4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 5 en feit 6 – brandstichtingen bedrijfsauto
De rechtbank stelt voorop dat het dossier meerdere aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde brandstichtingen. Het dossier bevat echter geen bewijsstukken die verdachte direct koppelen aan deze brandstichtingen. Op de in het dossier aanwezige geluidsopnamen is te horen dat [slachtoffer 5] aangeeft dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij de bedrijfsauto in brand heeft gestoken. De geluidsopnamen zien niet op een gesprek tussen [slachtoffer 5] en verdachte, maar bevatten enkel uitspraken van [slachtoffer 5] tegen derden over wat zij gehoord zou hebben. Alhoewel die uitspraken in de richting van verdachte wijzen, kunnen zij niet worden aangemerkt als een bekentenis van verdachte zelf. Evenmin kan er uit worden afgeleid of de uitspraken specifiek de branden op 6 mei 2019 en 18 oktober 2019 betreffen. Ook uit de Snapchat-berichten tussen enerzijds verdachte en anderzijds brandweerman [brandweerman] kan naar het oordeel van de rechtbank geen ondubbelzinnige bekentenis van verdachte worden afgeleid. Daarvoor is de inhoud van de berichten te algemeen en vrijblijvend van aard. Verder zijn er geen bewijsstukken waaruit blijkt dat verdachte zich op het moment van de autobranden op of nabij de locatie van de bedrijfsauto bevond. Ook is er geen technisch bewijs waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte de branden heeft gesticht. Bij die stand van zaken acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op respectievelijk 6 mei 2019 en 18 oktober 2019 de bedrijfsauto van [slachtoffer 1] in brand heeft gestoken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 5 en 6 ten laste gelegde.
Feit 1 en feit 2 – teweegbrengen ontploffing en bedreiging met vuurwerkbom
Bewijsstukken
Op 6 november 2019 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
"Vandaag woensdag 6 november 2019, omstreeks 19:20 uur, stond ik bij mijn bus (…). Ineens hoorde ik een giga knal. (…) Ik ben toen naar mijn voordeur gelopen. Dit betreft de [adres] te [woonplaats] . (…) Ik zag rook. (…) Daarna zag ik een groot gat in het raam van mijn voordeur zitten. (…) Ik zag dat de deurkozijn beschadigd en ontzet was. Ik zag dat er een hap uit was."
Verbalisant [verbalisant 1] heeft forensisch onderzoek verricht aan de voordeur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Naar aanleiding hiervan, heeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer geconcludeerd:
"Gelet op de aangetroffen sporen en het sporenbeeld vermoed ik dat er door de dader een explosief, in de vorm van zwaar (illegaal) vuurwerk, op de ruit van de voordeur werd bevestigd met behulp van zwart gekleurde tape. Vervolgens werd het vuurwerk tot ontploffing gebracht door deze af te steken. (…) Gelet op de kracht van de explosie en het daarbij rondvliegende puin, voornamelijk in de vorm van glasscherven, die tot wel 16 meter ver weg werden geslingerd, is er naar mijn mening sprake van gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten geweest. Op het gepleegde tijdstip en ook tijdens het door mij verrichtte onderzoek waren er op het plein en in de omgeving veel tieners op de been die zich nog buiten bevonden. In de betreffende woning waren de bewoners aanwezig alsmede een minderjarig kind die ook nog wakker was. Als een van de bewoners zich tijdens de explosie in de hal zou hebben bevonden, dan zou deze zich midden tussen het rondvliegende puin van glasresten hebben bevonden. Aangezien het toilet, maar ook de trapopgang, zich in de hal bevonden was het zeker niet ondenkbaar dat er zich op ieder moment bewoners in deze hal konden bevinden."
De heer [getuige 1] heeft een getuigenverklaring afgelegd, waarin hij onder meer heeft verklaard:
"Op woensdag 6 november 2019 (…) bevond ik mij in de [adres] te [woonplaats] . Op die dag, omstreeks 19.30 uur schrok ik van een enorme knal, die vanuit buiten kwam. Hierop ben ik direct naar buiten gerend via de voorzijde van de genoemde woning. Op dat moment zag ik nog rook opstijgen bij de woning van de [adres] . Ik zag dat er een persoon wegrende over het plein in de richting van de [straat] te [woonplaats] . Ik zag dat deze persoon naar een scooter rende. (...) Ik zag dat er een andere persoon achter het stuur zat van de scooter. Ik zag dat, de jongen die rende, achterop de scooter ging zitten. Vervolgens zag ik dat de scooter, met de twee jongens wegreden."
