ECLI:NL:RBMNE:2020:2817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4823
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens gezamenlijke huishouding met motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Eiseres had een aanvraag voor bijstand ingediend, die was afgewezen op basis van de veronderstelling dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner [A]. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder, dat het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde, gebrekkig was gemotiveerd. Eiseres had op 23 mei 2019 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar verweerder concludeerde dat zij en [A] nog samenwoonden, ondanks dat eiseres had aangegeven dat de samenwoning op 7 mei 2019 was beëindigd. De rechtbank stelde vast dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom de verklaringen van eiseres niet tot een ander besluit hadden moeten leiden. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijke grond was voor het uitvoeren van een huisbezoek en dat de bevindingen van het huisbezoek niet voldoende waren om te concluderen dat [A] zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4823

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: mr. P. Teunissen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van bijstand naar de norm van een alleenstaande afgewezen.
Bij besluit van 11 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2020 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is de partner van eiseres, [A] ( [A] ), verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De relevante feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres woonde samen met [A] en hun minderjarige zoon [B] op het adres [adres] in [woonplaats] (het uitkeringsadres). Eiseres heeft op 23 mei 2019 een aanvraag gedaan voor bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) als alleenstaande. Eiseres heeft op het aanvraagformulier ingevuld dat de samenwoning met [A] is beëindigd op 7 mei 2019. Op 14 juni 2019 heeft verweerder een huisbezoek op het uitkeringsadres gedaan. Van de verklaringen die eiseres tijdens het huisbezoek heeft afgelegd, zijn aantekeningen gemaakt op het formulier ‘informed consent’ (de aantekeningen). De bevindingen van het huisbezoek zijn neergelegd in het Rapportformulier afdeling Sociale Zaken van 17 juni 2019 (het rapport).
Het bestreden besluit
2. Verweerder baseert het bestreden besluit op het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 8 oktober 2019 (het advies). Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiseres een gezamenlijke huishouding voerde met [A] . Uit het huisbezoek is naar voren gekomen dat [A] vanaf 7 mei 2019 de sleutel van zijn nieuwe woning had, maar dat deze woning nog niet bewoonbaar was. In de woning op het uitkeringsadres waren nog spullen van [A] aanwezig, waaronder zijn kleding, toiletartikelen, een laptop, administratie en post. De auto waarvan [A] gebruik maakte, stond op de oprit van het uitkeringsadres. [A] sliep nog op het uitkeringsadres en hij had ook nog een sleutel van dit adres. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat eiseres niet kon worden beschouwd als een zelfstandig subject van bijstand. Zij had daarom geen recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
3. Inmiddels heeft verweerder eiseres met ingang van 18 juni 2019 alsnog een bijstandsuitkering verstrekt. Dat betekent dat in de onderhavige zaak slechts de periode van
3 mei 2019 tot en met 18 juni 2019 ter toetsing voorligt. In geschil is de vraag of [A] in die periode zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres.
Was er aanleiding voor een huisbezoek?
4. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen redelijke grond was voor het uitvoeren van een huisbezoek. Eiseres heeft tijdens het intakegesprek van 3 mei 2019 of het gesprek van
15 mei 2019 niet verklaard dat de relatie tussen haar en [A] over was. Zij had slechts verklaard dat zij apart van elkaar gingen wonen. Verweerder heeft dit opgevat alsof de relatie tussen eiseres en [A] was verbroken. Dit is volgens eiseres niet het geval geweest en daarmee is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen.
5. Van een redelijke grond voor een huisbezoek is volgens vaste rechtspraak [1] sprake als vóór of uiterlijk bij aanvang van een huisbezoek duidelijk is dat op grond van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand. Verder moet het voor het bijstandsverlenend orgaan niet mogelijk zijn om deze gegevens op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze te verifiëren.
6. De rechtbank is van oordeel dat er voor verweerder een redelijke grond was om een huisbezoek af te leggen. Hiertoe geldt het volgende. Eiseres en [A] woonden volgens eiseres sinds 7 mei 2019 niet meer samen. Ondanks dat hebben zij nog wel een relatie met elkaar en hebben zij samen een zoon. De levens van eiseres en [A] waren voorafgaand aan het huisbezoek dan ook nauw met elkaar verbonden. [A] zou daarnaast een nieuwe woning hebben, slechts een paar straten van het uitkeringsadres vandaan. Het samenstel van deze omstandigheden levert objectieve feiten en omstandigheden op die tot twijfel kunnen leiden omtrent de vraag of [A] daadwerkelijk niet meer woonachtig was op het uitkeringsadres. Verweerder heeft dan ook een huisbezoek mogen afleggen om op deze wijze de verklaringen van eiseres te verifiëren. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder het onderzoek op een voor eiseres minder belastende wijze adequaat had kunnen verrichten.

