In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2020, gaat het om de herziening van bijstand van eisers, een echtpaar dat tot 1 november 2018 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De gemeente Almere, als verweerder, heeft op 21 november 2019 een besluit genomen om de bijstand over oktober 2018 te herzien, wat resulteerde in een terugvordering van € 1.346,04. Na bezwaar van eisers is dit bedrag verlaagd naar € 542,43. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij zij aanvoeren dat de terugvordering onterecht is omdat zij in oktober 2019 geen bijstand hebben ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente een systeem hanteert waarbij de inkomsten van een maand worden verrekend met de uitkering van de daaropvolgende maand. Dit leidde tot verwarring, aangezien verweerder in het bestreden besluit ten onrechte het jaar 2019 noemde in plaats van 2018. De rechtbank oordeelt dat dit een kennelijke verschrijving is en dat het duidelijk is dat het om het jaar 2018 gaat. Daarnaast hebben eisers betoogd dat het terugvorderingsbedrag nooit aan hen is uitbetaald, maar de rechtbank concludeert dat de gemeente in het kader van de heroverweging het bedrag in het voordeel van eisers mocht aanpassen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de betalings- en verrekeningssystematiek van de gemeente is toegestaan. Dit betekent dat eisers over oktober 2018 geen recht meer hebben op bijstand, omdat hun inkomen hoger was dan de bijstandsnorm. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.