ECLI:NL:RBMNE:2020:2910
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling WOZ-waarde van een woning en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak waarbij eiser, eigenaar van een woning, in beroep ging tegen de vastgestelde WOZ-waarde door de heffingsambtenaar. De waarde van de woning was vastgesteld op € 370.000,-- per 1 januari 2018. Eiser stelde dat deze waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 337.000,--. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, en verklaarde het beroep van eiser gegrond. De rechtbank stelde de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 345.000,--. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 524,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.