [getuige 8] nog super nieuw; er zat nog folie omheen en een aantal kisten was nog dicht. Het contact had hij gehad met een man die zich aan de telefoon [verdachte] noemde en in een berichtje dat hij heeft gestuurd stond [verdachte] . [verdachte] had verteld dat het er net een week stond. [110] Bij het laden was [verdachte] aanwezig. Wanneer aan de getuige de als bijlage gevoegde foto 1 (foto van [verdachte] ) wordt getoond, verklaart hij dat dit de man is die hij [verdachte] noemt. [111] Bij het lossen was nog iemand aanwezig; een man die reed in een Audi. [112] Wanneer aan de getuige de als bijlage gevoegde foto 3 (foto [medeverdachte 1] ) wordt getoond, verklaart hij dat dit de man is van de Audi bij de derde levering. [113]
[medeverdachte 1] heeft rond 20 januari 2017 met geld van [verdachte] de eerste betalingen gedaan als huur voor het pand aan [adres] 10 te [vestigingsplaats] . Op de vraag hoe het zit met het verplaatsen van spullen van [adres] naar een andere locatie, verklaart hij:

Ik wist voordat de spullen door Matrix geleverd werden dat de spullen weggehaald zouden worden. Dat deze weer verplaatst zouden worden en dat ik daarvan aangifte zou moeten gaan doen. Dit heeft [verdachte] mij verteld en zo moest het gebeuren. Hij zei tegen mij dat hij vaker met dit bijltje had gehakt.’ [114]
‘Ik zou een vergoeding krijgen van [verdachte] zodra [verdachte] de apparatuur verkocht zou hebben. Dit zou liggen aan het bedrag wat hij ervoor zou krijgen. Als het goed zou lopen zou ik tussen de 25.000 en 50.000 euro krijgen. Hij zou daarbij rekening houden met de kosten die hij zelf gemaakt had en wat hij voor de apparatuur zou krijgen.’
Bewijsoverwegingen flessentrekkerij, subfeiten 2 en 3, en/of verduistering
Op grond van de bewijsmiddelen staat zowel ten aanzien van de door [benadeelde 1] . op 12 september 2016 als de op 27 januari 2017 geleverde fitnessapparatuur vast dat verdachte en zijn mededader(s) zich deze fitnessapparatuur wederrechtelijk hebben toegeëigend terwijl zij deze apparatuur anders dan door misdrijf, namelijk als lease-contractant, onder zich hadden. Dit betekent dat de bewezen verklaarde gedragingen (telkens) dienen te worden gekwalificeerd als (medeplegen van) verduistering, zoals (cumulatief/alternatief) ten laste is gelegd.
Gelet op het voorgaande zal verdachte van de onder 2 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeiten 2 en 3 worden vrijgesproken.
Flessentrekkerij, subfeit 4
Bewijsmiddelen
[aangever 2] doet namens [benadeelde 2] B.V. aangifte. [115] Hij verklaart dat de heer [F] apparatuur heeft besteld in verband met het beheer van een wagenpark voor het bedrijf [bedrijf 8] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Het mobiele airco station is op 9 mei 2016 geleverd op de [adres] te [vestigingsplaats] en de twee hefbruggen zijn op 27 juni 2016 op dit adres geleverd. [116] Op 21 juli 2016 zijn twee monteurs naar het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] gegaan om de hefbruggen te monteren en gebruiksklaar te maken. Op dat moment zagen zij dat het pand leeg stond; de beide hefbruggen en het mobiele airco station stonden niet meer in het pand. [117]
Een man van een naburig bedrijf vertelde dat het vaker voorkwam dat er in de ochtend goederen geleverd werden en dat deze goederen nog dezelfde dag werden opgehaald en in een vrachtwagen werden geladen. [118]
[benadeelde 2] B.V. is door de heer [F] opgelicht voor een bedrag van 21.203,70 euro. [119]
De door [benadeelde 2] B.V. aan [bedrijf 8] B.V. geleverde twee hefbruggen en aircomachine zijn aangetroffen in het pand van de [bedrijf 3] B.V. [120] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [121] [bedrijf 3] B.V. maakt onderdeel uit van [bedrijf 2] B.V. [122] Als bestuurder/eigenaar van [bedrijf 2] B.V. staat geregistreerd: [verdachte] . [123]
Bewijsoverweging
De bewijsmiddelen met betrekking tot subfeit 4 dienen in onderling verband en samenhang te worden bezien met de hierna vermelde bewijsmiddelen en -overweging met betrekking tot subfeit 6. Daaruit volgt dat verdachte zich tegenover [benadeelde 4] B.V. heeft voorgedaan als [F] en als [naam] , telkens optredende namens [bedrijf 8] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] , en dat verdachte dit heeft gedaan in dezelfde periode waarin ook [benadeelde 2] B.V. contact heeft gehad met ‘de heer [F] ’ van [bedrijf 8] B.V. in [vestigingsplaats] .
Flessentrekkerij, subfeit 5
Bewijsmiddelen
[aangever 3] doet namens [benadeelde 3] B.V. aangifte. [124] Hij verklaart dat begin mei 2016 [F] contact heeft gezocht met [benadeelde 3] . De heer [F] zou een onderhoudsbedrijf voor een wagenpark van [bedrijf 8] B.V. starten in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [125] Via internet werden goederen besteld voor [bedrijf 8] . Geleverd zijn onder andere gereedschapswagens, [126] een systeemtester, [127] veel autobanden, [128] een laptop [129] en een groot aantal automaterialen. [130]
Begin juni 2016 heeft een medewerker van [benadeelde 3] een bezoek gebracht aan [bedrijf 8] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] en geconstateerd dat het pand volledig leeg was. [131]
Opvallend was dat bij de online bestellingen een kenteken werd ingevuld: [kenteken] [132] Op Speurders.nl is een advertentie aangetroffen van een Seat Leon met dit kenteken, welke advertentie was geplaatst door [bedrijf 3] B.V. te [vestigingsplaats] . Op de kentekenplaathouders stond vermeld: [naam] . [133]
Het totaalbedrag van de rekeningen van [benadeelde 3] B.V. die niet zijn betaald, bedraagt 29.619,72 euro. [134]
De eigenaar van de Seat Leon met kenteken [kenteken] is [verdachte] . [135]
Op 10 juni 2016 is [G] van [benadeelde 3] bij [bedrijf 3] geweest. De eigenaar was er niet, maar belde na een uur terug: [verdachte] . [136]
Bewijsoverweging
De bewijsmiddelen met betrekking tot subfeit 5 dienen in onderling verband en samenhang te worden bezien met de hierna vermelde bewijsmiddelen en -overweging met betrekking tot subfeit 6. Daaruit volgt dat verdachte zich tegenover [benadeelde 4] B.V. heeft voorgedaan als [F] en als [naam] , telkens optredende namens [bedrijf 8] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] , en dat verdachte dit heeft gedaan in dezelfde periode waarin ook [benadeelde 3] B.V. contact heeft gehad met [F] van [bedrijf 8] B.V. in Lelystad.
Flessentrekkerij, subfeit 6
Bewijsmiddelen
[aangever 4] doet namens [benadeelde 4] B.V. aangifte. [137] Hij verklaart dat de heer [F] , eigenaar van het bedrijf [bedrijf 8] aan de [adres] te [vestigingsplaats] , [138] twee schaarhefbruggen en een aircoserviceapparaat heeft besteld. [139] Op 17 mei 2016 zijn deze goederen door een monteur van [benadeelde 4] geleverd en geïnstalleerd en na installatie zijn de werkorders door de heer [F] voor akkoord getekend. Kort voor 15 augustus 2016 is een vertegenwoordiger van [benadeelde 4] naar het pand van [bedrijf 8] in [vestigingsplaats] gegaan en zag toen dat het bedrijfspand helemaal leeg was. Ondanks toezeggingen van [F] in mei 2016 dat hij alsnog zou betalen, was in augustus 2016 nog geen betaling ontvangen. Het gaat hierbij om een totaalbedrag van 19.118,00 euro. [140]
[getuige 10] heeft namens [benadeelde 4] B.V. zaken gedaan met een persoon die zich voorstelde als [naam] en die vertelde dat hij een neef was van [F] . [naam] heeft een visitekaartje overhandigd van [bedrijf 8] met daarop de naam [F] . [141] [F] noemde zichzelf [verdachte] . [142] [getuige 10] heeft foto’s gemaakt van de vloeren waar de hefbruggen geplaatst moesten worden en op één van de foto’s staat de man die zich heeft voorgesteld als [naam] . [143] Deze foto [144] is door [aangever 4] bij zijn aangifte overhandigd. [145]
De man op de door [aangever 4] overgelegde foto [146] wordt door twee brigadiers van politie Eenheid Midden-Nederland herkend als verdachte [verdachte] . [147]
In het dossier bevindt zich een foto van verdachte. [148] [getuige 10] herkent de persoon op deze foto als [verdachte] , [naam] of [F] . [149]
[getuige 11] , aflevermonteur van [benadeelde 4] , heeft op 17 mei 2016 de aircoservicemachine bij het bedrijf [bedrijf 8] in [vestigingsplaats] geleverd. Van [bedrijf 8] waren op dat moment twee Turkse mannen aanwezig. De eerste man had een fors postuur, donker haar en een baard. Hij was groot en had een forse handdruk. De tweede man was kleiner en hij was redelijk stil. De man met het forse postuur stelde zich voor met de naam die ook op de bon staat namelijk [F] . [150] Wanneer aan [getuige 11] de door [aangever 4] bij zijn aangifte overgelegde foto wordt getoond, herkent [getuige 11] de man op de foto als de man die hij uitleg heeft gegeven over de aircomachine. [151]
De door [benadeelde 4] B.V. geleverde twee hefbruggen en aircomachine zijn aangetroffen in het pand van de [bedrijf 3] B.V. [152] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [153] [bedrijf 3] B.V. maakt onderdeel uit van [bedrijf 2] B.V. [154] Als bestuurder/eigenaar van [bedrijf 2] B.V. staat geregistreerd: verdachte [verdachte] . [155]
Bewijsoverweging
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich heeft voorgedaan als [F] en als [naam] , telkens optredende namens [bedrijf 8] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] . De bestellingen bij [benadeelde 4] B.V. heeft verdachte geleverd gekregen, niet betaalt, en vervolgens in zijn eigen bedrijf in gebruik genomen.
Flessentrekkerij, subfeit 8
Bewijsmiddelen
De hiervoor bij feit 1 onder ‘
De schuldeisers van [bedrijf 1]’ opgenomen bewijsmiddelen die betrekking hebben op [benadeelde 6] B.V. en [benadeelde 15] B.V. dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Flessentrekkerij, subfeit 9
Bewijsmiddelen
De hiervoor bij feit 1 onder ‘
De schuldeisers van [bedrijf 1]’ opgenomen bewijsmiddelen die betrekking hebben op [benadeelde 7] [vestigingsplaats] dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Flessentrekkerij, subfeit 10
Bewijsmiddelen
De hiervoor bij feit 1 onder ‘
De schuldeisers van [bedrijf 1]’ opgenomen bewijsmiddelen die betrekking hebben op [benadeelde 8] dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Flessentrekkerij, subfeiten 8, 9 en 10
Aanvullende bewijsmiddelen en bewijsoverweging
De hiervoor bij feit 1 onder ‘
Wie is de feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] ?’ opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverweging dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Aanvullende bewijsoverwegingen feit 2
Op grond van de hiervoor onder feit 2 vermelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, persoonlijk of in de hoedanigheid als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] , degene is geweest die het initiatief heeft genomen tot en uitvoering heeft gegeven of heeft laten geven aan het leggen van contacten met leveranciers, het plaatsen van bestellingen, althans het opmaken van contracten en het in ontvangst (laten) nemen van de goederen, telkens wetend dat hij die goederen zou laten verdwijnen en niet zou betalen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf flessentrekkerij (zoals ten laste gelegd onder de subfeiten 4, 5, 6, 8, 9 en 10) en aan het (cumulatief/alternatief) ten laste gelegde misdrijf verduistering, zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 maart 2017 in Lelystad een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder 3. Verdachte heeft dit feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit van dit feit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 maart 2017 betreffende een doorzoeking ter inbeslagneming op 13 maart 2017, proces-verbaalnummer 2015266443, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [verbalisant 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, Operationeel Specialist C (
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2017 betreffende de omschrijving en categorisering van een vuurwapen en patronen, proces-verbaalnummer PL0900-2015266443-28, met bijlagen, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, team Forensische Opsporing (
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 20 oktober 2020.
Feit 4
Bewijsmiddelen
[aangever 5] heeft namens [benadeelde 9] Nederland aangifte gedaan. [156] Hij verklaart dat [benadeelde 9] in contact is gekomen met het bedrijf [bedrijf 3] B.V. aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Het contact vond plaats met [verdachte] . Op 23 juni 2016 is een aanvraag voor een kredietverzekering door beide partijen ondertekend en de polis is ingegaan op 1 september 2016. [157] Op 18 oktober 2016 diende [bedrijf 3] een incassodossier in waaruit bleek dat [bedrijf 3] goederen geleverd zou hebben voor een waarde van 97.914,90 euro aan
[bedrijf 7] B.V. Opvallend daarbij was dat het een levering betrof van automaterialen aan een fitnessschool. [158] [benadeelde 9] heeft per e-mail contact gehad met [medeverdachte 1] van [bedrijf 7] . [159] [benadeelde 9] kreeg sterk de indruk dat dit een frauduleuze transactie/claim betrof en heeft de claim op 14 februari 2017 afgewezen. Verdachte heeft in de tussentijd regelmatig medewerkers van [benadeelde 9] benaderd wat de stand van zaken was met betrekking tot de ingediende claim; na de afwijzing werd zijn toon intimiderend en agressief. [160]
De factuur van 24 augustus 2016 van [bedrijf 9] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] , aan [bedrijf 3] B.V., de heer [verdachte] , [adres] te [vestigingsplaats] , waarop als leverdatum is vermeld ’
29 augustus 2016’ en waarop onder meer is opgenomen viermaal een ‘
[benadeelde 4] schaarhefbrug 3200 kg.’ [161]
De factuur van 2 september 2016 van [bedrijf 3] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] aan [bedrijf 7] , t.a.v. [medeverdachte 1] , [adres] te [vestigingsplaats] , waarop als leverdatum is vermeld ‘
September 2016’ en als totaal te betalen bedrag 97.914,90 euro. Op de factuur is onder meer opgenomen viermaal een ‘