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op de zitting van 18 februari 2020 in de zaak met parketnummer 16/265619-19 onder meer het volgende verklaard:
"- Ik beken dat ik voor [verdachte] de bom heb geplaatst;
(…)
- Het was zeer zwaar, illegaal vuurwerk, geleverd door [verdachte] ;
(…)
- Ik heb het gedaan omdat hij het aan mij vroeg;
(…)
- (…) ik ben van huis weggegaan, heb [verdachte] op het twisterpark ontmoet en toen zijn we binnendoor met de scooter naar de [straat] gereden;
- [verdachte] gaf het vuurwerk aan mij;
- We zijn eerst nog teruggegaan naar mijn huis om duct tape te halen, omdat ik niks had om het vuurwerk aan te plakken;
(…)
- Ik heb het vuurwerk met een aansteker aangestoken;
- Ik had een afspraak met [verdachte] gemaakt en hij heeft aanwijzingen gegeven;
- Hij had al eerder het huis van zijn ex aangewezen, dus ik wist waar dat was;
- Hij zei: 'die bom, kun je die op de deur plakken?';
(…)
- [verdachte] zat op de scooter op mij te wachten;"
Bewijsoverweging
Anders dan de advocaat heeft bepleit, acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar. Medeverdachte [medeverdachte] heeft uitgebreid, concreet en gedetailleerd verklaard. Zijn verklaring op de zitting van 18 februari 2020 is in de kern ook consistent met zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris op 15 oktober 2020. Dat verdachte op dat moment anders heeft verklaard over het precieze moment waarop het plan tot stand is gekomen, doet aan de bewijswaarde niet af. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] , die immers kort na de ontploffing twee jongens heeft zien wegrijden op een scooter.
Op grond van de hierboven opgenomen bewijsstukken, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit het forensisch onderzoek blijkt echter onvoldoende dat de ontploffing levensgevaar heeft veroorzaakt, zodat verdachte van dat onderdeel onder 1 en van het onderdeel ‘enig misdrijf tegen het leven gericht’ onder 2 zal worden vrijgesproken.
Feit 3 en feit 4 – bedreiging en schending gedragsaanwijzing [slachtoffer 1]
Bewijsstukken
Officier van justitie C.J. Booij heeft op 8 november 2019 een gedragsaanwijzing opgelegd aan verdachte, waarin verdachte onder meer is bevolen om zich te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met (onder anderen) de familie [slachtoffer 1] , woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .De gedragsaanwijzing is diezelfde dag nog uitgereikt aan verdachte.
Op 10 december 2019 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Uit de aangifte blijkt dat de heer [slachtoffer 1] woonachtig is op de [adres] te [woonplaats] . De heer [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
"Op maandag 9 december 2019 om 15.10 uur werd ik op mijn telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] door een afgeschermd, privé telefoonnummer gebeld. (...) Om 15.11 uur werd ik weer gebeld. (…) Ik hoorde dat er letterlijk werd gezegd/geschreeuwd: "Je moet nu naar huis toe komen, want ik sta voor je deur en snij je strot er af". Ik zei niets terug maar ik herkende de stem als zijnde de stem van [verdachte] . (...) Om 15.12 uur werd ik weer door een afgeschermd nummer gebeld en de beller begon opnieuw te schreeuwen. Ik hoorde dat dezelfde stem letterlijk zei en schreeuwde : "Waar blijf je nou, ik sta voor je deur. Ik ga je keel doorsnijden, ik rijg je aan het mes". (…) Ik ben erg geschrokken van deze bedreiging en ik heb vannacht slecht geslapen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van het hierboven genoemde telefoonnummer van aangever [slachtoffer 1] . Zij heeft hierover het volgende verklaard:
"Uit de verkeersgegevens van de historie bleek dat het nummer [telefoonnummer] meerdere keren heeft ingebeld bij aangever op 9 december 2019 op nummer [telefoonnummer] . Zie onderstaande keren dat er ingebeld is door nummer [telefoonnummer] volgens het DCS systeem.
Datum
Duur
Centrale partij
Telefoon
09-12-2019 15:10:28 Mon
6
[telefoonnummer]
(…)
09-12-2019 15:11:37 Mon
47
[telefoonnummer]
Uit bovenstaande historie bleek dat er twee gesprekken zijn van 6 seconden en 47 seconden waarin verbinding met elkaar is geweest."
