In een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:2628) in een zaak van [stichting 1] tegen zorgverzekeraar Achmea Zorgverzekeringen N.V. (voorheen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., in het citaat aangeduid als ZK) is onder meer het volgende overwogen (met [afkorting voor stichting 1] wordt [stichting 1] bedoeld): “
De beoordeling van het geschil
(…) De hierna vermelde bevindingen zijn door ZK zodanig onderbouwd en toegelicht dat deze, ondanks hetgeen [afkorting voor stichting 1] daartegenin heeft gebracht, maken dat er voldoende reden is voor de gegronde verdenkingen van ZK dat bij [afkorting voor stichting 1] sprake is van fraude. (…)
Verstrekken stukken
(…)
[afkorting voor stichting 1] is haar toezegging ten aanzien van het verstrekken van stukken echter niet nagekomen. Zij heeft ten aanzien van de in het onderzoek betrokken zorgrapportages niet inzichtelijk gemaakt welke zorgverlener in welke zaak zorg heeft verleend. (…)
Door na te laten inzicht te geven in informatie waarvan ZK gemotiveerd heeft aangegeven dat en waarom die relevant is voor de beoordeling van haar verdenkingen, kan niet worden uitgesloten dat deze stukken bewijs opleveren voor fraude.
(…)
Melding [.]
(…) Bij het voorlopige oordeel dat er voldoende reden is voor de gegronde verdenkingen van ZK dat bij [afkorting voor stichting 1] sprake is van fraude, heeft de voorzieningenrechter op de eerste plaats acht geslagen op de melding van de stagiaires dat zij, kort gezegd, fictieve rapportages hebben moeten opstellen. [afkorting voor stichting 1] heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat, als deze melding juist is, dit grondslag vormt voor fraude. [afkorting voor stichting 1] heeft hier enkel tegenin gebracht dat de melding betrekking heeft op [afkorting voor stichting 1] [plaatsnaam] . Uit hetgeen onder 4.5 en 4.6 is overwogen volgt echter dat dit haar niet kan baten.
Zorgverlener [B] is op hetzelfde moment werkzaam bij 2 verschillende cliënten
(…) Daar komt bij dat er ook omstandigheden zijn gebleken, die niet alleen ter onderbouwing kunnen dienen van de juistheid van de verklaringen van de stagiaires, maar ook op zichzelf voldoende grond vormen voor de fraudeverdenkingen. Het betreft het tegelijkertijd zorg verlenen door één zorgverlener aan twee personen op hetzelfde moment of binnen een tijdsbestek waarin de tussen hen gelegen afstand niet kan worden overbrugd. Door [afkorting voor stichting 1] is niet betwist dat hiervan in ten minste elf gevallen sprake was. (…)
De indicerend verpleegkundige voldoet niet aan de polisvoorwaarden van Zilveren Kruis
(…) Ook de stellingen van ZK ten aanzien van de onbevoegdheid van [gedaagde sub 2] om indicaties te stellen kunnen worden gevolgd. Zij is immers wijkverpleegkundige niveau 4, terwijl in de polisvoorwaarden van 2015 en 2016 staat vermeld dat een wijkverpleegkundige niveau 5 de indicaties moet stellen, hetgeen ook is vereist volgens de normen van de Beroepsvereniging van zorgprofessionals. (…) De kwalificatie van [gedaagde sub 2] als wijkverpleegkundige niveau 4 blijkt uit haar diploma van het [.] uit 2003 (…). In het AGB register is [gedaagde sub 2] ook met dit MBO diploma geregistreerd.
(…)
Naast dat zij onbevoegd was, moet op grond van het vorenstaande de vermelding op de door haar afgegeven indicatiestelling van het haar toebehorende niveau 5 ook onjuist worden geacht. (…)”
De vorderingen van [stichting 1] zijn vervolgens afgewezen.