[benadeelde 4] wielvrije Schaarhefbrug, type OA532LP’. [162]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 24 oktober 2016 [163] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 9] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 9] is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 4 december 2015 [medeverdachte 2] , geboren op [1978] in [geboorteplaats] , adres [adres] , [vestigingsplaats] . [medeverdachte 2] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Het woonadres van [medeverdachte 2] is: [adres] , [vestigingsplaats] . [164]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 11 oktober 2016 [165] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 3] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 3] B.V. is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder met de titel Algemeen directeur is sinds 22 april 2015 [bedrijf 2] B.V. [bedrijf 2] B.V. is alleen/zelfstandig bevoegd.
Bestuurder van [bedrijf 2] B.V. met de titel Directeur is sinds 1 september 2011 [verdachte] , geboren op [1983] in Turkije. [verdachte] is alleen/zelfstandig bevoegd.
Gevolmachtigde is [medeverdachte 2] , geboren op [1978] in [geboorteplaats] , [adres] , [vestigingsplaats] . [166]
Bij de doorzoeking op 13 maart 2017 was [medeverdachte 2] aanwezig en heeft hij het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] geopend. Toen bleek dat er inpandige deuren op slot zaten, heeft [medeverdachte 2] ook deze deuren ontsloten. [167]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 20 juli 2016 [168] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 7] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van
[bedrijf 7] B.V.is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig werkzaam persoon en bestuurder met de titel Algemeen directeur is [medeverdachte 1] , geboren op [1971] te [geboorteplaats] . [medeverdachte 1] is alleen/zelfstandig bevoegd.
[medeverdachte 1] verklaart dat verdachte alles regelde voor [bedrijf 7] B.V. Er werd niks met het bedrijf gedaan. [169] [bedrijf 7] B.V. heeft nooit omzet gedraaid. [170] [medeverdachte 1] heeft nooit van [benadeelde 9] gehoord. Hij heeft nooit een grote partij goederen afgenomen van de [bedrijf 3] . [171] De factuur van 2 september 2016 waarop goederen staan voor de inrichting van een garagebedrijf heeft [medeverdachte 1] nooit gezien of getekend. [172] Met de goederen op deze factuur heeft hij niets te maken en hij heeft deze goederen nooit gezien. [173]
[aangever 4] heeft namens [benadeelde 4] B.V. aangifte gedaan van het bestellen door en leveren aan het bedrijf [bedrijf 8] aan de [adres] te [vestigingsplaats] van twee schaarhefbruggen en het niet betalen door [bedrijf 8] voor de schaarhefbruggen. [174] [aangever 4] verklaart dat kort voor 15 augustus 2016 een vertegenwoordiger van [benadeelde 4] naar het pand van [bedrijf 8] is gegaan en heeft gezien dat het pand helemaal leeg was. [175] [aangever 4] overlegt bij de aangifte een door een medewerker van [bedrijf 8] gemaakte foto [176] van de vloer waar de hefbruggen geplaatst moesten worden en op deze foto staat de man die namens [bedrijf 8] contact heeft gehad met [benadeelde 4] . De man op de foto wordt door brigadiers van politie Eenheid Midden-Nederland herkend als verdachte [verdachte] . [177]
De door [benadeelde 4] geleverde wielvrije schaarhefbruggen zijn aangetroffen in het pand van de [bedrijf 3] [178] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [179]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat sprake is van een ondeugdelijke poging, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak. Daartoe is gesteld dat de door verdachte bij [benadeelde 9] neergelegde claim tot uitkering van een bedrag van (ruim) 97.000 euro wegens het niet betalen door koper [medeverdachte 1] van [bedrijf 7] aan de [bedrijf 3] om reden dat deze vordering bij [benadeelde 9] was verzekerd, geen geschikt oplichtingsmiddel betreft om het misdrijf poging tot oplichting te voltooien. Immers blijkt uit het dossier dat het maximaal te claimen bedrag 10.000 euro bedroeg, hetgeen betekent dat de handelingen van verdachte nooit hadden kunnen leiden tot de door hem gewenste uitkering van 97.000 euro.
De rechtbank overweegt het volgende.
Art. 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht luidt: ‘
Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard’.
Voor de vraag of de ten laste gelegde poging tot oplichting van verzekeraar [benadeelde 9] bewezen kan worden verklaard, is van belang of is gehandeld ‘
ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf’ op de grond dat de in de tenlastelegging omschreven en te bewijzen gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf (HR 6 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2761).
De rechtbank beantwoordt voornoemde vraag bevestigend. De toegepaste oplichtingsmiddelen, bestaande uit het door verdachte en zijn mededader [medeverdachte 2] opzetten van een fictieve constructie waarbij door [bedrijf 3] goederen zouden zijn geleverd aan koper [bedrijf 7] maar voor die levering geen betaling zou hebben plaatsgevonden, waren naar de uiterlijke verschijningsvorm op zichzelf geschikt om [benadeelde 9] te bewegen tot uitkering van het bedrag dat door de koper niet zou zijn betaald. De enkele omstandigheid dat de toepasselijke polis onvoldoende dekking bood om – indien de claim zou zijn toegewezen – over te gaan tot uitkering van het volledige bedrag van 97.000 euro, maakt dit niet anders, nu die omstandigheid hooguit zou kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is geweest van een (strafbare)
relatiefondeugdelijke poging.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met [medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf (medeplegen van) poging tot oplichting, zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Feit 5
Bewijsmiddelen
Op 13 maart 2017 zijn bij een doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] onder meer aangetroffen:
  • een Albert Heijn boodschappentas met 5 Adidas trainingspakken;
  • een grijze vuilniszak met 10 Adidas trainingspakken;
  • een grijze vuilniszak met 10 Adidas trainingspakken;
  • een Action boodschappentas met 6 Adidas trainingspakken.
[bedrijf 10] heeft middels twee leveringen, op 20 januari 2017 en enkele dagen daarna, in totaal 36 Adidas trainingspakken geleverd aan [medeverdachte 1] . [181] Een dag eerder, op 19 januari 2017, had verdachte aan [medeverdachte 1] laten weten dat hij, zodra de trainingspakken binnen zouden zijn, er wel een stuk of 4, 5 wilde kopen. [182] Van de 6 Adidas trainingspakken in de Action boodschappentas kwamen de artikelnummers overeen met de door [bedrijf 10] opgegeven artikelnummers van de aan [medeverdachte 1] geleverde trainingspakken. [183]
[H] , ambtenaar van de Belastingdienst/Douane, heeft op 25 april 2017 onderzoek gedaan naar de trainingspakken in de grijze vuilniszakken en Albert Heijn boodschappentas. [184] Hij zag en telde 25 trainingspakken voorzien van de merknaam en het logo van de merkhouder Adidas en heeft vastgesteld dat deze trainingspakken zijn nagemaakt. [185]
Bewijsoverwegingen
De 25 vervalste trainingspakken zijn aangetroffen in de woning van verdachte, verdachte wist dat (ook) in de grijze vuilniszakken en in de Albert Heijn boodschappentas trainingspakken zaten en hij had de feitelijke zeggenschap over deze trainingspakken.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overweging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 januari 2017 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad 25 trainingspakken voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat deze vervalst waren.
De verklaring van verdachte dat hij alle in zijn woning aanwezige trainingspakken (en dus ook de vervalste trainingspakken) van [medeverdachte 1] had ontvangen en niet wist dat een aantal van deze pakken vervalst was, is ongeloofwaardig. Immers blijkt uit de bewijsmiddelen dat het de bedoeling was van verdachte om slechts een beperkt aantal trainingspakken (4 of 5) van [medeverdachte 1] af te nemen, hetgeen overeenkomt met het beperkte aantal niet-vervalste trainingspakken (6) dat in zijn woning is aangetroffen.
Feit 6
Bewijsmiddelen
De door [benadeelde 11] , accountmanager bij leasemaatschappij [leasemaatschappij] te [vestigingsplaats] , als getuige afgelegde verklaring, inhoudende, zakelijk weergegeven: [186]
Ik werd eind november 2016/begin december 2016 gebeld door een man die zich [verdachte]
noemde. Hij gaf aan dat hij van garagebedrijf [bedrijf 3] uit [vestigingsplaats] was. Hij wilde voor een klant een Volkswagen Golf GTE leasen. [verdachte] gaf aan dat de Golf GTE bestemd was voor een relatie van hem; dit bleek later het bedrijf [bedrijf 7] B.V. te zijn.
Ik heb een leaseofferte opgemaakt voor [bedrijf 7] . [verdachte] gaf aan dat hij deze offerte met zijn klant zou bespreken. Kort daarop kreeg ik van [verdachte] door dat zijn relatie [bedrijf 7] de offerte akkoord had bevonden.
Om het definitieve leasecontract op te maken vragen wij van de klant om ons de volgende gegevens aan te leveren: een KvK uitdraai en de jaarcijfers en prognoses.
Op 19 december 2016 kreeg ik een mail van meneer [naam] , die gebruik maakte van het mailadresinfo@ [naam] .nl. Deze meneer [naam] stuurde mij de gevraagde stukken die ik nodig had voor het opmaken van het definitieve contract voor [bedrijf 7] .
In de laatste week van december 2016 heb ik bij het bedrijf van [verdachte] in [vestigingsplaats] een ontmoeting gehad met [verdachte] en een man die zich [medeverdachte 1] noemde. [medeverdachte 1] heeft het leasecontract doorgelezen en ondertekend. Uiteindelijk is de Golf op 3 januari 2017 door de klant opgehaald.
De verklaring van getuige [benadeelde 11] na het tonen van twee foto’s. [187]
Na het tonen van foto 1 verklaart de getuige: ‘
Dit is [verdachte] van [bedrijf 3] uit Lelystad’.
Na het tonen van foto 2 verklaart de getuige: ‘
Dit is [medeverdachte 1] die het leasecontract heeft ondertekend.
Een email van 19 december 2016 [188] van [naam] , managing director van [bedrijf 7] B.V. aan [benadeelde 11] betreffende het aanleveren van gegevens in verband met de leaseaanvraag, bij welke email onder meer als bijlagen zijn gevoegd:
- het Financieel verslag 2015 van [bedrijf 7] B.V.; [189]
- het Financieel verslag Verlopige jaarcijfers 01-12-2016 van [bedrijf 7] B.V.; [190]
- het Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] enig aandeelhouder is van [bedrijf 7] B.V. te [vestigingsplaats] en dat hij als algemeen directeur alleen/zelfstandig bevoegd is; [191]
- de door [medeverdachte 1] op 21 december 2016 ondertekende ‘Machtiging doorlopende sepa incasso bedrijven’ op naam van (lessee) [bedrijf 7] B.V.; [192]
- een kopie van een Nederlandse identiteitskaart van [medeverdachte 1] , geboren op [1971] . [193]
Het contract van 20 december 2016 [194] van [leasemaatschappij] B.V. te [vestigingsplaats] met [bedrijf 7] B.V. te [vestigingsplaats] betreffende een full operational lease van een Volkswagen Golf GTE, namens [bedrijf 7] B.V. ondertekend door [medeverdachte 1] . Blijkens het contract is [bedrijf 11] te [vestigingsplaats] de leverancier van de Golf GTE.
De aan [benadeelde 11] gerichte email van 19 december 2016, ondertekend door [naam] , is verzonden vanaf het emailadres
info@ [naam] .nlvanaf IP-adres [IP-adres] . [195] De gebruiker van dit IP-adres is: [bedrijf 3] B.V. te [vestigingsplaats] . [196] Verdachte heeft, toen hij [benadeelde 11] eind november 2016/begin december 2016 heeft gebeld, aangegeven dat hij van garagebedrijf [bedrijf 3] uit [vestigingsplaats] was. [197]
Op 9 februari 2017 wordt vanaf een telefoonnummer in gebruik bij garagebedrijf [bedrijf 3] B.V. gebeld met [bedrijf 12] . De beller zegt ‘
U spreekt met [bedrijf 7] uit [vestigingsplaats]’. [198] Op verzoek noemt en spelt de beller zijn naam: [naam] Verbalisanten herkennen de stem van de beller als de stem van verdachte. [199]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door verdachte werd geïnformeerd dat een Volkswagen Golf geleased was en dat hij daarover gebeld kon worden. Kort erna werd [medeverdachte 1] gebeld en begin januari 2017 hebben [medeverdachte 1] en verdachte een Golf GTE opgehaald; volgens [medeverdachte 1] bij een Volkswagen dealer in Rotterdam. Verdachte heeft [medeverdachte 1] verteld dat een familielid van verdachte van de auto gebruik maakte. [medeverdachte 1] heeft van de leasemaatschappij gehoord dat een bedrag van ruim 900 euro openstond. [200]
[medeverdachte 1] kent geen meneer [naam] ; dat is verdachte. Verdachte heeft tegen [medeverdachte 1] gezegd dat meneer [naam] niet bestaat. [201] Het is een naam die door verdachte verzonnen is. [202]
[bedrijf 7] heeft nooit omzet gedraaid. [203] Verdachte regelde alles voor [bedrijf 7] B.V. [medeverdachte 1] heeft nooit belastingaangifte voor het bedrijf gedaan; verdachte vertelde dat er geen inkomsten waren, dat het minimaal was en dat dat niet nodig was. Er werd niks met het bedrijf gedaan. [204]
[medeverdachte 1] heeft de Volkswagen Golf van [leasemaatschappij] niet teruggekregen van verdachte; de auto is bij verdachte gebleven. Vanaf Rotterdam is [medeverdachte 1] samen met verdachte naar de [bedrijf 3] gereden; [medeverdachte 1] reed in een van de twee auto’s en beide auto’s moesten naar de [bedrijf 3] . [205]
Bewijsoverweging
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] , de enig aandeelhouder van [bedrijf 7] B.V. en als algemeen directeur alleen/zelfstandig bevoegd, dat met dit bedrijf niets is gedaan en dat het bedrijf nooit omzet heeft gemaakt, is vast komen te staan dat het Financieel verslag 2015 en het Financieel verslag Voorlopige jaarcijfers 01-12-2016 van [bedrijf 7] valselijk zijn opgemaakt.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en overweging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met [medeverdachte 1] , schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf (medeplegen van) oplichting, zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Feit 7
Bewijsmiddelen
[aangever 6] doet op 26 juli 2017 namens [benadeelde 12] B.V. en [benadeelde 13] N.V. aangifte tegen (onder meer) [I] en [bedrijf 2] B.V. te [vestigingsplaats] . [206]