In een proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2019 heeft verbalisant [verbalisant 3] het volgende verklaard:
"Op maandag 9 december 2019 omstreeks 21:00 uur heb ik, [verbalisant 3] , telefonisch contact opgenomen met [verdachte] (…). Ik hoorde hem zeggen: "(…) Mijn nummer is [telefoonnummer] .""
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in de overige hierboven genoemde bewijsstukken. Hieruit blijkt immers dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] op 9 december 2019 in gebruik was bij verdachte en dat met dit telefoonnummer is ingebeld op het telefoonnummer van [slachtoffer 1] op de door [slachtoffer 1] in zijn aangifte genoemde tijdstippen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het wettelijk vereiste van voldoende steunbewijs ziet op het ten laste gelegde feit in zijn geheel en niet een onderdeel daarvan. Dat brengt met zich mee dat het steunbewijs niet de verklaring van [slachtoffer 1] in zijn geheel of in de kern behoeft te bevestigen. Gelet op de hiervoor genoemde bewijsstukken, acht de rechtbank het onder 3 en onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7 – bedreiging [slachtoffer 2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij dit feit heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken over dit feit staat, maar volstaat met een opsomming van de voor haar oordeel relevante bewijsstukken hieronder:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] met bijlagen;
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 27 oktober 2020.
Feit 8 – schending gedragsaanwijzing [slachtoffer 2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij dit feit heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken over dit feit staat, maar volstaat met een opsomming van de voor haar oordeel relevante bewijsstukken hieronder:
- een gedragsaanwijzing van 8 november 2019;
- een akte uitreiking van de hierboven genoemde gedragsaanwijzing;
- een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] met bijlagen;
- een proces-verbaal van bevindingen inhoudende verklaring getuige [getuige 2];
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 27 oktober 2020.
Feit 9 – bedreiging [slachtoffer 3]
Bewijsstukken
heeft onder meer het volgende verklaard bij de politie:
"Ik doe aangifte van bedreiging. Deze bedreiging is geuit door de ex partner van mijn nichtje. Mijn nichtje betreft [slachtoffer 2] en haar ex partner betreft [verdachte] . (…) Ik ben haar enige neefje en daarom moet dit naar mij gericht zijn. Op zondag 27 oktober 2019 om 18.49 uur kreeg ik een Whatsapp bericht van [slachtoffer 2] . In dit bericht stond een screenshot van de berichten die [slachtoffer 2] ontvangen had van [verdachte] . Ik las dat er in dit bericht onder andere stond: "Je gaat eraan. En je familie erbij. En je neefje iedereen." (…) Toen ik dit gelezen had voelde ik mij bedreigd. (…) Vanaf 26 oktober 2019 verblijft [slachtoffer 2] in het huis bij mijn ouders. Ik woon daar ook."
Verdachte heeft op de zitting hierover onder meer verklaard (zakelijk weergegeven):
"Het klopt dat ik die tekst aan [slachtoffer 2] heb gestuurd."
Bewijsoverweging
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij het enige neefje van [slachtoffer 2] is. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen. Daarbij komt dat [slachtoffer 2] op het moment van de bedreiging in dezelfde woning als [slachtoffer 3] verbleef. Onder die omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte met de woorden "je neefje" doelde op [slachtoffer 3] . Gelet op diezelfde omstandigheden, is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte door het sturen van de bedreiging aan [slachtoffer 2] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 3] op de hoogte zou raken van deze bedreiging en dat hierdoor bij hem in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Daarmee staat vast dat het opzet van verdachte erop was gericht dat [slachtoffer 3] daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging en dat bij hem vrees zou ontstaan. De rechtbank acht het onder 9 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10 en feit 11 – bedreiging [slachtoffer 4] en de familie [familie 1] / [familie 2]
[slachtoffer 4] is gehoord als getuige door de politie en heeft onder meer het volgende verklaard:
"Ik werk in een viswagen waarvan uit ik vis verkoop. Ik werk met verschillende mensen samen, zo ook met [slachtoffer 5] uit [woonplaats] . Zij stond bij mij op vrijdag 14 februari 2020 in de viswagen toen ik merkte dat er wat met haar aan de hand was. (…) [slachtoffer 5] moest van [verdachte] voor een donderdag beslissen of zij bij mij bleef werken en als zij zou beslissen dat ze bij mij bleef werken, zou ze wel zien wat er zou gebeuren; dat [verdachte] dan onze wagen in de fik steekt en dat ik ook op moet passen, dat ik ook gevaar loop. (…) [slachtoffer 5] vertelde dat [verdachte] contact heeft met Polen en dat die Polen wel effe een klusje voor hem zouden klaren dus dat ik echt op moest passen."
