In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde onder andere betaling van achterstallig vakantiegeld en een verhoging van zijn loonbetaling van 70% naar 90% vanwege ziekte. De werknemer was sinds 21 maart 2019 arbeidsongeschikt en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een salaris van € 3.150,00 per maand. De werkgever had het loon in het tweede ziektejaar verlaagd naar 70%, terwijl de werknemer stelde recht te hebben op 90% doorbetaling op basis van de cao.
De procedure kende een aantal vertragingen, waaronder een faillissement van de werkgever dat op 15 juli 2020 werd vernietigd. De mondelinge behandeling vond uiteindelijk plaats op 2 oktober 2020. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, ondanks de tijd die verstreken was sinds de salarisverlaging. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer, zoals overgelegd door de werknemer, geldig was en dat de cao van toepassing was, wat leidde tot de conclusie dat de werknemer recht had op 90% doorbetaling van zijn loon.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente over het achterstallige loon. De werkgever werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en het verstrekken van salarisspecificaties. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.