Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 juli 2018
- de brief van [gedaagde] met producties van 1 oktober 2018
- de akte overlegging producties van De Provincie van 5 oktober 2018
- de comparitie en bezichtiging op 15 oktober 2018 en het hiervan
opgemaakte proces-verbaal
- de akte uitlating van [gedaagde] van 15 mei 2019
- de antwoordakte van De Provincie, tevens overlegging producties van 26 juni 2019
- de akte uitlating producties van [gedaagde] van 10 juli 2019.
2.De feiten
2.8. Op 30 november 2012 is een proces-verbaal opgesteld van het herstel en de vervanging van alle “aluminium gemoffelde gevelvinnen aan de buitenzijde van het gebouw op bovengenoemde locatie”. Hierin staat, voor zover relevant, vermeld dat een nieuwe garantieperiode van tien jaar geldt “op zowel de montage, samenhang van de profielen en hechting van de moffellaag op de ondergrond voor de nieuwe profielen. Voor de profielen waar de moffellaag is vernieuwd geldt de resterende garantie periode vanaf de eerste oplevering, voor zover er nog een garantie periode resteert.”.
2.13. In overleg met [gedaagde] heeft De Provincie opnieuw het COT ingeschakeld. Het COT is verzocht om een onafhankelijk onderzoek te verrichten naar de oorzaak van de corrosievorming die is opgetreden op de aluminium gevelelementen. Het rapport is uitgebracht op 20 november 2015.
3.De vordering
Op basis van de garantiebepaling in de AB dient moffelwerk op aluminium gedurende de garantietermijn van 10 jaar een goede hechting te vertonen en mogen er geen storende kleurveranderingen optreden. Indien het moffelwerk geen goede hechting vertoont of er wel kleurveranderingen optreden, is [gedaagde] in gebreke de verplichtingen uit hoofde van de door haar verstrekte garantieverklaring na te komen. Nu er sprake is van corrosie en onthechting beschikt het Werk niet over de gegarandeerde eigenschappen. De corrosie en onthechting ontsiert het Provinciehuis en tast de levensduur van de vliesgevel aan. De Provincie heeft dan ook recht en belang bij herstel van de door [gedaagde] gegarandeerde aluminium geveldelen. Voorts komen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b en c van het Burgerlijk Wetboek (BW) de onderzoekskosten en interne kosten voor vergoeding in aanmerking.
4.De beoordeling
1.Garantietermijn verstreken?
De Provincie als opdrachtgever met [gedaagde] een contractuele relatie heeft en niet met [bedrijf 1] (..). Dat op de contractuele verhouding tussen [bedrijf 1] en [gedaagde] de VMRG-voorwaarden van toepassing zijn, werkt in beginsel niet door in de relatie tussen [gedaagde] en De Provincie.” . De rechtbank constateert dat [gedaagde] met haar betoog - dat enkel een herhaling is van haar eerdere betoog - onvoldoende heeft gesteld om de rechtbank tot een ander oordeel te brengen. De rechtbank blijft derhalve in de hoofdzaak bij het in het vonnis in het incident gegeven oordeel dat de VMRG-voorwaarden niet van toepassing zijn.
2.Minder goede hoedanigheid of een gebrekkige uitvoering?Garantiebepalingen
“(…)
- dat anodiseerwerk van aluminium en/of moffelwerk op aluminium en/of stalen bouwdelen een goede hechting vertoont en dat geen storende kleurveranderingen optreden;(…)90 UITZONDERING OP DE GARANTIESNiet onder de hiervoor genoemde garanties vallen:- gebreken ten gevolge van normale slijtage;- de verwaarlozing van onderhoud;- het onjuist onderhouden;- het onjuiste gebruik.De hiervoor genoemde garanties voor onderdelen en de eventuele uitzondering(en) hierop laten onverminderd de verplichtingen van de aannemer in de onderhoudstermijn en de aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering.”4.7. Uit paragraaf 01.02.22.01 AB blijkt dat garantie op het voormelde moffelwerk (als ‘onderdeel’ van het Werk) - conform het bestekmodel - moet worden verleend door onder meer de aannemer. [gedaagde] heeft in dat kader op 19 februari 2007 de navolgende garantie voor dit onderdeel van het Werk verstrekt:
“Aannemer van het bovenstaande werk, aan wie de bepalingen in bovengenoemd bestek opgedragen is, garandeert vanaf het gereedkomen tot aan de oplevering van het bouwwerk, d.d. 19 februari 2007 en aansluitende periode zoals is aangegeven bij de voor de garantie in aanmerking komende onderdelen. Hij verbindt zich voor zijn rekening alle voorkomende gebreken, die kennelijk zijn te wijten aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering en indien er aantoonbaar het benodigde onderhoud heeft plaatsgevonden. Op eerste aanzegging door of namens de opdrachtgever zo spoedig mogelijk te herstellen of te vervangen ten genoegen van de opdrachtgever. (…).