[aangeefster] , de moeder van [slachtoffer 4] (hierna ook ‘ [slachtoffer 4] ’ genoemd), heeft aangifte gedaan en onder meer verklaard:
"Ik doe aangifte van bedreiging (…) met brandstichting, tegen [verdachte] . (...) Ik heb twee viswagens waar vanuit ik vis verkoop. Mijn zoon [slachtoffer 4] en mijn dochter [A] werken ook in mijn viswagens. (…) Op vrijdag 14 februari 2020 stond [slachtoffer 4] ook met [slachtoffer 5] in de viswagen, toen ik ’s morgens (…) door [slachtoffer 4] werd gebeld. [slachtoffer 4] vertelde mij dat [slachtoffer 5] hem het volgende had verteld met betrekking tot haar vriend [verdachte] . (…) [slachtoffer 5] vertelt mij net (…) dat zij ontslag moet nemen bij ons, (…) zo niet, (…) dan worden bij ons de wagen (…) in brand gestoken (…)."
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer het volgende verklaard:
"Ik zag in de telefoon die [slachtoffer 5] vrijwillig door de politie heeft laten uitlezen de volgende opvallende conversaties in Whatsapp met het telefoonnummer [telefoonnummer] van [verdachte] (…):
Dit gesprek vond plaats op 2 januari 2020 omstreeks 23:32 uur
[verdachte] : Neuk je ook met [slachtoffer 4]
[slachtoffer 5] : Tuurlijk niet
[verdachte] : Mm js je geraden anders staat heel die [naam] in flammeb
Op 15 januari omstreeks 15:56 uur vond het onderstaande gesprek plaats:
[verdachte] : Bon erop
[verdachte] : Vanavond
[verdachte] : Staat alles in vuur en flan
[verdachte] : Flam
[verdachte] : Kk [slachtoffer 4] kk
[verdachte] : hij staat ib de weg
[verdachte] : Vanavond
[verdachte] : Boem
[verdachte] : Boen
[verdachte] : Jongens kome uit amo
: Alles geregeld
: Hij gaat er gewoon aan
: Paar kk kogels door zijn zaak heen
Op 5 februari 2020 vanaf 11:56 uur hebben [verdachte] en [slachtoffer 5] de hele dag woordenwisselingen over plannen die [verdachte] wil uitvoeren bij [slachtoffer 4] . De in het oog springende elementen uit het gesprek heb ik hieronder gerelateerd:
[verdachte] : [slachtoffer 4] moet eraan
[verdachte] : Vanavond stip 11 uur
[verdachte] : Gaat die eraan
[verdachte] : Alles is volgens plan
[verdachte] : BAM boem bam
[slachtoffer 5] : Gewoon afblazen je had t boofd
[verdachte] : Nee
[verdachte] : Het kan niet meer helaas
[verdachte] : Kan niet er is betaald
[verdachte] : Nee
[verdachte] : Fik erin
[verdachte] : Vanavond 11 uur WHAHHAHAHAH
: BOEM
: MET SEMTEX
[verdachte] : Nee Fock [slachtoffer 4]
[verdachte] : Ik doe toch niks
[verdachte] : Word toch gedaan
[verdachte] : Er is betaald baby
[verdachte] : Ja vuurwerkfestival
[verdachte] : Klein bommetje
[verdachte] : Gebeurd toch in Nieuwland
[verdachte] : Ja het gaat door
[verdachte] : We gaan voor goud
[verdachte] : Liefst schiet ik al die kanker ramen nog kapot
[verdachte] : Nu ga ik juist nog erger doen ze vis wagens erbij wat denk je godver als t moet stuur ik godver heel Amersfoort erop af
[verdachte] : Hij gaat er kk eraan
[verdachte] : Stuur die Antilianen er ook op af
In de veiliggestelde gegevens zijn SMSjes aangetroffen met de navolgende deelnemers:
- [telefoonnummer] onder de naam [slachtoffer 5]
- [telefoonnummer] onder de naam [naam]
From: + [telefoonnummer] [naam] W
To: + [telefoonnummer]
13-2-2020 19:33:18
Hey
Of jij gaat weg bij [slachtoffer 4] of er gebeuren dingen ben net gebeld Dus kies maar
Dus dan weet je t
Schiet ik hem vanavond overhoop"
Verdachte heeft op de zitting over bovenstaande berichten onder meer verklaard (zakelijk weergegeven):
"Het klopt dat ik die berichten aan [slachtoffer 5] heb gestuurd."