Hij verklaart dat [benadeelde 13] op 18 juli 2014 een hypothecaire lening van 176.800 euro, inclusief een bouwdepot van 22.000 euro, heeft verstrekt aan de heer [I] ter financiering van de woning aan de [adres] te Lelystad. De heer [I] heeft opgegeven werkzaam te zijn als directeur bij [bedrijf 2] B.V. te [vestigingsplaats] voor een jaarinkomen van 65.820 euro. [207] In de acceptatiefase heeft [I] ter bevestiging van het inkomen een kopie arbeidsovereenkomst en jaaropgaven 2012 en 2013 aangeleverd. Op de werkgeversverklaring is aangegeven dat [I] op 1 december 2013 in dienst is getreden bij [bedrijf 2] . Uit de jaaropgaven blijkt van een eerder dienstverband bij [bedrijf 13] B.V. te [vestigingsplaats] . Uit onderzoek blijkt dat [bedrijf 13] B.V. op naam stond van [bedrijf 2] . [bedrijf 2] is dus de huidige en vorige werkgever van [I] . Er is contact geweest met de werkgever die bevestigde dat [I] werkzaam is voor [bedrijf 2] . Vanaf dat moment is er alleen contact geweest met de heer [verdachte] van [bedrijf 2] . [208]
De door aanvrager [I] op 6 juni 2014 ondertekende financieringsaanvraag betreffende een [naam] (nummer [nummer 2] ) ter hoogte van 176.800 euro ten behoeve van de aankoop van een woning te [woonplaats] . [209]
Een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] , op naam van [I] , getekend op 13 juni 2014 door [verdachte] . Blijkens deze werkgeversverklaring is [I] sinds 1 december 2013 in dienst bij [bedrijf 2] als directeur en bedraagt het jaarsalaris inclusief vakantietoeslag 65.820,47. [210]
Een salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V., [adres] te [vestigingsplaats] , op naam van [I] , betreffende het loon van [I] als directeur van [bedrijf 2] B.V. over de maand mei 2014. [211]
Een jaaropgave 2013 van [bedrijf 13] B.V. te [vestigingsplaats] , op naam van [I] , met een bedrag als heffingsloon van 68.543 euro. [212]
Een jaaropgave 2012 van [bedrijf 13] B.V. te [vestigingsplaats] , op naam van [I] , met een bedrag als fiscaal loon van 68.543 euro. [213]
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat [I] niet voorkomt op de lijst met medewerkers van [bedrijf 2] B.V. Uit de aangifte loonbelasting van [bedrijf 2] B.V. met betrekking tot 2014 blijkt dat er geen medewerkers in dienst waren bij [bedrijf 2] B.V. [214]
Uit onderzoek naar de loongegevens van [I] blijkt dat hij in het jaar 2014 een netto jaarinkomen had van 636 euro en dat hij in de jaren 2012 tot en met 2016 geen loon heeft ontvangen van [bedrijf 2] B.V. [215]
[I] verklaart op 26 oktober 2015 dat hij sinds een jaar of vier als oproepkracht werkt bij [bedrijf 14] in de functie van beveiliger. Zijn maandelijkse inkomen is wisselend. [216] Op 16 april 2016 antwoordt hij op de vraag welk werk hij heeft gedaan: ‘
Ik heb beveiliging gedaan. [217]
Uit een
Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandelvan 11 oktober 2016 [218] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 2] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt dat verdachte sinds 1 september 2011 bestuurder met de titel Directeur is, dat hij de enig werkzame persoon is binnen [bedrijf 2] B.V. en dat hij alleen/zelfstandig bevoegd is.
Bij een doorzoeking op het adres [adres] te [vestigingsplaats] op 13 maart 2017 is een [benadeelde 6] laptop in beslag genomen. [219] Op deze laptop bevindt zich een map ‘ [I] ’. [220]
In de map ‘ [I] ’ bevinden zich onder meer de volgende documenten:
In de submap ‘
Hypotheekofferte t.n.v. de heer [I] (WFD-GV [naam] ) [nummer 2]’ bevinden zich onder meer de volgende documenten:
Het adres [adres] te [vestigingsplaats] betreft het postadres van [bedrijf 2] B.V. [222] en het vestigingsadres van [bedrijf 3] B.V. [223]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met [I] , schuldig heeft gemaakt aan het onder 7 primair ten laste gelegde misdrijf (medeplegen van) oplichting, zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Feiten 8 en 9 [224]
Onder 8 primair is ten laste gelegd dat verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 november 2016 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen één of meer geldbedragen, te weten:
A. een geldbedrag of geldbedragen van circa 19.565 euro en circa 11.000 euro;
B. een geldbedrag of geldbedragen van in totaal ongeveer 202.825 euro;
C. een geldbedrag of geldbedragen van in totaal ongeveer 12.050 euro;
van welke geldbedragen verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf, heeft witgewassen.
Onder 8 subsidiair is ten laste gelegd dat [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. in voornoemde periode in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen één of meer geldbedragen zoals hiervoor benoemd heeft witgewassen, terwijl verdachte samen met een ander of anderen of alleen tot die gedragingen opdracht heeft gegeven en/of aan die gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Onder 9 is ten laste gelegd dat verdachte in de periode van 21 november 2014 tot en met 26 oktober 2016 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen een geldbedrag of geldbedragen van in totaal ongeveer 46.850 euro, van welk geldbedrag verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit afkomstig was uit enig misdrijf, heeft witgewassen.
De onder 8 (primair en subsidiair) genoemde onderdelen A., B. en C. zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Het onder 9 ten laste gelegde zal gezamenlijk met onderdeel B. van het onder 8 ten laste gelegde worden besproken.
Feit 8 - A. een geldbedrag of geldbedragen van circa 19.565 euro en circa 11.000 euro
Bewijsoverweging
Zoals hiervoor onder feit 7 is weergegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [I] schuldig heeft gemaakt aan oplichting, in die zin dat zij met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 12] B.V. en/of [benadeelde 13] N.V. hebben bewogen tot de afgifte van een hypothecaire lening van 176.800 euro, inclusief een bouwdepot van 22.000 euro, ter financiering van de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Op grond van het onder 7 primair bewezen verklaarde, staat vast dat de hypothecaire lening van 176.800 euro, inclusief het bouwdepot van 22.000 euro, uit misdrijf is verkregen.
Bewijsmiddelen
[aangever 6] doet op 26 juli 2017 namens [benadeelde 12] B.V. en [benadeelde 13] N.V. aangifte tegen [I] , [bedrijf 2] B.V. te [vestigingsplaats] , Handelsonderneming [onderneming 1] B.V. te [vestigingsplaats] en [J] . [225]
[aangever 6] verklaart dat [benadeelde 13] op 18 juli 2014 een hypothecaire lening van 176.800 euro, inclusief een bouwdepot van 22.000 euro, heeft verstrekt aan de heer [I] ter financiering van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [226]
Op 12 augustus 2014 heeft [benadeelde 12] namens [benadeelde 13] N.V. bouwdepotbetalingen gedaan van 17.565,60 euro en 2.000 euro op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 15] . Er is een totaalbedrag uitgekeerd van 19.575 euro voor het vervangen van de kozijnen en het renoveren van de badkamer. [227] Uit de door Veiligheidszaken uitgevoerde controle is geen renovatie van kozijnen gebleken. Uit een hertaxatie van 6 november 2015 is niet gebleken dat er een renovatie aan de badkamer is verricht. [228]
Uit onderzoek bij de ABN-AMRO bank is gebleken dat op 12 augustus 2014 een bedrag van 17.575,60 en 2.000 is overgemaakt van [benadeelde 12] naar [bedrijf 15] . Op 13 augustus heeft de heer [J] een bedrag van 19.575,60 euro uitbetaald naar de rekening van werkgever [bedrijf 2] . Via slinkse wijze heeft [bedrijf 2] de gelden verkregen vanuit het bouwdepot. [benadeelde 12] doet namens [benadeelde 13] N.V. aangifte van bouwdepotfraude. [229]
De door [I] ondertekende verbouwingsspecificatie betreffende een [naam] ter hoogte van 18.000 euro ten behoeve van ramen en kozijnen van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [230]
Een factuur gedateerd 4 augustus 2014 van [bedrijf 15] te [vestigingsplaats] gericht aan [I] , [adres] te [vestigingsplaats] , betreffende het vervangen van kozijnen en renoveren van de badkamer voor een totaalbedrag van 22.921,10 euro, te voldoen op rekeningnummer [rekeningnummer] . [231]
[bedrijf 15] valt onder Handelsonderneming [onderneming 1] B.V., een bedrijf van [J] . [232]
Op 13 augustus 2014 vindt van rekening [rekeningnummer] van [K] een overboeking plaats naar [verdachte] van een geldbedrag van 19.565 euro met omschrijving ‘SPOEDBETALING’. [233]
Op 14 augustus 2014 vindt van rekening [rekeningnummer] van [verdachte] een overboeking plaats naar [I] van een geldbedrag van 11.000 euro met omschrijving ‘Betaling.’ [234]
Aanvullende bewijsoverwegingen
De rechtbank begrijpt dat in het in de aangifte van [aangever 6] genoemde rekeningnummer ten name van [bedrijf 15] een kennelijke typefout staat, in die zin dat in de aangifte NL06ABNA 046513
6076 is opgenomen in plaats van [rekeningnummer] . De rechtbank herstelt deze fout door het laatste te lezen voor het eerste. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Uit voornoemde bewijsoverweging en bewijsmiddelen volgt niet alleen dat het bouwdepot (als onderdeel van de door [benadeelde 12] verstrekte hypothecaire lening) uit het misdrijf oplichting is verkregen, maar ook dat het overboeken van geldbedragen uit dit bouwdepot door [benadeelde 12] naar [bedrijf 15] heeft plaatsgevonden na het (met het oog daarop gepleegde) misdrijf oplichting. Immers zijn de geldbedragen uit het bouwdepot uitgekeerd op basis van door [I] gefingeerde verbeteringen aan de woning aan de [adres] te Lelystad en een valse factuur van [bedrijf 15] met betrekking tot het vermeende uitvoeren van die verbeteringen. Van de uit dit bouwdepot uitgekeerde geldbedragen is door [K] 19.565 euro overgeboekt naar verdachte en heeft verdachte vervolgens 11.000 doorgestort naar [I] .
Uit voornoemde handelingen volgt tevens dat verdachte, [I] en [K] wisten dat deze bedragen uit enig misdrijf waren verkregen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de in de tenlastelegging van feit 8 primair onder A. omschreven geldbedragen van 19.565 euro en 11.000 euro heeft witgewassen.
Feit 8 - B. een geldbedrag of geldbedragen van in totaal ongeveer 202.825 euro
en
Feit 9 - een geldbedrag of geldbedragen van in totaal ongeveer 46.850 euro
Bewijsmiddelen
Contante stortingen
Op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer] [235] zijn in de periode van 5 februari 2013 tot en met 26 september 2016 contante stortingen gedaan voor een totaalbedrag van 202.825 euro. [236] Verdachte is de zakelijk vertegenwoordiger van deze bankrekening. [237] Uit de grootboekadministratie van [bedrijf 2] B.V. blijkt dat deze contante stortingen worden verantwoord als privé stortingen van verdachte. [238]
Op de bankrekening van Handelsonderneming [bedrijf 2] met rekeningnummer NL58INGB 0006726508 [239] zijn in de periode van 21 november 2014 tot en met 21 juni 2016 contante stortingen gedaan voor een totaalbedrag van 46.850 euro. [240]
Het legale inkomen van verdachte in de periode 2013 tot en met 2016
Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar het legale inkomen van verdachte in de periode 2013 tot en met 2016 volgens gegevens van het ICOV, de belastingdienst, bankrekeningen en grootboekadministraties van de bedrijven van verdachte. [241]
Het inkomen van verdachte uit werk en woning bestaat alleen uit een uitkering van het UWV. In de periode 2013 tot en met oktober 2016 heeft verdachte een bedrag van 57.111,79 euro van het UWV ontvangen. [242]
Verdachte was in de periode 2013 tot en met 2016 eigenaar c.q. aandeelhouder/bestuurder van de bedrijven Handelsonderneming [bedrijf 2] [243] en [bedrijf 2] B.V. [244]
De startdatum van Handelsonderneming [bedrijf 2] is 22 september 2014. Volgens gegevens van het ICOV werd geen winst of verlies gerealiseerd en volgens de aangiftes omzetbelasting werd sinds de oprichting van de onderneming geen omzet gerealiseerd. [245]
De belastingdienst heeft loonbelastinggegevens verstrekt van [bedrijf 2] B.V. Uit deze gegevens blijkt dat verdachte geen salaris heeft ontvangen uit [bedrijf 2] B.V. in de periode 2013 tot en met 2017. [246]
[bedrijf 2] B.V. is 100% aandeelhouder van drie B.V.’s, te weten [bedrijf 16] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 17] B.V. Uit de loonbelastinggegevens blijkt dat verdachte in de periode 2013 tot en met 2016 geen salaris heeft ontvangen uit deze B.V.’s. Uit de grootboekrekening blijkt dat in de periode 2013 tot en met 2016 geen geldstroom heeft plaatsgevonden vanuit deze B.V.’s naar verdachte privé. [247]
[bedrijf 2] B.V. ontvangt in de periode april 2014 tot en met oktober 2015 8.800 euro aan opbrengsten uit verhuur van (een kamer van) de woning aan de [adres] te [woonplaats] , welke woning in eigendom is van [L] en [M] . In de periode mei tot en met november 2014 wordt een bedrag van 3.700 aan [L] betaald. [248]
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een concreet grondmisdrijf en de contante stortingen op voornoemde bankrekeningen van [bedrijf 2] B.V. en Handelsonderneming [bedrijf 2] . De rechtbank zal daarom gebruik maken van het op basis van vaste jurisprudentie voor zodanige situaties geldende toetsingskader. Hieruit volgt dat het ten laste gelegde witwassen slechts bewezen kan worden indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de contant gestorte gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Allereerst dient te worden vastgesteld of sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de gelden. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Mocht de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geven, dan is het (eventueel) aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde (alternatieve) herkomst van de gelden. Voor een mogelijke bewezenverklaring van witwassen dient uiteindelijk te worden beoordeeld of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Vermoeden van witwassen
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen volgt dat de totaalbedragen aan contante stortingen van 202.825 op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. en 46.850 op de bankrekening van Handelsonderneming [bedrijf 2] niet of mogelijk slechts voor een (zeer) beperkt deel kunnen worden verklaard uit de legale inkomsten van verdachte.
Zoals hiervoor in dit vonnis is overwogen, acht de rechtbank een groot aantal aan verdachte ten laste gelegde vermogensdelicten wettig en overtuigend bewezen. Het gaat hierbij onder meer om (het medeplegen van) de misdrijven flessentrekkerij, verduistering en oplichting en om het aan de boedel van een gefailleerde onttrekken van goederen ten nadele van schuldeisers.
Naar het oordeel van de rechtbank zouden voornoemde (bewezen verklaarde) misdrijven de herkomst van de contant gestorte geldbedragen op de bankrekeningen van [bedrijf 2] B.V. en Handelsonderneming [bedrijf 2] kunnen verklaren. Derhalve is sprake van een vermoeden van witwassen.
