4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan voor zover het betrekking heeft op het bedrag van € 2.167,85 en zal verdachte hiervan vrijspreken. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs voorhanden waaruit kan worden afgeleid dat verdachte een rol heeft gehad in het witwassen van dit bedrag, meer specifiek bij het pinnen met de pas van [benadeelde 2] zoals de officier van justitie heeft betoogd. Verder acht de rechtbank - met de officier van justitie - niet bewezen dat verdachte handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld en zal verdachte ook hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 primair
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij goed bevriend is met [A] . Op 2 februari 2018 tussen 18.16 uur en 18.17 uur ontving [aangever 1] de volgende WhatsApp-berichten:
"Hoi [A] hier."
"Ik heb een ander toestel me oude toestel is kapot.. Dit is mijn nieuwe nummer"
[aangever 1] heeft het telefoonnummer direct opgeslagen als het telefoonnummer van [A] , mede omdat hij zag dat de profielfoto een hele persoonlijke foto was van een jaar eerder overleden gezamenlijke vriend. Deze foto was, voor zover hij weet, nergens online verschenen en alleen in het bezit van zeer goede vrienden. Degene die zich voordeed als [A] vroeg via WhatsApp of [aangever 1] wat voor kon schieten en stuurde de volgende gegevens:
- "naam: [getuige] , [rekeningnummer ] , 836,88";
- "naam: [getuige] , [rekeningnummer ] , 487,89".
[aangever 1] heeft de bedragen overgemaakt van zijn rekening [rekeningnummer ] . Vervolgens heeft hij naar het oude nummer van [A] gebeld. [A] zei dat hij van niks wist en hem niet om geld had gevraagd.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij van ING Bank N.V. transactiegegevens heeft ontvangen van rekening [rekeningnummer ] op naam van [getuige] . Hij zag dat op 2 februari 2018 creditbedragen van € 836,88 en € 487,89 overgemaakt waren door de heer [aangever 1] vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer ] . Daarna zijn er verschillende opnames geweest voordat er een nieuw bedrag werd ontvangen op de rekening, te weten:
- op 2 februari 2018 bij ING geldautomaat op de Landstraat te Bussum van 250 euro;
- op 2 februari 2018 bij ING geldautomaat op de Marktgracht te Almere van 220 euro;
- op 5 februari 2018 bij betaalautomaat Geldopnamen Bussum te Bussum van 200 euro;
- op 5 februari 2018 bij betaalautomaat Geldopnamen Bussum te Bussum van 200 euro;
- op 5 februari 2018 bij betaalautomaat Geldopnamen Bussum te Bussum van 250 euro.
[getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] heeft gevraagd of hij de bankpas van [getuige] kon gebruiken. [getuige] zei dat dat oké was. Op 2 februari 2018 had [medeverdachte 1] de pas in zijn bezit.
[getuige] heeft ook de pincode aan hem gegeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij is benaderd door een paar jongens met de vraag of hij geld wilde verdienen. Hij heeft een rol gespeeld in het regelen van pinpassen. Hij kreeg dan een bericht dat er een pasje geregeld moest worden en dan deden ze dat. Hij vroeg pasjes aan anderen. Ook werd hij gestuurd om geld op te nemen. Hij kreeg berichten dat er gepind moest worden en dan deden ze dat. Met de pasjes zijn verkeerde dingen gepind. Als hij geld pinde, mocht hij een deel houden en de rest ging naar degene die het geld op de rekening had gestort. Hij heeft het pasje van [getuige] gehad en heeft daarmee gepind.
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij op 10 februari 2018 omstreeks 17.00 uur een bericht ontving via WhatsApp. Ze herkende het telefoonnummer niet, maar zag dat de profielfoto een foto was van haar nichtje [B] . Er werd gezegd dat zij ( [B] ) haar telefoon in het water had laten vallen en dat zij daarom een ander nummer had. Kort daarop werd gevraagd of [aangeefster 1] geld kon overmaken. Ze moest € 726,88 en € 854,99 overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer ] . De naam die erbij stond was [C] . [aangeefster 1] stuurde een betalingsbewijs naar het nummer.
Aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard dat iemand zich op 10 februari 2018 heeft uitgegeven als haar persoon via WhatsApp en haar nicht heeft overgehaald om 1500 euro te storten.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij van ING Bank N.V. transactiegegevens heeft ontvangen van rekening [rekeningnummer ] op naam van [C] . Hij zag dat er op 12 februari 2018 creditbedragen van € 854,99 en € 726,88 verwerkt waren die afkomstig waren van mevrouw [aangeefster 1] . Daarna zijn er de volgende opnames geweest vanaf de rekening voordat er een nieuw bedrag werd ontvangen op deze rekening:
- op 10 februari 2018, omstreeks 17.16 uur bij een ING geldautomaat op de Koopmanstraat te Almere van 250 euro;
- op 10 februari 2018, omstreeks 17.17 uur bij een ABN Amro geldautomaat te Almere van 250 euro;
- op 10 februari 2018. omstreeks 17.21 uur bij betaalautomaat JHG Almere te Almere van 500 euro;
- op 10 februari 2018, omstreeks 17.22 uur, bij betaalautomaat JHG Almere te Almere van 500 euro;
- op 10 februari 2018, omstreeks 18.22 bij betaalautomaat JC Holding BV Bussum van 70 euro;
- op 11 februari 2018, omstreeks 15.22 uur bij ING geldautomaat op de Diagonaal te Almere van 60 euro.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij onderzoek heeft gedaan naar gegevens uit de telefoon van verdachte. Hij zag dat verdachte in zijn chats de naam [bijnaam] gebruikte. [verbalisant 1] zag een relevante chat in WhatsApp tussen verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer] . De letterlijke berichten, waarbij de andere persoon wordt aangeduid als NN, luiden als volgt:
10-02-2018
21:43:46 uur [medeverdachte 1] : wollah teh jij
21:43:48 uur [medeverdachte 1] : hebt
21:43:53 uur [medeverdachte 1] : 100 meer
21:43:54 uur [medeverdachte 1] : dan mij
21:50:52 uur NN: Ga zo kijken denk het niet man
21:51:13 uur NN: Niet vergeten dat je die 50 aan me gegeven hebt
21:51:15 uur NN: Jij 20
21:52:57 uur NN: Ja man maar b
21:53:04 uur NN: 750
21:53:26 uur [medeverdachte 1] : is 7 helft van 7 isa 350 dus had drie baar
21:53:41 uur [medeverdachte 1] : kie gekregen van jou plus nog die 70-20 is 50
21:53:51 uur [medeverdachte 1] : b
21:54:25 uur [medeverdachte 1] : timer
21:59:14 uur [medeverdachte 1] : si
11-02-2018
13:19:41 uur [medeverdachte 1] : hmm ik kan met een halfuurtje bewegen
13:19:46 uur [medeverdachte 1] : dan moet je opme wachten
13:19:51 uur [medeverdachte 1] : miss zak ik ook iets
13:22:35 uur NN: Ai doe wel lens want er word gedjoent nu ook
13:22:48 uur [medeverdachte 1] : dii
13:46:11 uur [medeverdachte 1] : hoi
13:55:20 uur [medeverdachte 1] : eey
13:57:18 uur NN: Sjeuw
13:57:33 uur NN: Uur later
13:57:38 uur NN: Ga al get gaan zelfs
14:04:54 uur NN: Moet gwn kk halfuur wachten
14:04:55 uur [medeverdachte 1] : aii.
Verdachte heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij de pas van [C] . Dit ging net als bij anderen.
