4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 20 september 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel misbruik door [verdachte] . Zij heeft toen het volgende verklaard:
V: In welke periode heeft het misbruik plaatsgevonden?
A: Vanaf mijn achtste levensjaar tot mijn veertiende levensjaar. Ik was veertien toen
ik het mijn moeder heb verteld en toen is het ook gestopt.
V: In wat voor relatie staan of stonden jullie tot elkaar?
A: Mijn moeder is met hem getrouwd geweest. Het misbruik is na de scheiding begonnen, nadat mijn moeder bij hem uit huis is gegaan.
Ze zijn gescheiden toen ik acht jaar was. We mochten hem blijven zien, we sliepen daar
geregeld, ik was daar wekelijks.
V: Hoe weet je dat je acht was toen het gebeurde?
A: Omdat het begon na de scheiding.
V: Wat weet je over de seksuele handelingen in de begin periode?
A: Dat hij dan vaak tegen me aan kwam liggen of hij draaide me zo dat mijn arm over
hem heen viel zodat mijn hand bij zijn geslachtsdeel kwam of hij draaide mij op mijn
rug en dan oraal. Hij raakte mij aan bij mijn borsten en raakte me aan bij mijn
schaamlippen.
V: Hoe vaak gebeurde het?
A: Ik denk wel elk week een keer.
V: Wat deed hij oraal?
A: Met zijn tong tussen mijn schaamlippen en met zijn vingers naar binnen, in of
tussen mijn schaamlippen maar ook erin. Hij ging ook met zijn hand over mijn billen
en dan via de achterkant met zijn vingers mijn vagina in.
Hij raakte gewoon mijn hele lichaam aan overal. Maar ook met zijn piemel tussen mijn schaamlippen.
V: Je vertelde dat hij ook met zijn geslachtsdeel bij je vagina kwam?
A: Dan legde hij hem er tussen, dan wreef hij er over heen, hij pakte ook wel eens
zelf zijn piemel en dan pakte hij de kop en die wreef hij dan tussen mijn
schaamlippen door.
V: Wat heb jij als de ergste keer ervaren?
A: Ik denk dat toen ik ziek was. Ik had koorts en was grieperig, ik lag op het matras naast het bed. Hij ging over mijn billen aaien en toen wist ik wel dat het niet uit liefde was maar voor zichzelf. Hij is toen van achteren ook naar binnen gegaan met zijn vingers. Hij deed dan een,
twee of drie vingers naar binnen. Dat was verschillend. Dat voelde krap.
V: Hoe oud was je toen hij voor het eerst met zijn vingers in je vagina ging?
A: Dat weet ik niet. In mijn beleving is er geen opbouw in de handelingen geweest dus
dan is het begonnen toen ik acht was.
De moeder van aangeefster, [getuige] , is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
V: In welke relatie sta of stond jij tot [verdachte] ?
(de rechtbank begrijpt: verdachte)
A: Ik ben met [verdachte] getrouwd geweest.
V: In welke relatie stond [verdachte] ten opzichte van [slachtoffer] ?
(de rechtbank begrijpt: aangeefster)
A: [verdachte] heeft, voordat ik met hem ging trouwen, de kinderen erkend. Hij was niet alleen hun
stiefvader, maar ook hun wettelijke vader.
V: Wanneer werd de relatie tussen [verdachte] en jou beëindigd?
A: Dat is in 1998 geweest.
V: Hoe oud was [slachtoffer] toen [verdachte] en jij uit elkaar gingen?
A: 8 jaar want het was in 1998 en zij is aan het einde van het jaar jarig. In dat jaar werd ze 9.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
We hebben in bed gelegen samen. Ik heb haar borsten en vagina betast.
V: Waarmee deed u dat?
A: Met mijn hand. Ik heb haar vagina gestreeld.
V: Wat heeft u met uw tong gedaan?
A: Ik heb wel eens aan haar tepel gelikt.
V: Hoe vaak gebeurde het dat u seksuele handelingen pleegde met [slachtoffer] ?
A: Over het algemeen als ze bij mij waren.
V: En als ze zegt: het stopte op haar 14e?
A: Dat klopt wel.
Als ik over haar vagina streelde, dan kon het zijn dat mijn vinger tussen haar schaamlippen terecht kwam.
Overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring terzake “seksueel binnendringen”
Op grond van de wet en de rechtspraak kan een feit niet worden bewezen op basis van de verklaring(en) van één persoon. Er moet meer bewijs zijn. Dat geldt voor de tenlastelegging in het geheel. Het is niet nodig dat voor elk onderdeel van de tenlastelegging minimaal twee bewijsmiddelen zijn.
Voor zedenzaken geldt dat het niet nodig is dat het misbruik zelf bevestigd wordt in ander bewijs. Het is voldoende als de verklaring van aangeefster op onderdelen ondersteund wordt door ander bewijs, uit een andere bron.
De rechtbank vindt dat de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, te weten in de verklaringen van de verdachte, zodat aan het bewijsminimum is voldaan. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster tijdens het informatief gesprek op 8 mei 2019 en later, ten tijde van de aangifte op 20 september 2019, uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat aangeefster consistent is geweest in hetgeen zij over het misbruik heeft verklaard. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de frequentie van het misbruik en de omstandigheden waaronder dat misbruik heeft plaatsgevonden zijn de verklaringen van aangeefster consistent. De verklaringen van aangeefster bevatten voorts geen innerlijke tegenstrijdigheden. Dat vergroot de betrouwbaarheid van de verklaringen.
De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaringen zoals deze door de aangeefster zijn afgelegd, waaronder ook haar verklaringen met betrekking tot de door verdachte verrichte handelingen die als ‘seksueel binnendringen’ kunnen worden gekwalificeerd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen van aangeefster steun vinden in de verklaringen van de verdachte zelf. Verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd met betrekking tot de door hem verrichte ontuchtige handelingen en zijn verklaring hierover komt vrijwel één op één overeen met hetgeen aangeefster hierover heeft verklaard. Met betrekking tot het seksueel binnendringen heeft verdachte verklaard dat “als ik over haar vagina streelde, dan kon het zijn dat mijn vinger tussen haar schaamlippen terecht kwam.” Dat verdachte ter terechtzitting met betrekking tot deze handeling heeft verklaard dat, als hij dat bij de politie heeft verklaard, het kan kloppen, maar dat hij daar nu geen herinnering meer aan heeft en dat hij ook geen herinnering meer heeft aan andere vormen van binnendringen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Overweging met betrekking tot de te laste gelegde periode
De rechtbank stelt vast dat aangeefster heeft verklaard dat zij acht jaar oud was toen het misbruik begon. Aangeefster weet dit vrij nauwkeurig te duiden, omdat haar ouders zijn gescheiden toen zij acht jaar oud was en zij na de scheiding regelmatig bij verdachte verbleef en het misbruik toen is begonnen. De moeder van aangeefster heeft eveneens verklaard dat scheiding heeft plaatsgevonden in 1998 en dat aangeefster toen acht jaar oud was.
De rechtbank zal gelet op deze verklaringen de begindatum ten aanzien van feit 1 dan ook stellen op 1 januari 1998.