Verklaring verdachte omtrent de herkomst van de gelden
Verdachte heeft verklaard dat wanneer hij een bedrijf startte, hij geld leende om kapitaal te verkrijgen. Uit bankrekeningen blijkt ook dat sprake is van transacties met de omschrijving ‘lening’. Overgelegd zijn zeven leningsovereenkomsten die tussen verdachte en andere personen zijn gesloten in de ten laste gelegde periode. Daarnaast zouden er leningen zijn waarvoor geen (schriftelijke) overeenkomsten zijn opgemaakt en ook daarbij gaat het niet enkel om kleine bedragen; in dat verband is van belang dat in de Turkse cultuur het ‘(ere)woord’ evident en leidend is. Verdachte heeft de in de leningsovereenkomsten bedoelde bedragen contant ontvangen. Het totaal van de bedragen uit de leningen komt uit op 195.000 euro. Dat in combinatie met het legale inkomen van verdachte verklaart de contante stortingen.
Voor het geval de rechtbank op basis van de overgelegde stukken niet kan stellen dat de contant gestorte bedragen een legale herkomst hebben, heeft de verdediging het (voorwaardelijk) verzoek gedaan de ‘uitleners’ als getuigen te horen.
Beoordeling
Beoordeeld dient te worden of de door verdachte gegeven verklaring omtrent de herkomst van de contante stortingen van in totaal bijna 250.000 op de bankrekeningen van [bedrijf 2] B.V. en Handelsonderneming [bedrijf 2] (voldoende) concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij deze beoordeling richt de rechtbank zich op de door de verdachte overgelegde zeven leningsovereenkomsten. Het standpunt van verdachte dat er ook andere leningen zijn waaraan geen overeenkomst ten grondslag ligt, is niet concreet en niet verifieerbaar en kan om die reden niet bijdragen aan enige verklaring omtrent de herkomst van de gelden.
De rechtbank houdt bij de beoordeling van de leningsovereenkomsten rekening met de volgende feiten en omstandigheden:
  • op 13 maart 2017 is verdachte voor het eerst door de politie gehoord. Verdachte heeft sindsdien in zijn verhoren bij de politie niet over de leningen of leningsovereenkomsten verklaard;
  • ‘uitlener’ [uitlener 1] is op 17 juli 2018 door de rechter-commissaris gehoord. De lening en leningsovereenkomst zijn in dit verhoor niet genoemd en de verdediging heeft hierover geen vragen gesteld aan de getuige;
  • ‘uitlener’ [uitlener 2] is door de verdediging meegenomen naar de terechtzitting van 14 oktober 2019 om als getuige te worden gehoord. Tijdens het verhoor van deze getuige zijn de lening en leningsovereenkomst niet genoemd en de verdediging heeft hierover geen vragen gesteld aan de getuige;
  • de zeven leningsovereenkomsten zijn door de verdediging op 14 oktober 2020 aan de rechtbank en de officier van justitie overgelegd;
  • op de terechtzitting van 20 oktober 2020 heeft verdachte de leningen voor het eerst genoemd. Tijdens de vele zittingsmomenten na aanvang van de behandeling op de terechtzitting van 16 juni 2017 is door of namens verdachte niet over de leningen gesproken;
  • na een proces van 3 jaren en 4 maanden is op de op één na laatste zittingsdag een voorwaardelijke verzoek gedaan tot het (doen) horen van de ‘uitleners’;
  • uit de leningen en de daarbij gevoegde bijlagen blijkt onder meer het volgende:
  • alle leningen hebben een voor dergelijke leningen (ongebruikelijk) lange looptijd van 120 maanden;
  • een van de leningsovereenkomsten betreft een lening van verdachte (zelf) aan (zijn eigen bedrijf) [bedrijf 2] B.V.;
  • in alle leningsovereenkomsten is opgenomen dat de ‘uitlener’ ervoor zorg zal dragen dat het geldbedrag op de rekening-courant van [bedrijf 2] zal komen te staan, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij alle geldbedragen contant heeft ontvangen;
  • bij zes leningen is tussen de ‘uitlener’ en [bedrijf 2] B.V. (als ‘inlener’) overeengekomen dat [bedrijf 2] jaarlijks een niet cumulatieve rente zal betalen, variërend van 2,7% tot 3%. Uit de termijnbedragen en het aantal termijnen volgt echter (bij vijf leningen) dat na de looptijd van de lening exact het geleende bedrag zal zijn terugbetaald zonder dat de overeengekomen rente in rekening is gebracht, dan wel (bij één lening) dat zelfs 1.000 euro minder dan het geleende bedrag zal zijn terugbetaald;
  • bij één lening is tussen de ‘uitlener’ en [bedrijf 2] B.V. overeengekomen dat jaarlijks een niet cumulatieve rente zal worden voldaan van 1%. Uit de termijnbedragen en het aantal termijnen volgt echter dat na afloop van de looptijd 8% rente zal zijn betaald;
  • bij iedere leningsovereenkomst is een kopie van een legitimatiebewijs van de ‘uitlener’ gevoegd. Daarbij valt het volgende op:
o ook bij de lening van verdachte aan zijn eigen bedrijf [bedrijf 2] is een kopie van zijn legitimatiebewijs gevoegd;
o bij vier leningsovereenkomsten blijkt uit de datum van afgifte van het legitimatiebewijs dat de kopie van dit bewijs (ruim) na het aangaan van de overeenkomst als bijlage bij de overeenkomst is gevoegd; bij drie overeenkomsten zou dit zelfs meer dan twee of drie jaren na het aangaan van de overeenkomst hebben plaatsgevonden;
o twee legitimatiebewijzen dateren van ná 13 maart 2017, zijnde de datum waarop doorzoekingen hebben plaatsgevonden en vanaf welk moment verdachte heeft kunnen begrijpen dat mogelijk een strafrechtelijk onderzoek tegen hem zou worden ingesteld.
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring voor de herkomst van de contante gelden hoogst onwaarschijnlijk. Het is (volstrekt) ongeloofwaardig dat verdachte, terwijl hij al ruim 3 jaren wist ervan te worden verdacht contante geldbedragen van in totaal bijna tweeënhalf ton te hebben witgewassen, al die jaren niet heeft gedacht aan leningen van derden die de herkomst van die geldbedragen zouden kunnen verklaren. Het ‘vergeten’ van die leningen is temeer ongeloofwaardig om de volgende redenen:
  • de leningen zouden substantiële bedragen betreffen tussen 20.000 en 50.000 euro die verdachte contant zou hebben ontvangen. Het contant ontvangen van bedragen van deze omvang wordt over het algemeen niet vergeten, zeker niet wanneer het een serie van dergelijke ontvangsten betreft en een aantal van deze bedragen bovendien op dezelfde datum (1 oktober 2013) aan verdachte zouden zijn verstrekt;
  • zelfs nadat doorzoekingen hadden plaatsgevonden en verdachte daaruit heeft kunnen afleiden dat een strafrechtelijk onderzoek tegen hem was gestart, heeft hij kopieën van legitimatiebewijzen van ‘uitleners’ bij de leningsovereenkomsten gevoegd;
  • uit het voorgaande volgt niet alleen dat verdachte jarenlang de beschikking zou hebben gehad over de leningsovereenkomsten, maar ook dat hij deze eenvoudig voorhanden zou hebben gehad;
  • het horen van de getuigen [uitlener 1] en [uitlener 2] zou verdachte er niet aan hebben herinnerd dat hij van deze ‘uitleners’ grote geldbedragen contant had ontvangen.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de overgelegde leningsovereenkomsten, gelet op de hiervoor opgesomde bijzondere kenmerken daarvan en voornoemde overwegingen, geen legale, authentieke leningsovereenkomsten betreffen maar eerder lijken te zijn opgemaakt en te zijn overgelegd teneinde de werkelijke herkomst van de contant gestorte geldbedragen te camoufleren.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de op de bankrekeningen van [bedrijf 2] B.V. en Handelsonderneming [bedrijf 2] gestorte contante geldbedragen een legale herkomst hebben en concludeert de rechtbank dat als enig aanvaardbare verklaring overblijft dat deze geldbedragen een criminele herkomst hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat deze gelden uit misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlasteleggingen van feit 8 primair onder B. en feit 9 omschreven geldbedragen van in totaal ongeveer 202.825 euro en 46.850 euro heeft witgewassen.
Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om de in de leningsovereenkomsten genoemde ‘uitleners’ (nogmaals of voor het eerst) als getuigen te (doen) horen wordt afgewezen, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Feit 8 - C. een geldbedrag of geldbedragen van in totaal ongeveer 12.050 euro
De rechtbank zal verdachte van het ten laste gelegde witwassen van dit geldbedrag vrijspreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 10 [249]
Bewijsmiddelen
In het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] is een ordner in beslag genomen met het opschrift ‘
[bedrijf 3] 2015’. In deze ordner zijn zeven verkoopfacturen van [bedrijf 3] B.V. te [vestigingsplaats] aangetroffen, allen gedateerd 19 september 2015 en gericht aan [bedrijf 18] B.V. te [vestigingsplaats] . Deze facturen betreffen (telkens) de verkoop door [bedrijf 3] van een Peugeot 107 aan [bedrijf 18] voor een bedrag van (elk) 3.307 euro. Het totaalbedrag van de verkopen van de Peugeots bedraagt 23.149 euro. [250]
Uit RDW-gegevens betreffende zes van voornoemde Peugeots 107 blijkt dat deze auto’s op 17 september 2015 bij de RDW waren ingeschreven op naam van [bedrijf 3] B.V. te [vestigingsplaats] . [251]
Uit de digitale grootboekadministratie van de [bedrijf 3] B.V. betreffende het boekjaar 2015 blijkt dat de zeven facturen van in totaal 23.149 euro aan [bedrijf 18] B.V. zijn verantwoord op de grootboekrekening 8200: “
Omzet marge auto’s 0%”. De betalingen van de zeven facturen door [bedrijf 18] B.V. zijn volgens de digitale grootboekadministratie van [bedrijf 3] B.V. ontvangen per kas. [252]
De inkoop van de verkochte auto’s is niet verantwoord in de digitale grootboekadministratie van [bedrijf 3] B.V. [253]
Uit een
Uittreksel Kamer van Koophandelvan 11 oktober 2016 [254] betreffende de Besloten Vennootschap
[bedrijf 3] B.V.te [vestigingsplaats] blijkt het volgende:
Het vestigingsadres van [bedrijf 3] B.V. is [adres] , [vestigingsplaats] .
Enig aandeelhouder en bestuurder is sinds 22 april 2015 [bedrijf 2] B.V. [bedrijf 2] B.V. is alleen/zelfstandig bevoegd.
Bestuurder van [bedrijf 2] B.V. is sinds 1 september 2011 [verdachte] . Hij is alleen/zelfstandig bevoegd. [255]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 3] B.V. zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde misdrijf valsheid in geschrift, terwijl verdachte opdracht heeft gegeven tot, althans feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, zoals hierna omschreven in rubriek 5.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2016 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2015, in staat van faillissement was verklaard
in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2016 meermalen (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van [bedrijf 1] B.V.
opzettelijk meerdere goederen aan de boedel heeft onttrokken
en
in de periode van 20 januari 2014 tot en met 10 februari 2016 niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken en bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld;
2
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten onder meer:
op 27 juni 2016 in de gemeente Lelystad twee hefbruggen en een mobiele airco geleverd door [benadeelde 2] B.V. en
in de periode van 15 mei 2016 tot en met 05 juni 2016 in de gemeente Lelystad een systeemtester, een gereedschapswagen, een (groot) aantal banden en een laptop, geleverd door [benadeelde 3] B.V. en
op 17 mei 2016 in de gemeente Lelystad twee schaarbruggen geleverd door [benadeelde 4] B.V. en
in de periode van 01 juli 2014 tot en met 01 december 2014 in de gemeente Lelystad een aantal laptops en/of tablets en/of notebooks (met een totale waarde van 191.000 euro, geleverd door [benadeelde 6] en
in de periode van 30 juni 2014 tot en met 15 augustus 2014 in de gemeente Lelystad een aantal PVC buizen en kranen en koppelingen en een combiketel en een thermostaat geleverd door [benadeelde 7] en
in de periode van 26 juni 2014 tot en met 14 juli 2014 in de gemeente Lelystad een (grote) hoeveelheid bouwmaterialen met een totale waarde van ongeveer 12.435 euro geleverd door [benadeelde 8] ;
en
hij in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk een grote hoeveelheid fitnessapparatuur, toebehorende aan [benadeelde 1] . Nederland, welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als lease-contractant, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
hij op 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Sig Sauer, type 220) en munitie van categorie III, te weten acht patronen voorhanden heeft gehad;
4
hij in de periode van september 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 9] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 97.000 euro, tezamen en in vereniging met anderen met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) tegen een of meer werknemer(s) van [benadeelde 9] verklaard dat het bedrijf [bedrijf 3] B.V. in september 2016 voor een bedrag van 97.000 euro aan goederen heeft geleverd aan het bedrijf [bedrijf 7] B.V. op naam van [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] deze goederen niet heeft betaald en dat deze vordering bij [benadeelde 9] is verzekerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5
hij in de periode van 20 januari 2017 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad opzettelijk waren die valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander en van het merk waarop een ander recht had, te weten 25 trainingspakken welke valselijk waren voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk Adidas, in voorraad heeft gehad;
6
hij in de periode van 01 december 2016 tot en met 03 januari 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 10] en [benadeelde 11] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Golf GTE), hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware hij [naam] van het bedrijf [bedrijf 7] B.V. en
- een valselijk opgemaakt financieel verslag 2015 van [bedrijf 7] en een valselijk opgemaakt financieel verslag voorlopige jaarcijfers 01-02-2016 van [bedrijf 7] aan [benadeelde 10] en [benadeelde 11] aangeleverd en
- een uittreksel van de KvK over [bedrijf 7] B.V. aan [benadeelde 10] en [benadeelde 11] aangeleverd en
- een getekende "machtiging doorlopend sepa incasso bedrijven" op naam van [bedrijf 7] aan [benadeelde 10] en [benadeelde 11] aangeleverd,