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij op 17 februari 2018 een WhatsApp-bericht van zijn dochter [D] kreeg. Ze vroeg of hij geld wilde overmaken. Haar telefoon was namelijk in de wasmachine geraakt en daardoor onbruikbaar geworden. Ze gaf aan dat het nummer haar nieuwe nummer was en dat hij haar oude nummer kon verwijderen. ' [D] ' vroeg of [benadeelde 1] € 628,88 wilde overmaken naar: [getuige 2] , IBAN: [rekeningnummer ] . Dit heeft hij gedaan.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij van ING Bank N.V. transactiegegevens heeft ontvangen van het rekeningnummer [rekeningnummer ] op naam van [getuige 2] , geboren op [2003] . Hij zag dat op (de rechtbank begrijpt:) 17 februari 2018 een bedrag van 628,88 euro naar de rekening was overgemaakt door de heer [benadeelde 1] . Na deze transactie werden de volgende bedragen van de rekening gehaald:
- op 17 februari, omstreeks 18.30 uur, met pasnummer 2 bij een ING geldautomaat op het Bijlmerplein van 250 euro.
- op 17 februari, omstreeks 18.32 uur, bij een ABN AMRO geldautomaat te Amsterdam van 250 euro.
[getuige 2] , geboren op [2003] , heeft verklaard dat hij zijn pinpas aan [getuige] heeft gegeven. Hij denkt dat hij ook zijn pincode heeft gegeven. Op de dinsdag na zaterdag 17 februari 2018 kreeg hij zijn pas weer terug.
[getuige] heeft verklaard hij voor [medeverdachte 1] aan [getuige 2] heeft gevraagd zijn (de rechtbank begrijpt:) pinpas af te geven. Ze zijn naar de Big Bazaar gegaan om die pas af te geven aan [medeverdachte 1] .
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij op 8 maart 2018 om 20.19 uur via WhatsApp een berichtje kreeg van iemand van wie hij dacht dat het zijn zus [E] was. Bij het nummer stond een profielfoto van zijn zus. Zijn 'zus' stuurde dat ze een ander nummer had omdat zij was overgestapt van provider. Hij was ervan overtuigd dat hij met zijn zus aan het praten was. Zijn 'zus' vroeg of hij voor haar betalingen kon doen. Ze gaf aan dat ze geen geld kon overmaken omdat ze problemen had met haar internetbankieren. De betalingen die zij moest doen, moesten voor 21.00 uur betaald zijn. [aangever 2] heeft gezegd dat hij betalingen voor haar kon voorschieten. Hij kreeg toen via WhatsApp de volgende gegevens door:
- " [medeverdachte 2] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 851,95 euro";
- " [medeverdachte 2] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 611,25 euro".
[aangever 2] heeft de betalingen overgemaakt en pdf-bestanden gestuurd als bewijs van overschrijving. Om 21.26 uur kreeg hij weer een berichtje van zijn 'zus' met de volgende gegevens om nogmaals twee betalingen te doen:
- " [naam] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 624,15 euro";
- " [naam] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 402,85 euro".
Deze betalingen heeft hij ook gedaan en wederom pdf-bestanden (de rechtbank begrijpt:) gestuurd als bewijs van betaling. Op 9 maart 2018 kreeg hij weer een berichtje van zijn 'zus'. Ze zei dat ze nog een rekening had gevonden en dat deze rekening voor 12.00 uur betaald moest zijn. [aangever 2] kreeg de volgende gegevens door: " [naam] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 1.245,25 euro". Om 09.38 uur heeft hij een pdf-bestand gestuurd als bewijs van betaling. Om 12.23 uur kreeg [aangever 2] weer een bericht van zijn 'zus' met een verzoek tot betaling met de volgende gegevens: " [naam] , AN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 825,15 euro". Om 13.52 uur heeft [aangever 2] een pdf-bestand gestuurd als bewijs van betaling. Om 14.39 uur kreeg hij wederom het verzoek van zijn 'zus' om twee betalingen te doen met de volgende gegevens:
- " [medeverdachte 2] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 515,05 euro";
- " [medeverdachte 2] , IBAN: [rekeningnummer ] , t.n.v. [E] , 507,95 euro".