Had eiseres een goede reden om niet mee te werken aan het huisbezoek?

7. Volgens eiseres zijn er bijzondere omstandigheden om een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat mag worden uitgegaan van de juistheid van de aantekeningen en het rapport die zijn opgemaakt naar aanleiding van het huisbezoek. Eiseres heeft deze aantekeningen weliswaar ondertekend, maar zij stelt dat zij tijdens het huisbezoek erg in de war was. Zij had last van een migraineaanval en ze was van slag door het recente overlijden van haar vader. Eiseres betwist verder dat de aantekeningen aan haar zijn voorgelezen. Zij kan zich in ieder geval niet herinneren dat dit gebeurd is. Volgens haar blijkt uit haar slordige handtekening onder de aantekeningen dat zij de ondertekening snel heeft gedaan om maar van het bezoek af te zijn
.Daarnaast is het rapport niet op ambtseed opgemaakt en er staan slordigheden in, aldus eiseres.
8. De rechtbank overweegt dat uit wat eiseres naar voren heeft gebracht, blijkt dat zij zich tijdens het huisbezoek niet optimaal voelde. Dit heeft haar wellicht beperkt om alert te zijn, maar haar toestand doet niet af aan de feitelijke constateringen zoals die door de rapporteur zijn vastgelegd. Wat eiseres tijdens het huisbezoek heeft verklaard over haar relatie met [A] , is niet van invloed op die feitelijke constateringen. De omstandigheid dat het rapport niet op ambtseed is opgemaakt, levert geen grond op voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat de bevindingen onjuist en daarmee onbruikbaar zijn. [2] Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Had [A] zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres?
9. Uit artikel 3, vierde lid, van de Pw volgt dat een gezamenlijke huishouding in ieder geval aanwezig wordt geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en uit hun relatie een kind is geboren. Vast staat dat eiseres en [A] samen een minderjarige zoon hebben. In geschil is daarom nu nog de vraag of [A] zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding in de periode 7 mei 2019 tot 18 juni 2019. [A] had op 7 mei 2019 al zijn hoofdverblijf verplaatst naar zijn nieuwe woning. Hij was overdag, na zijn vrijwilligerswerk, en ’s avonds in zijn nieuwe woning aan het klussen. Omdat hij nog niet optimaal gebruik kon maken van zijn nieuwe woning, sliep hij tijdelijk ergens anders. Dit deed hij voornamelijk bij zijn ouders. Eiseres verwijst naar een verklaring van de ouders van [A] die dit bevestigen. [A] heeft maar twee nachten bij eiseres geslapen. Eiseres meent dat het onaannemelijk is dat zij tijdens het huisbezoek zou hebben gezegd dat alle spullen van [A] zich nog op het uitkeringsadres bevonden. Volgens haar is het rapport op dit onderdeel onduidelijk en onzorgvuldig, aangezien niet exact is beschreven welke en hoeveel spullen van [A] op het uitkeringsadres waren aangetroffen. Dat dit ‘alle’ persoonlijke spullen van [A] betroffen, is volgens eiseres slechts een aanname van verweerder.
11. De rechtbank zal hieronder puntsgewijs ingaan op de geschilpunten met betrekking tot aangetroffen spullen, die er volgens verweerder op wijzen dat [A] zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres.
