Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 14 bijlagen is op 4 februari 2020 bij [gedaagde] bezorgd,
- [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. Hij heeft de bijlagen A t/m J bijgevoegd en een tegeneis geformuleerd,
- partijen hebben achtereenvolgens ieder nog een schriftelijke reactie gegeven op elkaars stukken. [eiseres] heeft daarbij de aanvullende bijlage 15 gevoegd, [gedaagde] heeft de aanvullende bijlagen K t/m M toegestuurd,
- [eiseres] heeft als laatste schriftelijk gereageerd op de tegenvordering van [gedaagde] .
2.De beoordeling van de wederzijdse vorderingen
bij de aanvang van de bewoningeen huurprijs gold of geldt die hoger is dan het in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw) vastgestelde bedrag (de liberalisatiegrens) en de huurovereenkomst is gesloten op of na 1 juli 1994, of betrekking heeft op een woning die is gebouwd op of na 1 juli 1989 (artikel 7:247 BW). Bedoelde liberalisatiegrens lag in de periode 2015 tot en met 2017 op € 710,68, met een bijbehorend minimaal puntenaantal van 145 (artikel 3 lid 2 Uhw in samenhang met de artikelen 2 Besluit huurprijzen woonruimte en 13 lid 1 sub a Wet op de huurtoeslag). Deze wettelijke bepalingen zijn van dwingend recht.
de aanvang van de bewoning. De Huurcommissie is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van geliberaliseerde huur daarom terecht uitgegaan van een all-in prijs van € 875,00 per maand. Dat partijen de all-in prijs in januari 2017 zelf hebben gesplitst, ter gelegenheid van de verlenging van de huurovereenkomst, doet in dit verband niet ter zake. Mede in aanmerking wordt genomen dat per 1 januari 2017 geen hogere prijs is overeengekomen: de all-in prijs die gold op 15 december 2015 is per 1 januari 2017 alleen maar gesplitst. Partijen zijn het erover eens dat de tweede huurovereenkomst ziet op precies hetzelfde huurobject. De tweede huurovereenkomst gaat in op het moment dat de eerste eindigt. In die tweede huurovereenkomst is daarnaast expliciet opgenomen dat de overeenkomst moet worden gezien als een opvolging van de eerste huurovereenkomst voor bepaalde tijd (artikel 2 van de tweede huurovereenkomst).
kanzijn, omdat er in dat geval geen aanvangshuurprijs is overeengekomen. Zij verwijst daarbij naar een uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam van 30 november 2018, waarin is opgenomen:
Het wettelijk systeem voorziet niet in de mogelijkheid om bij een overeengekomen all-in prijs vast te stellen of sprake is van een geliberaliseerde huurprijs. Daarom kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de huurprijs niet geliberaliseerd is en blijft, ook al overstijgt de huurprijs na uitsplitsing op grond van artikel 7:258 BW de liberalisatiegrens”
nietgeliberaliseerd is. De volledige wettelijke huurprijsbescherming is daarom op de huurovereenkomst van toepassing.