Om 15.34 stuurde hij pdf-bestanden als bewijs van betaling.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij van ABN AMRO BANK NV transactie-gegevens heeft ontvangen van het rekeningnummer [rekeningnummer ] op naam van [naam] . Hij zag dat op 9 maart 2018 bedrag van 1245,25 euro werd bijgeschreven op het rekeningnummer en dat dit bedrag afkomstig was van het rekeningnummer [rekeningnummer ] op naam van [aangever 2] . Vervolgens werden de volgende bedragen afgeschreven:
- op 9 maart 2018 omstreeks 12.02 uur een bedrag van 1200 euro bij een geldautomaat van ABN Amro aan het Zuideinde 13-17 te Almere met pasnummer [pasnummer] ;
- op 9 maart 2018 omstreeks 12.03 uur een bedrag van 20 euro bij een geldautomaat van ABN Amro aan het Zuideinde 13-17 te Almere met pasnummer [pasnummer] ;
- op 9 maart 2018 een bedrag van 7,50 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer ] op naam van [naam] ;
- op 9 maart 2018 een bedrag van 15 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer ] op naam van [naam] ;
- op 12 maart 2018 een bedrag van 2,5 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer ] op naam van [naam] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij onderzoek heeft gedaan naar gegevens uit de telefoon van [medeverdachte 3] . Hij zag dat [medeverdachte 3] in zijn chats de naam [bijnaam] gebruikte.
[verbalisant 1] zag een relevante chat in WhatsApp tussen [medeverdachte 3] en contactpersoon [contactpersoon] , hem ambtshalve bekend als een bijnaam van het broertje van [medeverdachte 3] . [verbalisant 1] zag dat [contactpersoon] op 9 maart 2018 om 9:21:04 uur een foto stuurde van een ABN Amro bankpas op naam van [naam] met rekeningnummer [rekeningnummer ] . Om 09:21:49 uur stuurde [bijnaam] een spraakmemo en hoorde [verbalisant 1] [bijnaam] zeggen: "ik kom naar osso moet je die spa brengen naar die bushalte wanneer ik er ben, ik zit al in die bus, ga ik meteen door".
Ook zag [verbalisant 1] in de telefoon van [medeverdachte 3] een gesprek tussen [medeverdachte 3] en [F] met het telefoonnummer [telefoonnummer] . De inhoud van de gesprekken was als volgt:
09-03-2018
(…)
1:01:21 uur [bijnaam] : Kon niets pinnen
(…)
8:53:22 uur [F] : Hij was niet geactiveerd
(…)
Om 8:53:27 uur stuurde [bijnaam] een spraakmemo waarop [verbalisant 1] het volgende hoorde:
" Ik heb het al gefixt man broertje, ik ga nu die andere 5 b klemmen". Om 8:53:42 uur stuurde [bijnaam] opnieuw een spraakmemo waarop [verbalisant 1] hoorde: "Ja man hij was niet geactiveerd zei die kil, nu heeft hij het geactiveerd die ene mattie van mij heeft 5 geklemd en uh hij heeft het overgeboekt naar een anders spaar van mij en die ga ik ook klemmen".
(…)
9:10:03 uur [bijnaam] : Ik laat me bradda pica sturen green
9:10:46 uur [F] : Ja maar anders kan je niet trekken pa
[verbalisant 1] zag dat door [bijnaam] om 9:18:57 uur [bijnaam] een foto werd verstuurd van (de rechtbank begrijpt: een pas van de) ABN Amro op naam van [naam] met rekeningnummer [rekeningnummer ] . Om 9:22:29 uur stuurde [F] een spraakmemo waarop [verbalisant 1] hoorde: "ai si, ja toch, ik ga nu die 12 zetten op die green".
(…)
9:25:55 uur [bijnaam] : Hieveel min
9:25:57 uur [bijnaam] : Staat het
(…)
9:26:13 uur [F] : Ik laat nee eten
9:26:20 uur [F] : Je weten als je muur moet
(…)
[verbalisant 1] zag dat [bijnaam] om 12:12:12 een foto stuurde met een bankpas van [medeverdachte 4] met rekeningnummer [rekeningnummer ] en een bankpas van [G] met rekeningnummer [rekeningnummer ] .