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het onder 10 en 11 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door de hierboven genoemde berichten aan
[slachtoffer 5] te sturen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 4] en zijn moeder [aangeefster] op de hoogte zouden raken van de inhoud daarvan en dat zij zich door die inhoud bedreigd zouden voelen. [slachtoffer 4] was immers een collega van
[slachtoffer 5] . Verdachte was daarvan ook op de hoogte. Het lag dan ook voor de hand dat
[slachtoffer 5] de inhoud van de berichten met [slachtoffer 4] zou delen. Uit de verklaring van [slachtoffer 4] blijkt dat zij dat (deels) ook gedaan heeft. Aangezien uit die verklaring echter niet blijkt dat [slachtoffer 5] ook tegen [slachtoffer 4] heeft gezegd dat verdachte heeft gedreigd om hem van het leven te beroven, zal verdachte van dat onderdeel (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring van bedreiging is immers vereist dat de bedreigde ook daadwerkelijk op de hoogte is van de inhoud van de geuite bedreiging.
Feit 12 – bedreiging [slachtoffer 5]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer het volgende verklaard:
"Ik zag in de telefoon die [slachtoffer 5] vrijwillig door de politie heeft laten uitlezen de volgende opvallende conversaties in Whatsapp met het telefoonnummer [telefoonnummer] van [verdachte] (…):
Op 4 januari 2020 zijn de volgende berichten verstuurd:
[verdachte] : Blaas ik die hele straat op
[verdachte] : Die hele straat in elkaar
[verdachte] : Ik kk alels in elkaar
[verdachte] : Bij [naam]
[verdachte] : omdat er dan echt dingen ontploffen
Op 1 februari 2020 zijn de volgende berichten verstuurd:
[verdachte] : Ik zeg alleen als je praat met die [naam] en of [naam] kanker ik je hele voorraam vol met lood en gAat alles de lucht in
[verdachte] : Ik laat echt alles beschieten
[verdachte] : Schiet die hele tent kapot
[verdachte] : Net als de [adres]
Op 5 februari 2020 zijn de volgende berichten verstuurd:
[verdachte] : Alles gaat eraan
[verdachte] : Je auto
[verdachte] : Je familie
[verdachte] : Alles
[verdachte] : Wacht maar
[verdachte] : Tege wie denk je dat je praat
[verdachte] : Wacht maar
[verdachte] : Kijk maar naar [slachtoffer 2] familie
[verdachte] : Gaat bij jou ook gebeuren
[verdachte] : Nog erger
[verdachte] : Plak je huis vol
[verdachte] : Met bommen”
Getuige [slachtoffer 5] heeft bij de politie het volgende verklaard als zij door verbalisant wordt geconfronteerd met bovenstaande berichten:
Verbalisant: “Dat zijn dingen, die komen steeds terug bij hem he. Als hij even zijn zin niet krijgt, of dat hij wil dat jij dingen doet of niet doet, gaat hij dit soort dingen zeggen. Wat vind jij daar van dan?
[slachtoffer 5] : Ja zo is hij.”
Verdachte heeft op de zitting over bovenstaande berichten onder meer verklaard (zakelijk weergegeven):
"Het klopt dat ik die berichten aan [slachtoffer 5] heb gestuurd."
Bewijsoverweging
Voor een veroordeling van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het feit waarmee is gedreigd zou kunnen worden gepleegd. Niet vereist is dat bij de bedreigde in het concrete geval daadwerkelijk vrees is opgewekt. De rechtbank stelt vast dat verdachte de hierboven aangehaalde berichten heeft gestuurd en dat [slachtoffer 5] deze ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is de inhoud van deze berichten zodanig dat hieruit bij [slachtoffer 5] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij door verdachte van het leven zou worden beroofd. Dat [slachtoffer 5] heeft verklaard dat er bij haar geen angst is ontstaan door de geuite bedreigingen, maakt niet dat er daarom van bedreiging geen sprake is. De rechtbank acht het onder 12 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.