ECLI:NL:RBMNE:2020:2991
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bijzondere bijstand voor aflossing schuld aan Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijstand ontvangt als alleenstaande ouder, en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom (WIL). Eiseres had op 9 december 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld aan de Belastingdienst van € 5.422,-. WIL heeft deze aanvraag op 12 december 2019 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 13 januari 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 6 juli 2020, waarbij eiseres aanwezig was en WIL vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder nadere zitting. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand in stand blijft. De rechtbank verwijst naar artikel 13 van de Participatiewet, waarin staat dat er geen recht op bijstand bestaat als iemand bijstand vraagt om een schuld af te lossen, terwijl hij of zij op dat moment over middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op het moment van het ontstaan van de schuld niet over middelen beschikte. Bovendien zijn er geen zeer dringende redenen aangetoond die een uitzondering op de regel rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de situatie van eiseres niet levensbedreigend is en dat er geen acute noodsituatie is aangetoond. De rechtbank besluit dat de weigering van WIL om bijzondere bijstand te verlenen in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.