TE GARANDEREN ONDERDELEN:Voor de bijgevoegde onderdelen wordt een garantie verlangd die vanaf het gereedkomen van of de levering van het gegarandeerde onderdeel gedurende de vermelde periode.De garantieverklaring is gebaseerd op par. 22 lid 4 van de U.A.V.VOORWAARDEN GARANTIEZowel ten aanzien van de algemene garantie als de garantie op onderdelen als hiervoor omschreven, gelden de volgende voorwaarden:(…)Buiten de garantie vallen:(…)b. Gebreken die het gevolg zijn van normale slijtage, onoordeelkundig of onjuist gebruik, onvoldoende deskundig en aantoonbaar onderhoud, niet naleven van verstrekte gebruiksvoorschriften, of anderszins te wijten zijn aan het handelen of nalaten van de opdrachtgever.(…).”4.8. Uit het voorgaande blijkt, kort gezegd, dat gedurende een periode van tien jaar vanaf het moment van oplevering van het Werk door [gedaagde] is gegarandeerd dat het moffelwerk op aluminium bouwdelen en bouwmaterialen een goede hechting vertoont en dat geen storende kleurveranderingen optreden, behoudens indien deze gebreken aantoonbaar het gevolg zijn van de vier benoemde uitzonderingen in de garantieverklaring. Voor dit onderdeel van het Werk heeft [gedaagde] zich voorts verbonden voor haar rekening alle voorkomende gebreken, die kennelijk zijn te wijten aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering en indien er aantoonbaar het benodigd onderhoud heeft plaatsgevonden, te herstellen of te vervangen, tenzij de gebreken niet voor risico van [gedaagde] komen.
Standpunten van partijen
4.11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de De Provincie aangetoond dat de voorkomende gebreken (corrosievorming en onthechting) kennelijk te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering. Daardoor komt De Provincie in beginsel een beroep toe op de garantieverklaring van [gedaagde] . Dit wordt hierna toegelicht.
Uit deze waarnemingen en testresultaten kan worden afgeleid dat de voorbehandeling van de aluminium profielen voor het aanbrengen van de coating onvoldoende is geweest. Natuurlijk heeft de aanwezigheid van vuil een negatieve uitwerking op de corrosievastheid van het systeem.Wanneer echter goed beregende delen, zoals de bovenzijde van de vinnen, van een profiel corrosie vertonen dan wordt DAT niet veroorzaakt door het onvoldoende reinigen van de aluminium delen.Het klimaat in Lelystad komt overeen met klasse 3. Dit is dus geen industrieel of zeeklimaat. Aluminium profielen die correct zijn behandeld mogen een dergelijke overmaat aan corrosie en onthechting niet vertonen.”(p. 6).
4.17. [gedaagde] voert aan dat de door TNO en het COT uitgevoerde onderzoeken slechts oriënterende en/of visuele inspecties zijn geweest en dat op basis van deze inspecties de deskundigen geen duidelijke conclusies getrokken hebben over de oorzaak van de gebreken. Volgens [gedaagde] kan enkel een destructief en diepgaand onderzoek uitwijzen wat de daadwerkelijke oorzaak/oorzaken is/zijn en of deze al dan niet aan [gedaagde] is/zijn toe te rekenen. De corrosievorming en onthechting kunnen volgens haar ook zijn ontstaan door andere oorzaken die niet in de risicosfeer van [gedaagde] zijn gelegen.
met betrekking tot het conserveringssysteem op de vinnen is mondeling opgegeven door [bedrijf 1] , dat exact hetzelfde systeem is aangebracht op de overige aluminium gevelelementen”.(p. 3). Nu enige onderbouwing door [gedaagde] van haar verweer ontbreekt, wordt hieraan voorbijgegaan.
4.19. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit bovenstaande naar voren dat het gecoate aluminium materiaal niet voldeed (het was onvoldoende corrosiebestendig), met (voortijdige) onthechting van de coating tot gevolg. Het verweer van [gedaagde] dat de deskundigen geen eenduidige oorzaak hebben kunnen vinden van de gebreken en dat de gebreken zeker niet zijn te wijten aan een omstandigheid die [gedaagde] is toe te rekenen, gaat dan ook niet op. De Provincie heeft aannemelijk gemaakt dat de onthechting en corrosievorming kennelijk te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering, zoals de garantieverklaring van [gedaagde] vereist.
3. Onvoldoende of onjuist onderhoud?
alle voorkomende gebreken, die kennelijk zijn te wijten aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering en indien er aantoonbaar het benodigde onderhoud heeft plaatsgevonden”. De rechtbank overweegt dat in het midden kan blijven op wiens weg het ligt om te stellen en te bewijzen dat het onderhoud door De Provincie niet goed zou zijn uitgevoerd, nu uit het deskundigenbericht van het COT van
7 oktober 2009 naar voren komt dat het gebrek ook is opgetreden bij aluminium delen waarvan vast staat dat geen sprake was van ‘slecht’ onderhoud (vgl. rov. 4.15). Dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het slecht onderhouden van de aluminium gevelelementen en de corrosie en onthechting, is dan ook niet gebleken. In elk geval neemt dat niet weg dat de primaire oorzaak van de gebreken is dat de aluminium gevelelementen niet voldoen aan de gangbare eisen voor corrosiebestendigheid. Aan [gedaagde] komt dan ook geen beroep toe op de uitzondering(en) op de garantie.
