ECLI:NL:RBMNE:2020:284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
C/16/447277 / HA ZA 17-751
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake wijziging partijnaam en liquidatietarief in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2020 een herstelvonnis gewezen in de zaak van eisers, bestaande uit drie partijen, tegen de stichting [gedaagde]. De eisers hebben verzocht om verbetering van een eerder vonnis van 27 november 2019, waarin eiseres onder 1 ten onrechte met haar voornaam was aangeduid. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en bepaald dat eiseres onder 1 voortaan als ‘[eiseres sub 1]’ in de documenten zal worden aangeduid. Daarnaast hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de toepassing van liquidatietarief VIII in plaats van liquidatietarief II, omdat zij van mening zijn dat de zaak van onbepaalde waarde is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de toepassing van liquidatietarief VIII gerechtvaardigd is, gezien het financiële belang van de zaak dat meer dan € 1 miljoen bedraagt. De rechtbank heeft de eisers en de gedaagde in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over deze verzoeken kenbaar te maken, waarna de rechtbank tot haar beslissing is gekomen. Het herstelvonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de partijen gelast om de ontvangen documenten te retourneren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/447277 / HA ZA 17-751
Herstelvonnis van 22 januari 2020
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsordering (Rv),
advocaat mr. S.M. Singh te Amsterdam,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident op grond van artikel 843a Rv,
advocaat mr. D.J. Rutgers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna eisers en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Eisers hebben de rechtbank bij faxberichten van 2 en 18 december 2019 verzocht om verbetering van het op 27 november 2019 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat eiseres onder 1 in het vonnis zal worden aangeduid als ‘ [eiseres sub 1] ’ in plaats van als ‘ [voornaam van eiseres sub 1] ’. Eisers menen daarnaast dat in het vonnis een rekenfout is gemaakt omdat bij de berekening van de proceskosten liquidatietarief VIII (€ 3.856 per punt) in aanmerking is genomen. Eisers stellen dat sprake is van een zaak van onbepaalde waarde omdat alleen verklaringen voor recht zijn gevorderd. De rechtbank had daarom bij het bepalen van de proceskosten moeten uitgaan van liquidatietarief II (€ 543 per punt) dat van toepassing is op zaken van onbepaalde waarde.
1.2.
De rechtbank heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. [gedaagde] heeft bij brief van 16 december 2019 te kennen gegeven dat zij zich ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de partijnaam van eiseres onder 1 refereert aan het oordeel van de rechtbank. [gedaagde] heeft wel bezwaar gemaakt tegen het verzoek de proceskostenveroordeling te baseren op liquidatietarief II. Zij stelt dat geen sprake is van een kennelijke rekenfout omdat de rechtbank in het vonnis bewust en gemotiveerd heeft aangegeven waarom liquidatietarief VII (de rechtbank neemt aan dat [gedaagde] bedoelt: liquidatietarief VIII) is toegepast. [gedaagde] meent bovendien dat dit terecht is gebeurd omdat het belang van de zaak meer dan € 1 miljoen bedraagt.

2.De beoordeling

wijziging partijnaam

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het aanduiden van eiseres onder 1 in het vonnis als ‘ [voornaam van eiseres sub 1] ’ geen kennelijke fout is, maar ziet ook geen bezwaar tegen inwilliging van het verzoek om de naam ‘ [voornaam van eiseres sub 1] ’ in het vonnis te vervangen door ‘ [eiseres sub 1] ’. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen zoals hieronder in de beslissing is bepaald.
aanpassing liquidatietarief
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van liquidatietarief VIII in plaats van liquidatietarief II geen kennelijke fout is die zich voor herstel leent.
2.3.
De rechtbank heeft in het vonnis bewust liquidatietarief VIII toegepast. Ter toelichting wijst de rechtbank er op dat volgens vaste jurisprudentie (zie Hoge Raad 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1014 en het na het wijzen van dit vonnis verschenen arrest Hoge Raad 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1912) bij het vaststellen van het liquidatietarief moet worden aangeknoopt bij het financiële belang van de zaak. Dit financiële belang kan worden afgeleid uit de hoogte van de vorderingen. Als geen geldbedragen zijn gevorderd maar bijvoorbeeld een verklaring voor recht, kan het financiële belang van de zaak ook worden afgeleid uit de overige tekst van de dagvaarding.
2.4.
In deze zaak hebben eisers in de dagvaarding gesteld dat zij als gevolg van de wanprestatie en het onrechtmatig handelen van [gedaagde] schade van in totaal meer dan € 1 miljoen hebben geleden en hebben zij gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot een, nader bij schadestaat op te maken, schadevergoeding. Het financiële belang van deze zaak bedraagt gelet hierop meer dan € 1 miljoen en daarom moet bij de berekening van de proceskosten het bijbehorende liquidatietarief VIII worden toegepast.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat in de tekst van het op 27 november 2019 tussen eisers en [gedaagde] gewezen vonnis de aanduiding van eiseres onder 1 als ‘ [voornaam van eiseres sub 1] ’ wordt gewijzigd in ‘ [eiseres sub 1] ’;
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 22 januari 2020 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 27 november 2019;
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 27 november 2019 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren;
3.4.
wijst het verzoek tot verbetering dat betrekking heeft op de toepassing van liquidatietarief VIII af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, mr. P. Dondorp en mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MS (4185)