waardoor [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;

7 primair

hij in de periode van 01 januari 2014 tot en met 18 juli 2014 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels (een of meer medewerkers van) [benadeelde 12] B.V. en/of [benadeelde 13] N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire lening van 176.800 euro, inclusief bouwdepot van 22.000 euro, hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid

- een valse werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V. voor [I] over 2014, als ware [I] als directeur in dienst van [bedrijf 2] aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd en
- een valse salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. voor [I] over de maand mei 2014, als ware [I] als directeur in dienst van [bedrijf 2] aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd en
- een valse jaaropgave op naam van [I] over het jaar 2013 van het bedrijf [bedrijf 13] B.V. met een bedrag als heffingsloon van 68.543 euro jaarsalaris aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd en
- een valse jaaropgave op naam van [I] over het jaar 2012 van het bedrijf [bedrijf 13] B.V. met een bedrag als heffingsloon van 68.543 euro jaarsalaris aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd,

waardoor (die werknemer(s) van) de [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;

8 primair
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 november 2016 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen voorwerpen te weten:
A. geldbedragen (een bedrag van 19.565 euro en een bedrag van 11.000 euro);
B. geldbedragen (in totaal ongeveer 202.825 euro);
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan de werkelijke aard heeft verhuld, terwijl verdachte en/of zijn mededader (telkens) wist(en) dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf;
9
hij in de periode van 21 november 2014 tot en met 26 oktober 2016 te Lelystad, althans in Nederland, meermalen voorwerpen, te weten geldbedragen (in totaal 46.850 euro) heeft voorhanden gehad en omgezet en daarvan de werkelijke aard heeft verhuld, terwijl verdachte (telkens) wist dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf;
10
[bedrijf 3] B.V. in de periode van 19 september 2015 tot en met 30 oktober 2017 te Lelystad een post die deel uitmaakt van de digitale grootboekadministratie van [bedrijf 3] B.V. betreffende het boekjaar 2015, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk een geldbedrag van in totaal 23.149 euro opgevoerd als 'contante omzet 0%', zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tot voren omschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
De in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging voorkomende taal- en schrijffouten zijn verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
In de tekst van het onder 1, 2, 4 en 7 primair ten laste gelegde is sprake van een aantal kennelijke vergissingen:
  • in het onder 1 ten laste gelegde staat ‘
  • in het onder 2 als subfeit 10 ten laste gelegde staat ‘
  • in het onder 4 ten laste gelegde staat tweemaal ‘
  • in het onder 7 primair ten laste gelegde staat ‘
  • in het onder 7 primair ten laste gelegde staat bij het tweede gedachtestreepje ‘
De rechtbank heeft deze vergissingen in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging verbeterd door telkens het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 primair, 8 primair, 9 en 10 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon:
enig goed aan de boedel onttrekken
en
niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld;
2
medeplegen van een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
en
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
3
ten aanzien van het wapen:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van de munitie:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4
medeplegen van poging tot oplichting;
5
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben;
6 en 7 primair

medeplegen van oplichting;

8 primair

medeplegen van witwassen;

9
witwassen;
10
valsheid in geschrift, terwijl het strafbare feit wordt begaan door een rechtspersoon en verdachte tot het feit opdracht heeft gegeven althans feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast vordert de officier van justitie een beroepsverbod als bedoeld in artikel 339 van het Wetboek van Strafrecht, in die zin dat verdachte voor de duur van de op te leggen vrijheidsstraf alsmede gedurende 4 jaren deze vrijheidsstraf te boven gaande, zal worden ontzet van de uitoefening van alle beroepen die inhoudelijk vallen onder:
  • de (activiteiten-)omschrijving in de Kamer van Koophandel van de (toenmalige) bedrijven [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 8] , [bedrijf 7] , de autohandel, de financiële sector (waaronder banken, verzekeringsmaatschappijen, adviesbureaus op het gebied van belastingen, financiën in de meest brede zin), en
  • het bemiddelen tussen bedrijven, overheden of andere organisaties en hun (al dan niet: potentiële) klanten t.a.v. het leveren van stoffelijke producten of diensten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een geheel of gedeeltelijke bewezenverklaring een op te leggen straf te beperken tot een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf. Voorts is bepleit om de vordering tot oplegging van een beroepsverbod af te wijzen; een zodanig verbod kan slechts in beeld komen indien sprake is van meervoudig recidiveren, terwijl verdachte geen relevante justitiële documentatie op zijn naam heeft staan.
De verdediging heeft gewezen op een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte en verzocht om daarmee rekening te houden. Verdachte lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, functioneert intellectueel op een matig beperkt niveau, heeft fysieke ondersteuning nodig van de thuiszorg, bijvoorbeeld bij het wassen en douchen, en er is sprake van het gebruik van medicatie. De echtgenote van verdachte heeft psychische problemen, hetgeen betekent dat verdachte de zorg heeft voor de kinderen. De kinderen lijden bovendien zwaar onder de huidige situatie. Verdachte is zwart gemaakt in de media, hetgeen onder meer tot gevolg heeft gehad dat velen hem de rug hebben toegekeerd.
Ten slotte heeft de raadsman gesteld dat rekening dient te worden gehouden met een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan een serie vermogensdelicten.
Verdachte heeft een gewoonte gemaakt van het kopen van goederen zonder te betalen. Daarbij ging het veelal om kostbare goederen, zoals hef- en schaarbruggen, mobiele airco’s, gereedschappen, bouwmaterialen, autobanden en een grote hoeveelheid laptops, tablets en notebooks. Samen met mededader [medeverdachte 1] heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering door een grote partij kostbare fitnessapparaten te leasen en vervolgens te laten verdwijnen. Verdachte heeft geprobeerd deze verdwijning te camoufleren door [medeverdachte 1] te bewegen een valse aangifte te doen bij de politie en te verklaren dat de fitnessapparaten bij een inbraak zouden zijn gestolen. Voorts heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) oplichting of een poging daartoe: oplichting van een verzekeringsmaatschappij door een niet geleden schade te claimen, oplichting van een leasemaatschappij door hen op basis van valse stukken te bewegen een auto mee te geven en oplichting van een financiële instelling door op basis van valse stukken een hypothecaire lening, inclusief bouwdepot, te verkrijgen. Dit bouwdepot is vervolgens, ook weer op basis van valse stukken, leeggehaald en het geld uit het bouwdepot is witgewassen. Daarnaast heeft verdachte bijna tweeënhalve ton aan contant geld witgewassen. Als (feitelijk) bestuurder van een rechtspersoon heeft hij valsheid in geschrift gepleegd en, ten nadele van de schuldeisers, goederen onttrokken aan de boedel van een gefailleerde. Ten slotte heeft verdachte nagemaakte merkkleding en een vuurwapen met patronen voorhanden gehad.
Met zijn handelen heeft verdachte een spoor van ellende achter zich gelaten voor slachtoffers die (fors) financieel zijn benadeeld. Verdachte heeft veel bedrijven aanzienlijke financiële schade toegebracht en overlast bezorgd en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Het handelen van verdachte was niet alleen weloverwogen, maar vooral ook doortrapt en enkel en alleen gericht op financieel gewin, met name voor zichzelf. Over de door hem aan de benadeelden toegebrachte schade en overlast heeft verdachte zich niet bekommerd. De wijze waarop verdachte heeft gehandeld is schaamteloos te noemen.
Verdachte dient te worden aangemerkt als de intellectuele dader van de bewezen verklaarde feiten. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte anderen heeft ingezet ten behoeve van zijn criminele activiteiten en dat hij daarbij constructies heeft opgezet om zelf buiten schot te blijven. De rol van verdachte bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten is dan ook cruciaal geweest.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing houdt de rechtbank voor wat betreft de persoon van verdachte rekening met de volgende stukken:
  • een Reclasseringsadvies (beknopt, rechtszitting) van 26 september 2017, uitgebracht door M. Vogelpoel, reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Lelystad;
  • een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 20 november 2017, uitgebracht door H.E.W. Koornstra, psycholoog;
  • een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 29 november 2017, uitgebracht door J. Marx, forensisch psychiater;
  • door de verdediging overgelegde stukken betreffende de psychische en fysieke gesteldheid van verdachte.
De reclassering kan het risico op recidive niet inschatten. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met oplegging van (bijzondere) voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering.
Uit de rapporten van de deskundige Koornstra en Marx volgt dat bij verdachte (waarschijnlijk) sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een posttraumatische stress-stoornis. Over een eventueel verband tussen deze problematiek en de ten laste gelegde (thans bewezen verklaarde) feiten kan door de deskundigen, gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte, geen uitspraak worden gedaan. Ook over de mate van toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte en over het risico op recidive kan door de deskundigen geen uitspraak worden gedaan. Beide deskundigen onthouden zich van een advies in een strafrechtelijk kader.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 24 februari 2020, waaruit volgt dat verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Verdachte heeft op geen enkel moment spijt betuigd ten opzichte van de benadeelden. Evenmin heeft hij enig inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. Integendeel; verdachte heeft tijdens het vooronderzoek en op de terechtzittingen, telkens de verantwoordelijkheid van zich afgeschoven en gewezen naar anderen: [A] , [F] en medeverdachte [medeverdachte 1] om een aantal te noemen. Hij heeft ook te elfder ure leenovereenkomsten ingebracht die het voorhanden hebben van grote (witgewassen) geldbedragen zou moeten rechtvaardigen. Verdachte heeft de rechtbank er echter niet van kunnen overtuigen dat het echte overeenkomsten zijn op basis waarvan daadwerkelijk leningen verstrekt. Het overleggen van deze stukken had kennelijk geen ander doel dan het opwerpen van een rookgordijn voor de rechtbank en/of om mogelijk weer uitstel van de behandeling van zijn strafzaak te bewerkstelligen. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met deze omstandigheden.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en die betrekking hebben op fraude in algemene zin. Tot de in deze oriëntatiepunten bedoelde fraudedelicten worden onder meer gerekend de misdrijven flessentrekkerij, verduistering, oplichting, valsheid in geschrift en witwassen. Voor de hoogte van een mogelijk op te leggen straf wordt aansluiting gezocht bij de hoogte van het benadelingsbedrag, waarbij onder meer de volgende oriëntatiepunten worden genoemd:
Benadelingsbedrag Oriëntatiepunt
250.000 euro tot 500.000 euro 12 tot 18 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk
500.000 euro tot 1.000.000 euro 18 tot 24 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk
1.000.000 euro en hoger 24 maanden – maximum gevangenisstraf
Optelling van de uit de bewezenverklaarde feiten voortvloeiende schadebedragen leidt tot een totaalbedrag dat (ruim) onder het hoogste oriëntatiepunt valt. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin nadrukkelijk rekening met de (zeer) kwalijke rol die verdachte als (intellectuele) dader heeft gespeeld zoals hiervoor is omschreven.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank tevens gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet hoger zal zijn dan het reeds ondergane voorarrest, zoals door de verdediging is bepleit, zou onvoldoende recht doen aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt. De rechtbank acht oplegging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
De rechtbank acht voorts een ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep waarin verdachte (een aantal van) de thans bewezen verklaarde misdrijven heeft begaan, op zijn plaats. Zonder oplegging van deze bijkomende straf bestaat een aanzienlijke kans dat verdachte vanuit een soortgelijke positie of functie opnieuw soortgelijke feiten zal plegen. Dit geeft aanleiding het de verdachte voor de nabije toekomst onmogelijk te maken opnieuw een soortgelijke positie of functie uit te oefenen.
De rechtbank zal de ontzetting van het recht zoals hiervoor bedoeld omschrijven in die zin dat zij verdachte zal ontzetten van het recht tot uitoefening van werkzaamheden als bestuurder van een B.V.. De rechtbank ziet aanleiding de duur van de op te leggen ontzetting, gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht, te bepalen op 8 jaren, zijnde een tijd die de duur van de op te leggen gevangenisstraf 4 jaren te boven gaat.
Redelijke termijn van berechting
De rechtbank overweegt met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden het volgende.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 13 maart 2017. Dat is de datum waarop verdachte is aangehouden, in verzekering is gesteld en voor de eerste keer is verhoord, aan welke handelingen verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 2 december 2020. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 44 maanden bedraagt.
Bij beantwoording van de vraag of aan deze termijnoverschrijding enige consequentie dient te worden verbonden, neemt de rechtbank het volgende in overweging.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten en dat veel van deze feiten complex van aard zijn, hetgeen gevolgen heeft gehad voor de ingewikkeldheid en de duur van het onderzoek en de omvang van het strafdossier. Voorts weegt mee dat van de zijde van de verdediging een groot aantal onderzoekswensen is gedaan en dat het honoreren daarvan heeft geleid tot het (doen) horen van vele getuigen, hetgeen (eveneens) zijn weerslag heeft gehad op de duur van het onderzoek. De inhoudelijke behandeling van deze zaak stond gepland op 17, 18 en 19 juni 2019. Deze is afgebroken op 17 juni 2019, omdat verdachte onwel werd. De inhoudelijke behandeling is vervolgens gepland in de week van 14 oktober 2019, maar heeft geen doorgang kunnen vinden na een wraking van de leden van de rechtbank door verdachte, welke wraking nadien ongegrond is verklaard. Zonder deze laatstgenoemde vertraging had vonnis kunnen worden gewezen in november 2019. Voornoemde vertraging kan (mede) aan verdachte worden toegerekend.
Ten slotte weegt de rechtbank mee dat de op 7 april 2020 geplande inhoudelijke behandeling geen doorgang heeft kunnen vinden wegens het uitbreken van de COVID 19-pandemie. De ten gevolge daarvan ontstane vertraging van het strafproces is weliswaar niet aan verdachte toe te rekenen, maar zou ook niet aan de orde zijn geweest indien in november 2019 vonnis was gewezen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn van berechting weliswaar niet geheel, maar wel voor een groot deel aan verdachte kan worden toegerekend en voor zijn rekening dient te komen. Dit betekent dat aan deze overschrijding geen verdergaande consequentie behoeft te worden verbonden dan het (slechts) constateren dat van een overschrijding sprake is.
Voorlopige hechtenis
Bij beslissing van deze rechtbank van 16 juni 2017 is de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte bevolen met ingang van 19 juni 2017. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen. Met het onderhavige vonnis zijn de ernstige bezwaren gegeven en ook de aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggende recidivegrond is onverkort aanwezig. De aan de eerder bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis ten grondslag liggende omstandigheden zijn in het licht van dit vonnis niet meer aan de orde, althans van onvoldoende gewicht om voortduring van de schorsing van de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen.

