ECLI:NL:RBMNE:2020:4554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
C/16/508180/JE RK 20-1765
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verklaring voor recht en vervangende toestemming voor vakanties en uitstapjes met minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De GI verzocht om een verklaring voor recht dat zij bevoegd is om toestemming te verlenen aan pleegouders voor vakanties en uitstapjes met de minderjarigen binnen Europa, en subsidiair om vervangende toestemming te verlenen op basis van artikel 1:262b BW, indien de gezaghebbende ouders geen toestemming geven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 7 oktober 2020, waarbij de moeder en pleegvader aanwezig waren, maar de vader en pleegmoeder niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming was tussen de betrokkenen over de toestemming voor vakanties.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er in de rechtspraak onduidelijkheid bestaat over de vraag of ouders bij een uithuisplaatsing nog zeggenschap hebben over vakanties van hun kinderen met pleegouders. Dit heeft geleid tot prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De kinderrechter heeft besloten om de verzoeken van de GI af te wijzen, omdat het geven van een verklaring voor recht of vervangende toestemming een te ruime bevoegdheid zou opleveren voor de GI, terwijl de juridische situatie nog niet duidelijk is. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI met het verzoek niet heeft beoogd om toestemming te vragen voor een specifieke vakantie, wat ook een reden was voor de afwijzing van het verzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/508180 / JE RK 20-1765
datum uitspraak: 21 oktober 2020

beschikking geschillenregeling

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, hierna te noemen de GI,

gevestigd te
[vestigingsplaats] ,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 1] ,

en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

[belanghebbende 2] , hierna te noemen moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

De familie [achternaam van de pleegouders] , hierna te noemen de pleegouders,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 augustus 2020, ingekomen bij de griffie op 28 augustus 2020.
Op 7 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de pleegvader,
- mevrouw [A] , vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn de vader en de pleegmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 10 juni 2020 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] bij pleegouders verlengd tot 3 juni 2021.
Bij beschikking van 30 september 2019 heeft de kinderrechter van deze rechtbank vervangende toestemming gegeven aan de pleegouders voor een vakantie in het buitenland in de herfstvakantie van 19 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019 naar Spanje met de auto en in de kerstvakantie van 21 december 2019 tot en met 5 januari 2020 binnen Europa.

Het verzoek

De GI heeft een geschil aan de kinderrechter voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De GI heeft primair verzocht om voor recht te verklaren dat de GI binnen de reikwijdte van de machtiging tot uithuisplaatsing bevoegd is om toestemming te verlenen aan de pleegouders voor (korte) vakanties en uitstapjes met de minderjarigen binnen Europa. Subsidiair heeft de GI verzocht om op grond van artikel 1:262b BW vervangende toestemming te verlenen aan pleegouders voor (korte) vakanties en uitstapjes van de minderjarigen binnen Europa als de gezaghebbende ouders hiervoor geen toestemming verlenen. Meer subsidiair heeft de GI de kinderrechter verzocht om een beslissing te nemen die in het belang van de minderjarigen is.
Uit het verzoekschrift blijkt dat er de afgelopen jaren regelmatig sprake is geweest van de situatie waarin de vader en/of de moeder geen toestemming heeft gegeven voor een vakantie van de kinderen met hun pleegouders. Vanwege het werk van de pleegvader is het tijdig plannen van vakanties of uitstapjes niet altijd mogelijk. Hierdoor is de GI ook niet altijd in staat om het geschil tijdig voor te leggen aan de kinderrechter. Hierdoor kunnen de kinderen regelmatig niet op vakantie wat zorgt voor verdriet en boosheid bij de kinderen en frustraties bij de pleegouders. Door het indienen van dit verzoek wil de GI er zorg voor dragen dat de pleegouders en de minderjarigen in de toekomst zonder het steeds hoeven vragen van toestemming aan de kinderrechter op vakantie kunnen binnen Europa/dagjes weg kunnen en/of familie in Duitsland kunnen bezoeken.

Wat vinden de belanghebbenden?

De moeder heeft tijdens de zitting verklaard dat zij begrijpt dat de pleegouders met de kinderen op vakantie willen maar dat er ook rekening gehouden moet worden met haar gevoelens. Zij heeft tijdens de zitting wel toestemming gegeven voor vakanties en/of uitstapjes.
De pleegvader heeft tijdens de zitting gezegd dat het lastig is als de kinderen geen toestemming krijgen om mee te gaan op vakantie.
Desgevraagd heeft mevrouw [A] verklaard dat het verzoek niet ziet op vervangende toestemming voor een vakantie naar Duitsland in de herfstvakantie of een andere vakantie. Door het Coronavirus krijgt niemand op dit moment toestemming om met pleegkinderen naar het buitenland te gaan. Het verzoek is ingegeven door de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 september 2019 waarin de kinderrechter heeft overwogen dat een machtiging tot uithuisplaatsing dusdanig ingrijpt in het gezag dat de ouders zelf niet meer mogen beslissen waar hun kind verblijft. De bevoegdheid om daarover te beslissen wordt door de machtiging tot uithuisplaatsing overgedragen aan de GI, binnen de grenzen van die machtiging. Als de machtiging strekt tot verblijf in een pleeggezin krijgt de GI daarmee ook de bevoegdheid om de pleegouders toestemming te geven om met de kinderen op vakantie te gaan.

De beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] wenselijk.
In de praktijk blijkt dat kinderrechters verschillend oordelen over de vraag of de ouders bij een uithuisplaatsing in het gedwongen kader zeggenschap blijven houden over het al dan niet op vakantie gaan van hun kind met de pleegouders. Anders dan de beschikking van deze rechtbank van 30 september 2019 luiden bijvoorbeeld (onder andere) de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:14830) en de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 april 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:2449).
Gelet op dit gebrek aan eenduidigheid in de rechtspraak over dit vraagstuk heeft de rechtbank Den Haag bij tussenbeschikking van 15 september 2020 (ECLI: NL:RBDHA: 2020:9018) prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.
Twee van deze vragen luiden als volgt:
1a.
Wanneer een kind uit huis is geplaatst op grond van artikel 1:265b BW hebben degene die met de dagelijkse verzorging en opvoeding van de minderjarigen zijn belast dan toestemming nodig van de met gezag belaste ouders(s) als zij met de minderjarige op vakantie willen gaan?
1d. Maakt het voor het antwoord op vraag 1a uit of het gaat om een uitstapje van bijvoorbeeld één of twee dagen, dan wel een korte of lange vakantie? En speelt de bestemming (binnenland of buitenland) in dit kader een rol?
Omdat de kinderrechter niet vooruit wil lopen op de door de Hoge Raad te beantwoorden vragen en deze niet wil doorkruizen zal de kinderrechter de verzoeken afwijzen. Het nu afgeven van een verklaring voor recht zoals verzocht of het geven van een ruime vervangende toestemming zoals verzocht zou immers een zeer ruimte bevoegdheid opleveren voor de GI in dit geval maar ook in andere gevallen terwijl nog niet onduidelijk is of dit past in het systeem van de wet. Ook het meer subsidiaire verzochte zal worden afgewezen nu de GI met dit verzoek niet heeft beoogd om vervangende toestemming te vragen voor een specifieke vakantie.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. D. Dijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020.