In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar van de gemeente op zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking, de aanslag Rioolheffing en de aanslag Afvalstoffenheffing. Eiser heeft zijn bezwaarschrift op 12 maart 2019 ingediend, en de heffingsambtenaar had uiterlijk op 11 februari 2020 moeten beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op die datum nog niet had beslist en dat eiser de heffingsambtenaar op 14 februari 2020 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van een beslissing is verstreken en dat de heffingsambtenaar niet op de juiste wijze heeft gehandeld door de beslistermijn niet schriftelijk te verlengen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de heffingsambtenaar op om binnen twee weken alsnog uitspraak te doen op de bezwaren van eiser. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de heffingsambtenaar moeten worden betaald. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan op 13 juli 2020, waarbij de rechter en griffier aanwezig waren. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.