In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland (JBW) om vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De ouders van [minderjarige] hebben gezamenlijk het gezag, maar de moeder weigerde mee te werken aan de aanvraag van het reisdocument. De rechtbank heeft eerder op 27 juni 2019 besloten dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld van JBW en dat JBW de machtiging heeft gekregen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. JBW verzocht de rechtbank om toestemming voor een vakantie van [minderjarige] met het pleeggezin naar Spanje, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het onvoldoende concreet was. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [minderjarige] was om een geldig legitimatiebewijs te hebben, vooral voor medische situaties. De rechtbank verleende daarom toestemming aan JBW voor de aanvraag van een paspoort of Europese identiteitskaart voor [minderjarige], en verklaarde deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De moeder had verweer gevoerd tegen het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen van [minderjarige] voorop stonden.