(…)
12:18:18 uur [F] : Welke
12:19:25 uur [bijnaam] : [medeverdachte 4]
(…)
16:17:57 uur [bijnaam] : Gooi maar op die van [G]
(…)
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij onderzoek heeft gedaan naar gegevens uit de telefoon van verdachte. Hij zag een relevante chat in Whatsapp tussen verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer] . [verbalisant 1] zag dat dit gesprek overeenkwam met een gesprek uit de telefoon van [medeverdachte 3] . [verbalisant 1] zag de volgende gesprekken:
09-03-2018
(…)
9:11:15 uur [medeverdachte 3] : Er gaat 12
(…)
9:11:18 uur [medeverdachte 3] : Op green vallen
(…)
10:30:27 uur [medeverdachte 3] : Er is 12 al gegooid
10:30:32 uur [medeverdachte 3] : Om twaalf staat het er
(…)
11:07:38 uur [medeverdachte 3] : We zijn snel auto
(…)
11:13:42 uur [medeverdachte 3] : Ben bijna bij jou.
(…)
[medeverdachte 4] heeft, toen hij op 19 maart 2018 aangifte deed van fraude en verduistering van zijn pinpas, verklaard dat hij op 7 maart 2018 aan [medeverdachte 5] heeft gevraagd aan wie [medeverdachte 5] zijn pinpas had gegeven. Op 9 maart 2018 omstreeks 07.00 uur zag [medeverdachte 4] dat hij 7 berichten had ontvangen van [medeverdachte 5] van de vorige avond. Hij las dat hij snel moest reageren omdat er niet gepind kon worden met zijn pinpas. Hij moest zijn pinpas nog activeren. [medeverdachte 4] heeft dit direct gedaan en dit doorgegeven via WhatsApp aan [medeverdachte 5] . Verdachte vroeg hem of er nog geld op zijn rekening stond en hoeveel dat was. [medeverdachte 4] zag dat er 1027 euro op mijn rekening stond en schrok daarvan. Hier zat geen of weinig geld van hemzelf bij. Hij stuurde een bericht naar [medeverdachte 5] met het bedrag. [medeverdachte 5] stuurde hem een foto van een bankpas met de vraag of hij 520 euro naar [rekeningnummer ] op naam van [G] wilde overmaken. [medeverdachte 4] heeft dit overgemaakt. [medeverdachte 5] vroeg hoeveel geld hij op een dag kon opnemen. [medeverdachte 4] zei dat het 250 euro was. [medeverdachte 4] las dat [medeverdachte 5] zei dat de rest van het geld op zijn rekening dezelfde dag en de dag erna (zaterdag 10 maart 2018) gepind zou worden. Omstreeks 09.00 uur was [medeverdachte 4] op school en stuurde hij [medeverdachte 5] een WhatsApp bericht. [medeverdachte 5] vroeg of er al gepind was. [medeverdachte 4] zag dat er 250 euro was gepind. Hij ging naar de aula om verdachte te laten zien dat er gepind was en hij zag dat [medeverdachte 5] hiervan een foto maakte via Snapchat. Om 20.15 uur zag hij dat er nog meer geld gestort was en er ook weer af gepind was. Op 14 maart 2018 is [medeverdachte 1] langsgekomen en zag [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 1] zijn pinpas teruggaf aan zijn vader.
[medeverdachte 5] heeft op 16 juli 2018 verklaard dat hij ongeveer drie maanden eerder de pinpas van [medeverdachte 4] onder zich heeft gehad. [medeverdachte 1] had gevraagd of hij zijn pinpas mocht lenen omdat hij zelf geen pinpas had en hij geld moest storten. [medeverdachte 5] liet weten dat hij die dag zijn pas niet bij zich had. [medeverdachte 1] vroeg of hij [medeverdachte 4] wilde vragen of hij zijn pas mocht lenen. [medeverdachte 5] heeft vervolgens de pas van [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] gebracht. De volgende dag vroeg [medeverdachte 1] wat [medeverdachte 4] zijn limiet was, of [medeverdachte 4] internetbankieren had om over te maken en nog meer vragen. Toen heeft [medeverdachte 5] een screenshot van zijn vragen op snapchat gemaakt en doorgestuurd naar [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] stuurde een foto van een pas van [G] naar hem en hij zei dat [medeverdachte 4] het geld moest overmaken naar die pas omdat zijn limiet niet hoog genoeg was. Toen heeft [medeverdachte 5] dat doorgestuurd naar [medeverdachte 4] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van [medeverdachte 4] enkele bankafschriften waren gevoegd van zijn rekening [rekeningnummer ] . Hij zag dat er op 9 maart 2018 bedragen van 402,85 en 624,15 euro waren bij geschreven afkomstig van de heer [aangever 2] met rekeningnummer [rekeningnummer ] en dat diezelfde dag de volgende bedragen waren afgeschreven:
- een bedrag van 520,00 euro via internet bankieren naar [rekeningnummer ] . Deze overschrijving betreft de overschrijving naar [G] zoals omschreven in de aangifte van [medeverdachte 4] ;
- een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.37 uur bij een ING bank geldautomaat aan het Noordeinde te Almere.