De kleding, de schoenen en de jassen:
12. In het rapport is vermeld dat aan de kapstok twee vesten en drie herenjassen hangen. Ook is waargenomen dat er herenkleding aan de trap hangt. Verder heeft eiseres bevestigd dat zich tussen de voorraad was ook kleding van [A] bevindt. Eiseres heeft verteld dat zij de kleren van [A] wast, omdat hij in zijn nieuwe woning nog geen mogelijkheid heeft om de was te doen. Verder is waargenomen dat in de slaapkamer van eiseres zich een ‘soort van kast’ bevindt. Hierin wordt alleen maar herenkleding aangetroffen. Verder wordt in kasten in de kleinste kamer boven een rij met herenkleding aangetroffen. Eiseres heeft in bezwaar naar voren gebracht dat van [A] kleding, schoenen en jassen op het uitkeringsadres aanwezig waren, omdat de woning van [A] nog niet bewoonbaar was. In zijn nieuwe woning kon nog geen kapstok opgehangen worden. In het advies van de bezwaaradviescommissie, waarnaar verweerder in het bestreden besluit verwijst, is herhaald wat in het rapport is opgenomen. Vermeld is dat zich bij de was kledingstukken van [A] bevinden en dat eiseres zijn was doet. Verder is vermeld dat er jassen, kleding en schoenen van [A] zijn aangetroffen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank geeft het bestreden besluit op dit onderdeel blijk van een onvoldoende motivering. Eiseres heeft in bezwaar een verklaring gegeven voor het aantreffen van de jassen, kleding en schoenen van [A] op het uitkeringsadres. In het bestreden besluit is verweerder op deze verklaring niet ingegaan en heeft hij slechts teruggegrepen op de feitelijke constateringen die zijn gedaan tijdens het huisbezoek. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de verklaring van eiseres niet heeft geleid tot een andersluidend besluit.
De toiletartikelen
14. In het rapport staat vermeld dat zich in de badkamer toiletspullen bevinden voor zowel heren als dames. Vermeld is dat eiseres heeft verklaard dat [A] van deze spullen gebruik maakt en dat hij op het uitkeringsadres doucht. Eiseres heeft in bezwaar naar voren gebracht dat [A] in de twee nachten vóórafgaand aan het huisbezoek op het uitkeringsadres sliep en dat daarom zijn toiletartikelen zich daar bevonden. In het advies van de bezwaaradviescommissie, waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst, wordt herhaald wat in het rapport is opgenomen.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook op dit onderdeel nagelaten om in te gaan op hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd naar aanleiding van de constateringen van de rapporteur. Met betrekking tot de toiletartikelen heeft verweerder in het bestreden besluit weer sec teruggegrepen op het rapport, zonder aan te geven waarom de verklaringen van eiseres niet tot een andersluidend besluit hebben geleid.
De post en de administratie
16. In het rapport staat vermeld dat er op de eettafel en op het dressoir post lag van [A] . Eiseres heeft tijdens het huisbezoek verklaard dat de administratie van [A] zich nog op het uitkeringsadres bevindt. Tijdens het huisbezoek zijn ook poststukken van [A] aangetroffen waarvan het oude adres nog niet is gewijzigd. Ook zijn poststukken aangetroffen die waren gericht aan het nieuwe adres van [A] . In bezwaar brengt eiseres naar voren dat de post voor [A] was verzonden naar het uitkeringsadres, omdat [A] zijn woonadres nog niet had gewijzigd. Ook heeft eiseres toegelicht dat veel post voor hen samen is, maar dat die post op de naam van [A] staat. Eiseres vraagt zich af wat het onderscheid is dat verweerder maakt tussen post en administratie. In het advies van de bezwaaradviescommissie, waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst, wordt herhaald wat in het rapport is opgenomen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in het bestreden besluit ook op dit onderdeel niet ingegaan op hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Andermaal heeft verweerder er kortweg mee volstaan om terug te grijpen op de inhoud van het rapport. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de post en de administratie niet tot een andersluidend besluit hebben geleid.
De laptop en de huissleutels
18. Blijkens het onderzoeksrapport is het één en ander geconstateerd met betrekking tot de laptop en de huissleutels. Mede op deze constateringen is het primaire besluit gebaseerd. Eiseres heeft over deze spullen in bezwaar een toelichting gegeven. De rechtbank stelt vast dat in het advies van de bezwaaradviescommissie en in bestreden besluit geen overwegingen meer worden gewijd aan de laptop en de huissleutels. De rechtbank leidt hieruit af dat de eerdere constateringen met betrekking tot de laptop en de huissleutels geen onderdeel uitmaken van het bestreden besluit. Hetgeen eiseres over de laptop en de huissleutels in beroep aanvoert, behoeft daarom geen bespreking.
De auto
19. In het rapport staat dat op de oprit een auto geparkeerd staat die niet op naam van eiseres staat. Eiseres heeft uitgelegd dat dit de auto van de vader van [A] is en dat [A] gebruik maakt van die auto. Eiseres verklaart dat de auto bij haar op de oprit staat, omdat deze in de straat van [A] niet veilig geparkeerd kan worden. Eiseres brengt in bezwaar naar voren dat de auto niet van haar of van [A] is. De auto stond bij eiseres op de oprit, omdat er in die periode veel sprake was van overlast en auto-inbraken en [A] bij zijn nieuwe woning geen oprit heeft. In het advies van de bezwaaradviescommissie, waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst, staat dat is geconstateerd dat de auto waarvan [A] gebruikt maakt op de oprit van de woning van eiseres staat.
20. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in het bestreden besluit ook op dit onderdeel niet ingegaan op hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Weer heeft verweerder er slechts mee volstaan om terug te grijpen op de inhoud van het rapport. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de auto niet tot een andersluidend besluit hebben geleid.
De volière met vogels
21. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bevindingen ten aanzien van de volière niet langer onderdeel uitmaken van het bestreden besluit. De rechtbank laat de beroepsgronden op dit punt dan ook onbesproken.
Persoonlijke spullen
22. In het rapport staat slechts in algemene zin vermeld dat ‘alle persoonlijke spullen’ van [A] nog in de woning liggen en dat deze niet zijn opgeruimd in dozen. Ook in het advies van de bezwaaradviescommissie, waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst, is niet concreet vermeld welke persoonlijke spullen van [A] het betreft en hoeveel het zijn.
23. De rechtbank is van oordeel dat de enkele en niet nader geconcretiseerde constatering dat er op het uitkeringsadres niet ingepakte persoonlijke spullen van [A] aanwezig zijn, op zichzelf onvoldoende om te kunnen dienen als onderbouwing van het standpunt van verweerder dat [A] daar nog zijn hoofdverblijf had. Verweerder heeft niet beschreven om welke niet ingepakte spullen van [A] het hier ging. Onduidelijk is daardoor gebleven of het spullen betreffen die hiervoor al zijn besproken (zoals bijvoorbeeld kleding of administratie) of dat het hier gaat om weer andere spullen. Verder heeft verweerder niet kunnen staven dat het hier ging om ‘alle’ persoonlijke spullen van [A] . Ook hier lijdt het bestreden besluit dus aan een motiveringsgebrek.
De nieuwe woning van [A]
24. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de nieuwe woning van [A] nog niet bewoonbaar was. Ook voert hij aan dat eiseres, tot aan het moment van het huisbezoek, niet had aangegeven dat [A] feitelijk nog niet was verhuisd naar zijn nieuwe woning. Dit zijn volgens verweerder indicaties dat [A] het uitkeringsadres in die periode nog niet had verlaten.
25. Eiseres heeft tijdens het huisbezoek verteld dat er van alles misging in de nieuwe woning van [A] . Volgens haar heeft [A] smetvrees en om die reden wil hij zijn spullen nog niet naar zijn nieuwe woning overbrengen. Verder heeft zij verklaard dat [A] overwegend bij zijn ouders verbleef en dat hij slechts in de twee nachten voorafgaand aan het huisbezoek op het uitkeringsadres heeft overnacht.
26. Verweerder heeft een standpunt ingenomen over het argument van eiseres dat [A] overwegend bij zijn ouders verbleef. Verweerder heeft zich echter niet uitgelaten over de overige argumenten die eiseres heeft aangedragen ter verklaring van de constatering dat er op het uitkeringsadres spullen van [A] waren aangetroffen en dat [A] nog niet in de nieuwe woning woonde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn conclusie dat [A] nog op het uitkeringsadres verbleef daarom niet mede kunnen baseren op de constatering dat de nieuwe woning van [A] nog niet bewoonbaar was en dat er van hem nog persoonlijke spullen op het uitkeringsadres aanwezig waren.
Slotconclusie
27. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op diverse onderdelen aan een motiveringsgebrek lijdt. Het standpunt van verweerder dat het samenstel van constateringen voldoende is om te onderbouwen dat [A] zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had, kan geen stand houden. Het beroep van eiseres slaagt dan ook en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
28. Omdat de geconstateerde motiveringsgebreken op zo goed als alle argumenten ter onderbouwing van het standpunt van verweerder betrekking hebben, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus of andere manieren van finale geschilbeslechting. Verweerder zal dus met nieuwe/aanvullende motiveringen ten aanzien van deze argumenten moeten komen. Op basis van deze nieuwe/aanvullende motiveringen zal verweerder zich opnieuw moeten uitlaten over zijn conclusies uit het samenstel van de geconstateerde bevindingen. Verweerder dient dit alles uiterlijk zes weken na verzending van deze uitspraak te doen.
29. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is op 17 juli 2020 gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2020:671.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3663)