Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
12 januari 2018 voor € 632.000,-, [adres 3] in [plaats] , verkocht op 22 augustus 2017 voor
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor de onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Oosters, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de WOZ-waarde van de woning op € 580.000,- heeft vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser betwist deze waarde en stelt dat deze te hoog is, en bepleit een lagere waarde van € 524.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skypezitting op 30 juni 2020, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door een collega van zijn gemachtigde, de heer S. Hansen, en de verweerder door zijn gemachtigde P.E. Boersma, vergezeld door een taxateur.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de vastgestelde waarde door middel van een taxatiematrix, waarin de woning is vergeleken met drie referentiewoningen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat er voldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de waarde onjuist is vastgesteld, en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.