9.BESLAG

In de strafzaak met parketnummer 16/707248-16 rust beslag op een groot aantal voorwerpen, opgenomen op een ‘
Beslagoverzicht’ (voorwerpen genummerd 1 tot en met 9) en een daarop aansluitende ‘
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ van 13 juni 2019 (voorwerpen genummerd 10 tot en met 36, 38 tot en met 58 en 60 tot en met 64) en zoals hieronder beschreven.
Op de volgende voorwerpen rust conservatoir beslag (ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering):
euro, valuta: waarde 750 euro;
euro, valuta: waarde 500 euro;
een personenauto: [kenteken] ;
onroerend goed: [adres] , [woonplaats] , sectie [sectie] .
Voorts rust strafvorderlijk beslag (ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering) op de volgende voorwerpen:
5. airco vulapparaat: Texa comfort 760R – R134A;
6. zonnebank 1;
7. zonnebank 2;
8. zonnebank 3;
9. zonnebank 4;
10. een telefoon: kleur zwart, Apple iPhone 6;
11. een telefoon: Apple iPhone 6S, telefoon met oplader;
12. een computer: kleur grijs, Apple Macbook, Macbook en adapter;
13. een computer: kleur zwart, Samsung tablet;
14. een computer: kleur zwart, Samsung tablet, tablet inclusief hoes;
15. een computer: kleur zwart, [benadeelde 6] inspiron;
16. administratieve bescheiden: brief envelop met adm [leasemaatschappij] ;
17. administratieve bescheiden: 5 brieven [bedrijf 16] , [adres] 10 ;
18. administratieve bescheiden: map diverse Arbeidsovereenkomst – bedrijfsOVK;
19. administratieve bescheiden: offertes fitnessapparatuur;
20. administratieve bescheiden: huurovereenkomst;
21. administratieve bescheiden: Turks document met adres en banknummer;
22. administratieve bescheiden: huurovk tussen [bedrijf 2] & [bedrijf 19] ;
23. diverse bankpassen in sealbag:
betaalpas ING t.n.v. Handelsonderneming [bedrijf 2] , [verdachte] , [rekeningnummer] ;
kredietpas ABN-AMRO t.n.v. [verdachte] , [rekeningnummer] ;
ING card t.n.v. [verdachte] , [rekeningnummer] ;
Bankamatik Turkiye Bankasi t.n.v. [verdachte] , [rekeningnummer] ;
Wereldpas SNS Bank t.n.v. [medeverdachte 1] [bedrijf 7] [rekeningnummer] ;
24. een computer: kleur zwart, [benadeelde 6] Latitude, laptop met oplader;
25. een computer: kleur zilver, Apple iMac;
26. administratieve bescheiden: diverse bescheiden [bedrijf 8] ;
27. een computer: kleur zilver, Apple iMac, inclusief muis en toetsenbord;
28. een stuk: fitnessapparatuur;
29. 100 stuks: fitnessapparatuur;
30. 2 stuks: heft;
31. een heft: Steril Koni SK2030;
32. een heft: Koni 1 Kolom SK2055-EFA;
33. een doucheslang: douchekop in doos;
34. een doucheslang: doos met diverse douchebenodigdheden kop, slang, schroef;
35. een computer: NZXT;
36. een computer: [benadeelde 6] tablet inclusief oplaadsnoer;
38 een stuk: fitnessapparatuur;
39 administratieve bescheiden;
40 administratieve bescheiden: export papier fitnessapp naar TR 378770;
41 administratieve bescheiden: ordner 2013 tot 2014;
42 administratieve bescheiden: ordner [bedrijf 16] ;
43 administratieve bescheiden: ordner [bedrijf 3] B.V.;
44 administratieve bescheiden: ordner polissen [bedrijf 2] ;
45 administratieve bescheiden: ordner Solo Mio;
46 administratieve bescheiden: diverse papieren administratie [bedrijf 2] ;
47 administratieve bescheiden: ordner [bedrijf 2] 2016;
48 administratieve bescheiden: ordner [naam] 2016;
49 administratieve bescheiden: ordner [naam] 2012, 2013;
50 administratieve bescheiden: ordner import servies 16 [benadeelde 9] 16;
51 administratieve bescheiden: ordner export;
52 administratieve bescheiden: ordner facturen oktober tot december en [bedrijf 3] 2015;
53 administratieve bescheiden: diverse facturen;
54 administratieve bescheiden: waardetaxatie BMW FCN730;
55 machine: sauna, ibg 13-03-17 losse delen ong. 2 meter hoog;
56 machine: sauna, ibg 13-03-17, losse delen;
57 airconditioner: Robinair AC695PRO, ibg 13-03-17;
58 wagen: stikstofset met manometer, ibg 13-03-17;
60 administratieve bescheiden: Original Dr. [naam] , ibg 13-03-17 zonnebank nr 2 papieren;
61 administratieve bescheiden: Original Dr. [naam] , ibg 13-03-17 zonnebank nr 3 papieren;
62 administratieve bescheiden: Original Dr. [naam] , ibg 13-03-17 zonnebank nr 1 papieren;
63 een stuk: papier, ibg 13-03-17, zonnebank papieren;
64 administratieve bescheiden: autopapieren ibg 13-03-17 map met diverse papieren.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake de inbeslaggenomen voorwerpen gevorderd als volgt te beslissen:
- verbeurdverklaring van de voorwerpen onder 10 tot en met 14, 25, 27, 33, 34, 55 en 56;
- onttrekking aan het verkeer van het voorwerp onder 23e;
- teruggave aan de redelijkerwijs rechthebbenden:
* [benadeelde 4] B.V.: de voorwerpen onder 5 en 30;
* Ultrasun: de voorwerpen onder 6 tot en met 9 en 60 tot en met 63;
* [benadeelde 2] B.V.: de voorwerpen onder 31, 32, 57 en 58;
althans, subsidiair, ten aanzien van deze voorwerpen:
* de voorwerpen onder 5, 30, 31, 32, 57 en 58: verbeurdverklaring;
* de voorwerpen onder 6 tot en met 9 en 60 tot en met 63: voortduring van het beslag tot zekerheid van verhaal in het kader van de procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;
- teruggave aan de rechthebbenden:
* [benadeelde 6] B.V.: de voorwerpen onder 15, 24, 35 en 36;
* [benadeelde 1] . Netherlands: de voorwerpen onder 28, 29 en 38;
- teruggave aan verdachte van de voorwerpen onder 23a, 23b, 23c en 23d;
- voortduring van het beslag tot zekerheid van verhaal in de procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de voorwerpen onder 16 tot en met 22, 26, 39 tot en met 54 en 64.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht alle voorwerpen waarop beslag rust aan verdachte terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Conservatoir beslag
Nu op de onder 1 tot en met 4 vermelde voorwerpen geen beslag rust als bedoeld in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (klassiek beslag), maar beslag als bedoeld in artikel 94a van voornoemd wetboek (conservatoir beslag), zal de rechtbank geen beslissing nemen met betrekking tot deze voorwerpen.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen vermeld onder 10 tot en met 14, 25 en 27 zullen verbeurd worden verklaard, aangezien het bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan.
De voorwerpen vermeld onder 33, 34, 55 en 56 zullen verbeurd worden verklaard, aangezien niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Onttrekking aan het verkeer
Het voorwerp genoemd onder 23e zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten bij verdachte aangetroffen en kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Teruggave aan (redelijkerwijs) rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van na te noemen voorwerpen aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt, te weten teruggave aan:
* [benadeelde 4] B.V.: de voorwerpen onder 5 en 30;
* Ultrasun: de voorwerpen onder 6 tot en met 9 en 60 tot en met 63;
* [benadeelde 2] B.V.: de voorwerpen onder 31, 32, 57 en 58;
* [benadeelde 6] B.V.: de voorwerpen onder 15, 24, 35 en 36;
* [benadeelde 1] . Netherlands: de voorwerpen onder 28, 29 en 38.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de aan hem toebehorende voorwerpen genoemd onder 23a, 23b, 23c en 23d, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Onthouding van een beslissing
De rechtbank zal zich onthouden van een beslissing met betrekking tot de voorwerpen genoemd onder 16 tot en met 22, 26, 39 tot en met 54 en 64. De rechtbank acht het (in het kader van de procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) in het belang van strafvordering dat het beslag op deze voorwerpen gehandhaafd blijft.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Vordering [benadeelde 1] . Netherlands B.V.
[benadeelde 1] . Netherlands B.V. te Houten heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 128.256,71 euro. Dit bedrag betreft materiële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2 ten laste gelegde flessentrekkerij en (het medeplegen van) verduistering, en bestaat uit:
  • betaalde bemiddelingskosten van 23.240,96 euro;
  • installatiekosten van de apparatuur van 22.131,00 euro;
  • kosten van het ophalen van de apparatuur van 16.400,50 euro;
  • kosten betreffende een terugkoopverplichting jegens [bedrijf 20] van 60.359,59 euro;
  • proceskosten van 16.480,24 euro;
  • te verminderen met een bedrag aan reeds vergoede schade van 10.355,58 euro.
De benadeelde partij heeft tevens toewijzing gevorderd van de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [benadeelde 1] . Netherlands B.V. niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de gestelde jegens [bedrijf 20] bestaande terugkoopverplichting onvoldoende is onderbouwd en dat het nader onderzoeken van een en ander een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, dat de ophaalkosten en proceskosten onvoldoende zijn onderbouwd nu uit de stukken niet inzichtelijk is geworden hoe de handelsonderneming [onderneming 2] zich verhoudt tot [benadeelde 1] . Netherlands B.V. en ten slotte dat de bemiddelings- en installatiekosten reeds zijn toegewezen bij vonnis van de civiele handelskamer van de Rechtbank Midden-Nederland van 5 september 2018.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om, indien verdachte zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair is (eveneens) verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering om reden dat reeds is geprocedeerd bij de civiele rechter en de onderhavige strafrechtelijke procedure niet mag dienen als een verkapte procedure in hoger beroep. In de civiele procedure is een aantal van de thans gevorderde schadebedragen al aan de benadeelde partij toegewezen, terwijl andere schadebedragen wegens onvoldoende onderbouwing zijn afgewezen. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering wegens een gebrek aan onderbouwing van de vordering, althans wegens een onevenredige belasting van het strafgeding.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 1] . Netherlands B.V. rechtstreeks materiële schade heeft geleden ten gevolge van de hiervoor ten laste van verdachte onder 2 bewezen verklaarde misdrijven flessentrekkerij en (het medeplegen van) verduistering.
De handelskamer van deze rechtbank heeft op 5 september 2018 (zaaknummer C/16/436617/HL ZA 17-114) vonnis gewezen in een door [benadeelde 1] . Netherlands B.V. geëntameerde civiele procedure tegen verdachte en [bedrijf 2] B.V.. De rechtbank zoekt aansluiting bij dat vonnis en ziet geen reden thans anders te oordelen over de verschillende schadeposten dan wel ten tweeden male dergelijke posten toe te wijzen. Dit heeft tot gevolg dat de reeds door de rechtbank toegewezen bemiddelings- en installatiekosten zullen worden afgewezen, terwijl de vordering voor wat betreft de kosten van het ophalen van de apparatuur onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Hetzelfde geldt voor de gestelde kosten die voortvloeien uit de terugkoopverplichting van de goederen jegens [bedrijf 20] . Ook met de (in de Duitse taal opgestelde) toelichting acht de rechtbank deze post onvoldoende onderbouwd, hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in dit deel van de vordering. De gevorderde proceskosten, ten slotte, houden primair verband met genoemde civiele procedure en worden om die reden afgewezen.
Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten van verdachte voor zover deze kosten betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
10.5
Vordering [benadeelde 2] Nederland B.V.
[benadeelde 2] Nederland B.V. te Deventer heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 23.638,80 euro. Dit bedrag betreft materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde subfeit 4. Deze schade bestaat uit kosten betreffende:
  • geleverde en niet betaalde goederen, minus het bedrag van de aanbetaling, van 17.523,72 euro, te vermeerderen met BTW van 3.679,98 euro;
  • transportkosten van 650,00 euro, te vermeerderen met BTW van 136,50 euro;
  • proceskosten van 1.648,60 euro.
Indien de benadeelde partij de geleverde en niet betaalde goederen retour ontvangt, strekt de vordering voor wat betreft deze kostenpost tot vergoeding van de afschrijvingskosten op deze goederen met een percentage van 10% per jaar.
De benadeelde partij heeft tevens toewijzing gevorderd van de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
10.7
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om, indien verdachte zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering om reden dat de vordering te ingewikkeld is en een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
10.8
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde 2] Nederland B.V. rechtstreeks materiële schade heeft geleden ten gevolge van de in de onderhavige strafzaak tegen verdachte onder 2, subfeit 4, bewezen verklaarde flessentrekkerij en de in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 2] (onder feit 1 primair) bewezen verklaarde opzetheling. Verdachte heeft de goederen gekocht en niet betaald en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft deze goederen vervolgens verkregen en voorhanden gehouden terwijl hij wist dat deze goederen uit misdrijf waren verkregen. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat beide (in de strafzaken tegen verdachte en voornoemde medeverdachte) bewezen verklaarde feiten, in onderling verband en samenhang bezien, rechtstreeks hebben geleid tot de door de benadeelde partij [benadeelde 2] Nederland B.V. geleden materiële schade.
De goederen waarvan de benadeelde partij de schade heeft begroot op 17.523,72 euro zijn inbeslaggenomen onder verdachte. Zoals hiervoor is overwogen, zal de rechtbank in dit vonnis de teruggave gelasten van deze goederen aan [benadeelde 2] Nederland B.V. Dit betekent dat de vordering voor wat betreft deze kosten door de benadeelde partij wordt beperkt en thans (nog) strekt tot vergoeding van afschrijvingskosten.
De rechtbank acht het redelijk afschrijvingskosten toe te wijzen en waardeert deze afschrijvingskosten op (een voor dergelijke goederen gebruikelijk percentage van) 10% per jaar. Gelet op de factuurdatum betreffende deze goederen van 28 juni 2016, zal de rechtbank een afschrijvingspercentage hanteren van 45%, hetgeen leidt tot een afschrijvingsbedrag van 7.885,67 euro. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2016 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal tevens de gevorderde transportkosten van 650,00 euro, welke kosten eveneens rechtstreeks voortvloeien uit de hiervoor bedoelde, in de strafzaken tegen verdachte (onder 2, subfeit 4) en medeverdachte [medeverdachte 2] (onder 1 primair) bewezen verklaarde feiten, toewijzen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, zijnde de factuurdatum 22 maart 2017, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ten slotte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 2] Nederland B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op 1.648,60 euro. Dit bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente op de wijze als hieronder bij de beslissing is omschreven.
Verdachte is voor voornoemde schadebedragen naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor de volledige bedragen aansprakelijk is.
In lijn met bestendige jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde BTW niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het moet er voor worden gehouden dat deze gestelde schadepost op de voet van artikel 29 van de Wet op de omzetbelasting voor verrekening in aanmerking komt. Daarnaast rust op de benadeelde partij de verplichting tot schadebeperking ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Nu niettemin en in weerwil van de hiervoor weergegeven wettelijke uitgangspunten de BTW zonder verdere toelichting is gevorderd, dient de vordering in zoverre als onvoldoende onderbouwd te worden aangemerkt, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van de toe te wijzen bedragen aan de Staat, zoals door [benadeelde 2] Nederland B.V. is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
10.9
Vordering [benadeelde 3] B.V.
[benadeelde 3] B.V. te Den Ham heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 29.619,72 euro. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde subfeit 5. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
10.11
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om, indien verdachte zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering om reden dat de vordering te ingewikkeld is en een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
10.12
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 3] B.V. als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde subfeit 5 rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de schade 29.619,72 euro bedraagt. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van acht niet betaalde facturen, zoals door [benadeelde 3] B.V. in de vordering is omschreven en met bewijsstukken is onderbouwd, minus de bedragen van twee creditnota’s. De rechtbank zal de vordering van [benadeelde 3] B.V. tot voornoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal bij de afzonderlijke schadeposten telkens worden berekend vanaf het moment dat de schade is ontstaan tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 3] B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat, zoals door [benadeelde 3] B.V. is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
