Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
.
4.Gronden
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep ongegrond, en
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, die de WOZ-waarde van zijn woning had vastgesteld op € 481.000. De Heffingsambtenaar van de gemeente Eersel had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had deze handhaafd na bezwaar. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep aangetekend bij de Rechtbank, die zijn beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 12 december 2019 heeft belanghebbende zijn standpunten toegelicht, waarbij hij stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat er sprake was van schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De Heffingsambtenaar heeft zijn standpunt verdedigd en de waarde onderbouwd met een taxatiematrix van een WOZ-taxateur, waarin de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2017 werd gesteld op € 494.000, gebaseerd op vergelijkbare referentieobjecten.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in zijn argumenten en dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende niet gevolgd en geconcludeerd dat de Heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank is bevestigd. Er zijn geen redenen om de Heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van griffierecht of proceskosten.