In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van partneralimentatie. De man, wonende in Maleisië, heeft verzocht de partneralimentatie te verlagen, onder andere vanwege zijn hertrouw en de vermeende beëindiging van de lotsverbondenheid met de vrouw. De vrouw, die in Nederland woont, heeft verweer gevoerd en haar behoefte aan alimentatie gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man opnieuw is getrouwd en dat de vrouw inkomen uit arbeid heeft, wat aanleiding geeft om de partneralimentatie opnieuw te beoordelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet kan aantonen dat de lotsverbondenheid is verbroken en dat de alimentatieverplichting niet vervalt door wangedrag van de vrouw. De rechtbank heeft de partneralimentatie voor de periode van 1 juli 2017 tot 1 januari 2020 vastgesteld op respectievelijk € 1.802,-, € 1.060,-, € 529,- en € 1.296,- per maand. Tevens is de vrouw verplicht om de teveel ontvangen alimentatie over de periode van 1 juli 2017 tot 1 januari 2020 terug te betalen aan de man. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie onmiddellijk betaald moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.