10.13
Vordering [benadeelde 6] B.V.
[benadeelde 6] B.V. te Amsterdam heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 99.143,05 euro. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde subfeit 8. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.14
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
10.15
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien verdachte zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.16
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 6] B.V. als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde subfeit 8 rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de schade 99.143,05 euro bedraagt. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van drie niet betaalde transacties, zoals door [benadeelde 6] B.V. in de vordering is omschreven en met bewijsstukken is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van [benadeelde 6] B.V. tot voornoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal bij de afzonderlijke schadeposten telkens worden berekend vanaf het moment dat de schade is ontstaan tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 6] B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat, zoals door [benadeelde 6] B.V. is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
10.17
Vordering [benadeelde 8]
te Tilburg heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 11.969,91 euro. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde subfeit 10 en betreft het totaalbedrag van niet betaalde facturen waarop de bedragen van enkele creditnota’s in mindering is gebracht.
De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.18
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
10.19
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om, indien verdachte zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De verdediging heeft subsidiair verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe is gesteld dat het in de rede ligt dat [benadeelde 8] een civiele procedure is gestart en dat er onder die omstandigheden in de strafzaak geen ruimte is voor toewijzing van de vordering.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 8] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde subfeit 10 rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij onderbouwd.
De rechtbank passeert het standpunt van de verdediging dat in de onderhavige strafzaak geen ruimte zou zijn voor toewijzing van de vordering om reden dat [benadeelde 8] mogelijk een civiele procedure zou zijn gestart. De rechtbank stelt vast dat dit standpunt door de verdediging niet alleen niet is onderbouwd, maar dat bovendien door de verdediging zelf is gesteld dat het niet bekend is of [benadeelde 8] wel of niet een zodanige procedure is gestart.
De rechtbank stelt vast dat de door [benadeelde 8] gevorderde schade een bedrag betreft van 11.969,91 euro inclusief BTW. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van dertien niet betaalde facturen, zoals door [benadeelde 8] in de vordering is omschreven en welke facturen bij de vordering zijn overgelegd, minus de bedragen van zes creditnota’s die eveneens zijn overgelegd.
In lijn met bestendige jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde BTW niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het moet er voor worden gehouden dat deze gestelde schadepost op de voet van artikel 29 van de Wet op de omzetbelasting voor verrekening in aanmerking komt. Daarnaast rust op de benadeelde partij de verplichting tot schadebeperking ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Nu niettemin en in weerwil van de hiervoor weergegeven wettelijke uitgangspunten de BTW zonder verdere toelichting is gevorderd, dient de vordering in zoverre als onvoldoende onderbouwd te worden aangemerkt, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank heeft het totaalbedrag van de niet betaalde facturen berekend op een bedrag van 11.236,30 euro exclusief BTW en het totaalbedrag van de blijkens de creditnota’s terugbetaalde bedragen op 1.897,93 euro. Hieruit volgt dat het totale schadebedrag van [benadeelde 8] 9.338,37 euro bedraagt. De rechtbank zal de vordering van [benadeelde 8] tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal worden berekend vanaf de (factuur)datum van de laatste factuur betreffende de levering van goederen, zijnde 14 juli 2014.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 8] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat, zoals door [benadeelde 8] is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
10.21
Vordering [benadeelde 13] N.V.
[benadeelde 13] N.V. te Breda heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 3.781,16 euro. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
10.23
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (primair) verzocht om, indien verdachte zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Voor het geval verdachte wordt veroordeeld, heeft de verdediging (subsidiair) verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, althans de vordering af te wijzen. Daartoe is gesteld dat de hypothecaire lening niet aan verdachte is verstrekt maar aan de heer [I] , verdachte van het aan hypotheek uitgekeerde bedrag niets heeft ontvangen, verdachte bovendien geen gebruik heeft gemaakt van de woning waarvoor de hypotheek is verstrekt en ten slotte dat het niet opportuun is verdachte te veroordelen in de schade die [I] heeft veroorzaakt.
10.24
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 13] N.V. als gevolg van het hiervoor onder 7 primair bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Uit de omstandigheid dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het
ten laste van verdachte bewezen verklaarde medeplegen van oplichting, volgt reeds dat het subsidiaire verzoek van de verdediging dient te worden verworpen.
Deze schade is door de benadeelde partij onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de schade 3.781,16 euro bedraagt. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van de restschuld na verkoop van de woning aan de [adres] te [vestigingsplaats] , voor welke woning de hypotheek was verstrekt, en kosten van de deurwaarder, zoals door [benadeelde 13] N.V. in de vordering is omschreven en met bewijsstukken is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van [benadeelde 13] N.V. tot voornoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal bij de afzonderlijke schadeposten telkens worden berekend vanaf het moment dat de schade is ontstaan tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 13] N.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat, zoals door [benadeelde 13] N.V. is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 31, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 51, 57, 225, 321, 326, 326a, 337, 343 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 primair, 8 primair, 9 en 10 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 primair, 8 primair, 9 en 10 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 primair, 8 primair, 9 en 10 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
- ontzet verdachte van het recht tot uitoefening van werkzaamheden als bestuurder van een B.V. gedurende een periode van 8 (acht) jaren;
Beslag
- verklaart verbeurd de onder de nummers 10 tot en met 14, 25, 27, 33, 34, 55 en 56 genoemde voorwerpen zoals hiervoor in rubriek 9 is vermeld;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het onder nummer 23e genoemde voorwerp zoals hiervoor in rubriek 9 is vermeld;
- gelast de teruggave aan de navolgende rechthebbenden van de hiervoor in rubriek 9 vermelde voorwerpen:
* [benadeelde 4] B.V.: de voorwerpen onder 5 en 30;
* Ultrasun: de voorwerpen onder 6 tot en met 9 en 60 tot en met 63;
* [benadeelde 2] B.V.: de voorwerpen onder 31, 32, 57 en 58;
* [benadeelde 6] B.V.: de voorwerpen onder 15, 24, 35 en 36;
* [benadeelde 1] . Netherlands: de voorwerpen onder 28, 29 en 38.
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder de nummers 23a, 23b, 23c en 23d genoemde voorwerpen zoals hiervoor in rubriek 9 is vermeld;
Benadeelde partij [benadeelde 1] . Netherlands B.V.
- wijst de vordering van [benadeelde 1] . Netherlands B.V. af voor wat betreft de gestelde bemiddelingskosten, installatiekosten en proceskosten;
- verklaart [benadeelde 1] . Netherlands B.V. niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft de gestelde kosten van het ophalen van de apparatuur en kosten die voortvloeien uit de terugkoopverplichting van de goederen jegens [bedrijf 20] ;
- veroordeelt [benadeelde 1] . Netherlands B.V. in de kosten door de verdachte gemaakt (voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering), tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
- wijst de vordering van [benadeelde 2] Nederland B.V. toe tot een bedrag van 8.535,67 euro;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] Nederland B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • 7.885,67 euro vanaf 28 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • 650,00 euro vanaf 22 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
met dien verstande dat indien en voor zover reeds door medeverdachte [medeverdachte 2] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 2] Nederland B.V. voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op 1.648,60 euro, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
met dien verstande dat indien en voor zover reeds door medeverdachte [medeverdachte 2] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
Benadeelde partij [benadeelde 3] B.V.
- wijst de vordering van [benadeelde 3] B.V. toe tot een bedrag van 29.619,72 euro;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 3] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • 538,74 euro vanaf 24 mei 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • 8.530,50 euro vanaf 26 mei 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • 14.222,18 euro vanaf 31 mei 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • 6.328,30 euro vanaf 2 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 3] B.V. gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 6] B.V.
- wijst de vordering van [benadeelde 6] B.V. toe tot een bedrag van 99.143,05 euro;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 6] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • 51.483,25 euro vanaf 5 juli 2014 tot de dag van volledige betaling;
  • 17.277,00 euro vanaf 21 juli 2014 tot de dag van volledige betaling;
  • 30.382,80 euro vanaf 31 juli 2014 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 6] B.V. gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 8]
- wijst de vordering van [benadeelde 8] toe tot een bedrag van 9.338,37 euro;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 8] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 8] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 13] N.V.
- wijst de vordering van [benadeelde 13] N.V. toe tot een bedrag van 3.781,16 euro;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 13] N.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • 3.558,45 euro vanaf 26 maart 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • 94,32 euro vanaf 29 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • 67,89 euro vanaf 18 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • 60,50 euro vanaf 25 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 13] N.V. gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. H.J. Bos en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2020.
Mr. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/707248-16
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van20 januari 2014 tot en met 13 maart 2016 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, (telkens) als (feitelijke) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., welke rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank Midden Nederland van 10 februari 2015, in staat van faillisement was verklaard, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
A.
in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2016 meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van [bedrijf 1] BV opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en) en/of een of meerdere goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken (telkens) op een tijdstip waarop hij wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen
en/of
B.
in de periode van 20 janauri 2014 tot en emt 10 februari 2016 niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers in dat artikel bedoeld
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten ondermeer:
op of omstreeks 27 januari 2015 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een hoeveelheid fitnessapparatuur geleverd door [benadeelde 1] . Nederland en/of
op of omstreeks 12 september 2016 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland een grote hoeveelheid fitnessapparatuur (met een totale waarde van ongeveer 200.000,-- Euro) geleverd door [benadeelde 1] . Nederland en/of
op of omstreeks 27 januari 2017 in de gemeente Dronten, in elk geval in Nederland een grote hoeveelheid fitnessapparatuur geleverd door [benadeelde 1] . Nederland en/of
op of omstreeks 27 juni 2016 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland twee hefbruggen en/of een mobiele airco geleverd door [benadeelde 2] B.V. en/of
een of meermalen in de periode van 15 mei 2016 tot en met 05 juni 2016 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een systeemtester, een gereedschapswagen, een (groot) aantal banden, in elk geval een (groot) aantal automaterialen en/of een laptop, geleverd door [benadeelde 3] BV
op of omstreeks 17 mei 2016 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland twee schaarbruggen geleverd door [benadeelde 4] B.V. en/of
op of omstreeks 31 mei 2016 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een hoeveelheid automaterialen geleverd door [benadeelde 5] en/of
in of omstreeks de periode van 01 juli 2014 tot en met 01 december 2014 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een aantal laptops en/of tablets en/of notebooks (met een totale waarde van 191.000,-- Euro, geleverd door [benadeelde 6] en/althans [benadeelde 15] BV en/of
in of omstreeks de periode van 30 juni 2014 tot en met 15 augustus 2014 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een (groot) aantal PVC buizen en/of een kranen en/of koppelingen en/of een combiketel en/of een thermostaat, in elk geval een groot aantal goederen met een totale waarde van ongeveer 14.403,70 Euro geleverd door [benadeelde 7] en/of
in of omstreeks de periode van 26 juni 2014 tot en met 14 juli 2014 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een(grote) hoeveelheid bouwmaterialen met een totale waarde van ongeveer 12.435,-- geleverd door [benadeelde 8] ;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een grote hoeveelheid fitnessapparatuur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] . Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte (al dan niet in dienstbetrekking), anders dan door misdrijf, te weten als lease-contractant, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
3
hij op of omstreeks 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Sig Sauer, type 220) en/of munitie van categorie III, te weten acht, in elk geval een aantal patronen voorhanden heeft gehad;
4
hij in of omstreeks de periode van september 2016 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, althans in het arrondissement Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 9] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 97.000,--, in elk geval van enig goed, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid als volgt heeft gehandeld: zijnde en / of hebbende hij, verdachte, en / of (één of meer van) zijn mededader(s) tegen een of meer werknemer(s) van [benadeelde 9] verklaard dat het bedrijf [bedrijf 3] B.V. in september 2016 voor een bedrag van 97.000,-- aan goederen heeft geleverd aan het bedrijf [bedrijf 7] B.V. op naam van [medeverdachte 1] en/of dat [medeverdachte 1] deze goederen niet heeft betaald en/of dat deze vordering bij [benadeelde 9] is verzekerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2017 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten 25, in elk geval een aantal trainingspakken, welke valselijk waren voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk Adidas, heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad;
6
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2016 tot en met 03 januari 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Golf GTE), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware hij [naam] van het bedrijf [bedrijf 7] B.V. en/of
- een valselijk opgemaakt financieel verslag 2015 van [bedrijf 7] en/of een valselijk opgemaakt financieel verslag voorlopige jaarcijfers 01-02-2016 van [bedrijf 7] aan [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] aangeleverd en/of
- een uittreksel van de KvK over [bedrijf 7] B.V. aan [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] aangeleverd en/of
- een getekende "machtiging doorlopend sepa incasso bedrijven" op naam van [bedrijf 7] aan [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] aangeleverd,

waardoor [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;