“
- Het schadepatroon van de corrosievorming op de scherpe randen komt overeen met de corrosieschade die in 2009 door TNO is geconstateerd.De lengte en breedte van de aantasting is echter toegenomen in de loop der tijd.”.
Hieruit blijkt dat er sprake is van een voortschrijdend proces van aantasting van de aluminium gevelelementen. Deze conclusie wordt bevestigd doordat - zoals overigens ook niet in geschil is - ondanks de herstelwerkzaamheden, de corrosievorming opnieuw is aangetroffen op de herstelde dan wel vervangen gevelvinnen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat sprake is van een voortschrijdend proces als gevolg waarvan de corrosievorming en onthechting van de coating zich in toenemende mate zal openbaren. Een dergelijk gebrek kan – naar De Provincie onbetwist heeft gesteld - alleen worden verholpen door volledig herstel of vervanging met gebruikmaking van een ander of verbeterd productieproces voor de aluminium gevelelementen. Gelet hierop zal de rechtbank, zoals onder sub I. door De Provincie gevorderd, [gedaagde] veroordelen tot volledig herstel dan wel vervanging van de aluminium gevelelementen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het herstel dan wel vervanging ziet op het nieuwe (door [gedaagde] gerealiseerde) bouwdeel en (vanzelfsprekend) niet op het oude bouwdeel dat geen corrosie en onthechting vertoont.
Termijn oplevering4.29. Volgens De Provincie dient opgeleverd dient te worden binnen tien maanden na betekening van dit vonnis. [gedaagde] voert hiertegen verweer. [gedaagde] voert aan dat het onmogelijk is om binnen de gevorderde termijn de vliesgevel volledig hersteld of vervangen te hebben. Volgens [gedaagde] is daarvoor zeker 24 maanden nodig. Dit verweer is vervolgens niet, althans onvoldoende, gemotiveerd weersproken door De Provincie. Gelet op het verweer van [gedaagde] zal de rechtbank [gedaagde] veroordelen om op te leveren binnen de door [gedaagde] subsidiair voorgestelde termijn van 24 maanden.
4.31. Nu de rechtbank de primaire vordering van De Provincie tot nakoming (gedeeltelijk) zal toewijzen, wordt niet aan de subsidiaire vordering van De Provincie toegekomen.
4.32. De gevorderde dwangsom € 5.000,- zal worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde] dat een dergelijk bedrag ongefundeerd hoog is, wordt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, verworpen. De dwangsom zal worden gemaximeerd zoals in het dictum is weergegeven.
Daarnaast vordert zij interne kosten van € 25.000,- (200 uur maal € 125,- per uur), te vermeerderen met wettelijke rente. Deze kosten zijn volgens De Provincie gemaakt door (ingehuurde) medewerkers om de schade te inventariseren en [gedaagde] aan te zetten tot nakoming.
4.35. Volgens De Provincie was het rapport uit 2017 noodzakelijk, omdat daarmee is onderzocht en aangetoond dat sprake was van een voortschrijdend gebrek. [gedaagde] voert verweer tegen toewijzing van deze kosten. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat het rapport uit 2017 niet bijdraagt aan het geschil tussen partijen over de vraag of een beroep kan worden gedaan op de garantiebepaling. Dat er sprake was van een voortschrijdend proces was namelijk uit het eerdere rapport van het COT al duidelijk geworden. Voor de beantwoording van die vraag was het naar het oordeel van de rechtbank dus niet noodzakelijk om een nader onderzoek uit te laten voeren. Bovendien is het, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, nog maar de vraag of met dit rapport uit 2017 daadwerkelijk wordt onderzocht en aangetoond dat sprake is van een voortschrijdend gebrek zoals De Provincie stelt, nu in het rapport staat dat de verschillen in locaties met gebreken het gevolg kunnen zijn van een “
een voortschrijdende ontwikkeling van de blaasvorming/ corrosievormingen/ofeen onnauwkeurige opnameofonvoldoende weersomstandigheden tijdens de inventarisaties[onderstreping rechtbank].” (p. 11). Gelet hierop zijn de onderzoekskosten voor de werkzaamheden van het COT ten behoeve van het rapport in 2017 niet in redelijkheid gemaakt, zodat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen. De onbetwiste kosten voor de werkzaamheden van het COT in 2015 - overigens met instemming van beide partijen - van € 2.105,40, te vermeerderen met wettelijke rente, worden toegewezen.
11.568,00(3 punten × tarief € 3.856,00)
5.De beslissing
mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.