[verbalisant 1] zag dat er vervolgens op 9 maart 2018 op de rekening een bedrag van 825,15 euro werd bij geschreven afkomstig van de heer [aangever 2] met rekeningnummer [rekeningnummer ] en dat diezelfde dag is afgeschreven:
- een bedrag van 200,50 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.01 uur, bij een betaalautomaat bij de MH SHOP 1 in Hilversum;
- een bedrag van 400,50 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.08 uur, bij een betaalautomaat bij de MH SHOP 2 in Hilversum;
- een bedrag van 105 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.19 uur, bij een betaalautomaat bij [winkel] in Hilversum;
- een bedrag van 89,97 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.21 uur bij een betaalautomaat bij GM609 in Hilversum;
- een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.37 uur bij ING geldautomaat aan het Noordeinde in Almere;
- een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.40 uur bij een geldautomaat van de ABN Amro in Almere.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van [medeverdachte 4] camerabeelden waren geleverd van de MH-shop in Hilversum. Hij heeft deze camerabeelden bekeken en uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen. De camerabeelden begonnen op
9 maart 2018, omstreeks 14.07.03 uur. Hij zag toen twee jongens voor de toonbank staan, van wie hij er één herkende als [medeverdachte 1] , geboren op [2001] te [geboorteplaats] . [verbalisant 1] herkende hem aan zijn huidskleur, de stand/vorm van zijn neus, zijn kaaklijn, zijn lichte snor, stand van zijn oren en kapsel. Hij zag dat de andere jongen om 14:07:24 een pinpas pakte, deze in het pinautomaat stopte, de pincode intoetste en de pas vervolgens wegstak. De medewerker legde vervolgens vier stapeltjes met twee briefjes van 50 euro op de toonbank, totaal 400 euro. De jongen pakte de stapeltjes en liep weg met [medeverdachte 1] .
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij naar diverse winkels heeft gebeld waarvan hij op de rekeningafschriften van zijn zoon [medeverdachte 4] zag waar wat gekocht was. Dit betrof een pet en schoenen bij [winkel] . Dit bedroeg samen 105,00 euro. Dit bedrag werd gepind op 9 maart 2018 te 14:19 uur. De beelden van de personen die pinden bij de MH-shop, heeft hij naar [winkel] gestuurd.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van [medeverdachte 4] een e-mail was gevoegd. Hij zag dat daarin het volgende stond:
Ik kan u zeggen dat die 2 jongens van de camerabeelden inderdaad de jongens zijn die
in onze vestiging in Hilversum een Dsquared2 pet hebben gekocht.
Met vriendelijke groet,
[aangeefster 3]
[winkel] [woonplaats] "
[verbalisant 1] zag dat er een foto van een pet was bijgevoegd.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op (de rechtbank begrijpt:) 10 juli 2018 in de woning van [medeverdachte 1] een pet heeft aangetroffen. Deze pet was identiek als de pet welke aangeschaft werd door vermoedelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bij [winkel] te [woonplaats] .
Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was tijdens de aankoop van de pet bij [winkel] en dat die pet later bij hem is gevonden. Hij wist dat de pas, waarmee degene met wie hij was afrekende, niet van diegene zelf was.
Bewijsoverweging feit 1 primair en feit 2 primair
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. Er is geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juni 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2018, genummerd PL0900-2018059671-4, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 559 en 560.