7 primair

hij in of omstreeks 01 januari 2014 tot en met 18 juli 2014 in de gemeente Lelystad,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerkers van) [benadeelde 12] B.V. en/of [benadeelde 13] B.V heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire lening van 176.800,-- Euro, inclusief bouwdepot van 22.000 Euro, in elk geval van enig(e) geldbedrag(en), hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid

- een valse/vervalste werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V. voor [I] over de maand mei 2014, als ware [I] als directeur in dienst van [bedrijf 2] aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd en/of
- een valse/vervalste salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. voor [I] over de maand mei 2014, als ware [I] als directeur in dienst van [bedrijf 2] aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd en/of
- een valse/vervalste jaaropgave op naam van [I] over het jaar 2013 van het bedrijf [bedrijf 13] B.V. met een bedrag als heffingsloon van 68.543,-- Euro jaarsalaris aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd en/of
- een valse/vervalste jaaropgave op naam van [I] over het jaar 2012 van het bedrijf [bedrijf 13] B.V. met een bedrag als heffingsloon van 68.543,-- Euro jaarsalaris aan voornoemde [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] overlegd,

waardoor (die werknemer(s) van) de [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;

7 subsidiair

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 18 juli 2014 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V. en/of een salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. en/of een jaaropgave 2013 van [bedrijf 13] B.V. en/of een jaaropgave 2012 van [bedrijf 13] B.V., - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk

- op bovengenoemde werkgeversverklaring ingevuld dat [I] per 01 december 2013 werkzaam was als directeur bij het bedrijf [bedrijf 2] Hilding met een bruto salaris van 60.944,88 en/of deze werkgeversverklaring heeft ondertekend op de daartoe bestemde plaats en/of
- op de salarisspecificatie ingevuld dat [I] over de maand mei 2014 een netto loon had ontvangen van 2.773,21 en/of
- op de jaaropgave 2013 heeft opgegeven dat [I] een heffingsloon van 68.543,- had en/of
- op de jaaropgave 2013 heeft opgegeven dat [I] een heffingsloon van 68.543,- had

zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

Parketnummer 16/700101-16
1. primair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 november 2016 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
A. één of meer geldbedrag(en) (een bedrag van circa EUR 19.565,-- en een bedrag van circa EUR 11.000,--);
B. één of meerdere geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EUR 202.825,-);
C. één of meerdere geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EUR 12.050,-
(facturen pagina 689, 705 en 712);
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld en/of heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren van/uit enig misdrijf;
1. subsidiair
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 november 2016 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en) weten:
A.één of meer geldbedrag(en) (een bedrag van circa EUR 19.565,-- en een bedrag van circa EUR 11.000,--);
B.één of meerdere geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EUR 202.825,-);
C.één of meerdere geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EUR 12.050,-
(facturen pagina 689, 705 en 712);
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld en/of heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren van/uit uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.
2
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 november 2014 tot en met 26 oktober 2016 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EUR 46.850,-) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld en/of heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren van/uit enig misdrijf;
3
[bedrijf 3] B.V. op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 september 2015 tot en met 30 oktober 2017 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) post(en) die deel uitmaakt/uitmaken van de digitale grootboekadministratie van [bedrijf 3] B.V. betreffende het boekjaar 2015 (vindplaats pagina 562), (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal EUR 23.149,- opgevoerd als 'contante omzet 0%' (vindplaats facturen pagina 545 tot en met 551), zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren in de wettelijke vorm op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2017, genummerd 2015266443, onderzoek 25ACTIO / MD2R016513, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, doorgenummerd 1 tot en met 10042 (inclusief aanvullingen) of bij die processen-verbaal als bijlagen gevoegde geschriften
2.Pagina’s 91 en 92
3.Pagina’s 174 en 1029
4.Pagina 1010 en 1012
5.Pagina 1012
6.Pagina’s 1015 en 1035
7.Pagina 1012
8.Pagina 1013
9.Pagina 1012
10.Pagina 1013
11.Pagina 1012
12.Pagina 1014
13.Waarneming rechtbank op de terechtzittingen van 20, 21, 22 en 23 oktober 2020
14.Pagina 1035
15.Pagina 1103
16.Pagina 1104
17.Pagina 1105
18.Pagina 1106
19.Pagina 971
20.Pagina 61
21.Pagina 971
22.Pagina’s 4978 en 4979
23.Pagina’s 910 en 911
24.Pagina’s 846 tot en met 850
25.Pagina’s 3308 en 3309
26.Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting op 14 oktober 2019
27.Pagina 3227
28.Pagina 6462
29.Pagina’s 653 en 654
30.Pagina 654 en 699
31.Pagina’s 699, 704 en 706
32.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij rechter-commissaris mr. S.C.A. van Kuijeren op 8 februari 2018
33.Pagina’s 432 en 433
34.Pagina 433
35.Pagina 434
36.Pagina’s 436 tot en met 447
37.Pagina’s 436, 437, 438 en 447
38.Pagina’s 442 en 443
39.Pagina’s 440 en 445
40.Pagina’s 438, 444 en 447
41.Pagina 436
42.Pagina 439
43.Pagina 439
44.Pagina 6462
45.Pagina’s 89 en 90
46.Pagina 89
47.Pagina’s 505 en 506
48.Pagina’s 506 en 508
49.Pagina’s 507 en 508
50.Pagina 507
51.Pagina 514
52.Pagina’s 516 en 517
53.Pagina 506
54.Pagina’s 509, 1608 en 1649
55.Pagina 506
56.Pagina’s 1608, 1649, 1610 en 1612
57.Pagina’s 89 en 90
58.Pagina 89
59.Pagina’s 559 tot en met 561
60.Pagina 562
61.Pagina’s 89 en 90
62.Pagina 90
63.Pagina 652
64.Pagina 721
65.Pagina 971
66.Pagina 722
67.Pagina’s 653 en 654
68.Pagina 654 en 699
69.Pagina’s 699, 704 en 706
70.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij rechter-commissaris mr. S.C.A. van Kuijeren op 8 februari 2018
71.Pagina 6462
72.Pagina 769
73.Pagina 929
74.Pagina 770
75.Pagina 770
76.Pagina 779
77.Pagina 780
78.Pagina 780
79.Pagina 781
80.Pagina’s 70 en 71
81.Pagina’s 71 en 1026
82.Pagina 28
83.Pagina’s 149 en 150
84.Pagina 1758
85.Pagina 1760
86.Pagina 1783
87.Pagina 1783
88.Pagina 1784
89.Pagina’s 1784 en 1783
90.Pagina 1784
91.Pagina 1785
92.Pagina 1785
93.Pagina 1759
94.Pagina’s 1827 en 1829
95.Pagina 1827
96.Pagina’s 1788 tot en met 1791
97.Pagina 2036
98.Pagina’s 2037 tot en met 2039
99.Pagina 2037
100.Pagina 1963
101.Pagina’s 1968 en 1969
102.Pagina 1968
103.Pagina 1972
104.Pagina 1786
105.Pagina 1786
106.Pagina 1787
107.Pagina’s 1788 tot en met 1791
108.Pagina 1959
109.Pagina 1960
110.Pagina 1959
111.Pagina’s 1962 en 1965
112.Pagina 1960
113.Pagina’s 1962 en 1967
114.Pagina 6633
115.Pagina 1496
116.Pagina 1497
117.Pagina 1498
118.Pagina 1498
119.Pagina 1498
120.Pagina 4643
121.Pagina 4641
122.Pagina’s 4672 en 4673
123.Pagina 4641
124.Pagina 1530
125.Pagina 1531
126.Pagina 1531 en 1541
127.Pagina’s 1531 en 1540
128.Pagina 1531, 1542, 1544, 1547 tot en met 1553
129.Pagina 1540
130.Pagina’s 1541, 1543, 1545, 1546, 1548
131.Pagina 1531
132.Pagina’s 1531, 1532 en 1565
133.Pagina’s 1531, 1532 en 1560 tot en met 1564
134.Pagina 1537
135.Pagina 1577
136.Pagina 1572
137.Pagina 1584
138.Pagina 1584
139.Pagina 1584 en 1585
140.Pagina 1585
141.Pagina 4699
142.Pagina 4700
143.Pagina 4699
144.Pagina’s 4702, 1608 en 1649
145.Pagina 1585
146.Pagina’s 1608 en 1649
147.Pagina 1610 en 1612
148.Pagina 2458
149.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 10] bij rechter-commissaris mr. S.C.A. van Kuijeren op 26 juli 2018
150.Pagina’s 1646 en 1647
151.Pagina’s 1647 en 1649
152.Pagina 4642
153.Pagina 4641
154.Pagina’s 4672 en 4673
155.Pagina 4641
156.Pagina 3732
157.Pagina’s 3733 en 3735 tot en met 3738
158.Pagina 3733
159.Pagina 3734
160.Pagina’s 3734 en 3775 en 3776
161.Pagina’s 3698
162.Pagina’s 3694 en 3695
163.Pagina’s 7007 en 7008
164.Pagina 6990
165.Pagina’s 6724 en 6725
166.Pagina’s 4978 en 4979
167.Pagina 4837
168.Pagina’s 3308 en 3309
169.Pagina 3227
170.Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting op 14 oktober 2019
171.Pagina 4406
172.Pagina’s 4407 en 4412
173.Pagina 4407
174.Pagina 1584 en 1585
175.Pagina 1585
176.Pagina’s 1585, 1608 en 1649
177.Pagina 1610 en 1612
178.Pagina 4642
179.Pagina 4641
180.Pagina 3454
181.Pagina 3432
182.Pagina 3465
183.Pagina 3454
184.Pagina’s 3455 en 3457
185.Pagina 3458
186.Pagina’s 3603 en 3604
187.Pagina’s 3605 tot en met 3607
188.Pagina 3628
189.Pagina’s 3633 tot en met 3646
190.Pagina’s 3648 tot en met 3661
191.Pagina’s 3664 en 3665
192.Pagina’s 3626 en 3627
193.Pagina 3662
194.Pagina 3609
195.Pagina’s 8740 en 3631
196.Pagina 8742
197.Pagina 3603
198.Pagina 3266
199.Pagina 3267
200.Pagina 4407
201.Pagina’s 3229 en 3230
202.Pagina 348
203.Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting op 14 oktober 2019
204.Pagina 3227
205.Verklaring [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting op 14 oktober 2019
206.Pagina’s 8056 tot en met 8058
207.Pagina 8056
208.Pagina 8057
209.Pagina’s 7891 en 7892
210.Pagina 7912
211.Pagina 7913
212.Pagina 7915
213.Pagina 7916
214.Pagina 8063
215.Pagina 8062
216.Pagina 8513
217.Pagina 8519
218.Pagina’s 4978 en 4979
219.Pagina’s 910 en 911
220.Proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2020, nummer 2015266443, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland: pagina’s 1 en 2
221.Proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2020, nummer 2015266443, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland: pagina 4
222.Pagina’s 4978 en 4979
223.Pagina’s 6724 en 6725
224.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van processen-verbaal of geschriften zoals hiervoor omschreven in voetnoot 1
225.Pagina’s 8056 tot en met 8058
226.Pagina 8056
227.Pagina 8057
228.Pagina’s 8057 en 8565
229.Pagina 8057
230.Pagina 146 witwasdossier
231.Pagina 8572
232.Pagina 8568 en Proces-verbaal van verhoor getuige [K] bij rechter-commissaris mr. S.C.A. van Kuijeren op 1 oktober 2018
233.Pagina 8175
234.Pagina 8175
235.Pagina 46 witwasdossier
236.Pagina’s 8575, 8580 en 8581 en pagina 47 witwasdossier
237.Pagina 8575 en pagina 38 witwasdossier
238.Pagina 350 witwasdossier
239.Pagina 46 witwasdossier
240.Pagina’s 8578 en 8585 en pagina 48 witwasdossier
241.Pagina 371 witwasdossier
242.Pagina’s 372 en 385 witwasdossier
243.Pagina’s 372 en 387 witwasdossier
244.Pagina’s 372 en 402 witwasdossier
245.Pagina’s 373 en 387 witwasdossier
246.Pagina’s 374 en 409 witwasdossier
247.Pagina 376 witwasdossier
248.Pagina’s 350 en 456 en 457 witwasdossier
249.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van processen-verbaal zoals hiervoor omschreven in voetnoot 1
250.Pagina’s 357 en 545 tot en met 551 witwasdossier
251.Pagina’s 357 en 553 tot en met 558 witwasdossier
252.Pagina’s 357 en 562 witwasdossier
253.Pagina 357 witwasdossier
254.Pagina’s 6724 en 6725
255.Pagina’s 4978 en 4979